Verbintenissenrecht (CIVR1-VBR)
Week 1
Verbintenissenrecht ziet op de rechtsverhouding van mens tot mens. Het verbintenissenrecht bevat
voornamelijk regelend (aanvullend) recht, en is dynamisch van aard. Verbintenissenrecht is bij
uitzondering dwingend, als (a) de belangen van een der partijen in het nauw dreigen te komen of (b)
de positie van derden op het spel staat.
Verbintenissenrecht is voornamelijk geregeld in boeken 6,7,7a en 8.
Verbintenis= een vermogensrechtelijke rechtsbetrekking tussen 2 of meer personen waar de een
recht heeft op iets waar de ander tot verplicht is.
Verbintenissen komen voort uit overeenkomsten of uit wet of uit het stelsel van de wet.
op grond van de wet kunnen onrechtmatige daden of rechtmatige daden voor een verbintenis
zorgen.
Een verbintenis is altijd afdwingbaar, behalve natuurlijke verbintenissenHR goudse bouwmeester
Rechtshandeling dit is een handeling die gekenmerkt wordt door het ermee beoogde
rechtsgevolg. (Gevolg vernietigbaar)
Je hebt 2 soorten rechtshandelingen:
1. Eenzijdige rechtshandeling, deze wordt tot stand gebracht door één persoon en hier zijn 2
vormen van
a. eenzijdige niet-gerichte rechtshandeling bijv. het maken van een testament,
aanvaarding of verwerping van een nalatenschap (gevolg nietig)
b. eenzijdige gerichte rechtshandeling deze wordt weliswaar door 1 persoon tot stand
gebracht, maar die tot een of meer bepaalde andere personen wordt gericht (bijv. opzegging
huurovereenkomst, ontslag, buitengerechtelijke vernietiging van een rechtshandeling)
2. Meerzijdige rechtshandeling, deze wordt tot stand gebracht door 2 of meer personen. De
verreweg belangrijkste groep binnen de meerzijdige rechtshandelingen wordt gevormd door
een overeenkomst.
Een rechtshandeling vereist een wil die zich door een verklaring openbaart (3:33 bw). En volgens art.
3:35 BW wordt daarnaast een waarde toegekend aan het bij de wederpartij (/geadresseerde)
opgewekte vertrouwen. Wil en de verklaring noem je de wilsverklaring
Een rechtshandeling komt tot stand op het moment waarop de wilsverklaring haar werking verkrijgt
(bijv. moment van wilsuiting, verzending, ontvangst of vermenging).
Art. 3:34 BW geeft aan hoe een geestelijke gestoorde (je bent je niet bewust van wat je aan het doen bent, dit
kan alles zijn bijv. dronken, enorme emotie, etc) kan aantonen dat een met de verklaring overeenstemmende
wil ontbrak. Hij moet het volgende bewijzen:
1. Het bestaan van een blijvende of tijdelijke stoornis van zijn geestvermogens op het moment
waarop de verklaring werd afgelegd (zwakzinnigheid, hypnose, etc)
2. Verband tussen stoornis en verklaring
- De stoornis belette een redelijke waardering van de betrokken belangen.
of
- De verklaring werd onder invloed van de stoornis gedaan.
Art. 3:35 BW is toepasbaar in alle gevallen, waarin bij een eenzijdige gerichte of meerzijdige
rechtshandeling discrepantie is toegestaan. Het beschermt de geadresseerde of de wederpartij indien
er aan de volgende eisen is voldaan:
1. Een verklaring of gedraging van A (‘toedoen van A’) schijn
2. B vatte deze verklaring/gedraging op als een tot hem gerichte verklaring van een bepaalde
strekking (subjectief criterium) dus subjectief vertrouwen is er vertrouwd op het aanbod?
3. De opvatting van B kwam overeen met de zin die hij in de gegeven omstandigheden
redelijkerwijs aan A’s verklaring/gedraging mocht toekennen (objectiverend element)
objectief vertrouwen wat vindt een gemiddeld mens ervan
,Als aan deze 3 eisen is voldaan kan er geen beroep worden gedaan op het ontbreken van een met de
verklaring overeenstemmende wil.
Gevolg de rechtshandeling is krachtens art. 3:35 jo 3:33 BW geldig tot stand gekomen.
Discrepantie wil en verklaring
1. Hierbij stemmen de wil en verklaring niet overeen.
2. Het kan ook zijn dat de wil en verklaring wel overeenstemmen maar dat er sprake is van een
geestelijke stoornis.
Discrepantie kan als:
Vergissing/verspreking of verschrijving verklaring wordt onjuist overgebracht
Misverstand verklaring wordt door partijen verschillend opgevat = HR Bunde/ Erkens
Afdwaling verklaring richt zich tot een verkeerd persoon
Rechtshandeling is nietig, tenzij wederpartij een beroep kan doen op gerechtvaardigd vertrouwen
(3:35 BW)
Rubricering van de nietigheid
1. Onderverdeling naar de wijze van intreden
a. Nietigheid van rechtswege (ook wel nietigheid). Zij bestaat uit enkele kracht der wet en
moet door de rechter ambtshalve worden toegepast ook zonder dat op de nietigheid een
beroep wordt gedaan.
b. Vernietigbaarheid. De rechtshandeling is geldig totdat de tot vernietiging bevoegde zich in
of buiten rechte op de vernietigbaarheid beroept. Na de vernietiging wordt de
rechtshandeling geacht altijd nietig te zijn geweest.
2. Onderverdeling naar de gevolgen
a. Absolute nietigheid (hoofdregel) op de nietigheid kan door en tegen eenieder een
beroep worden gedaan.
b. Relatieve nietigheid (uitzonderingsgevallen) de nietigheid werkt slechts ten gunste of
ten nadele van bepaalde personen.
Directe (onmiddellijke) vertegenwoordiging: iemand die daartoe de bevoegdheid heeft verricht een
rechtshandeling in naam van een ander (in naam van de principaal), met het effect dat de beoogde
rechtsgevolgen niet voor hemzelf, maar voor die ander intreden (HR Kribbebijtersarrest)
De belangrijkste gevallen voor directe vertegenwoordiging zijn:
1. Wettelijke vertegenwoordiging (ouder, voogd, curator, bewindvoerder)
2. Vertegenwoordiging van een rechtspersoon door zijn bestuurder (vereniging, n.v, b.v, stichting)
3. Vertegenwoordiging op grond van volmacht
4. Vertegenwoordiging door zaakwaarneming
Indirecte (middellijke) vertegenwoordiging: in dit geval verricht de tussenpersoon in eigen naam
een rechtshandeling voor rekening van een ander. De Rechtsgevolgen treden slechts in voor de
tussenpersoon en niet voor de achterman.
Volmacht dit is de bevoegdheid, die een volmachtgever aan een ander – gevolmachtigde –
verleent, om in zijn naam rechtshandelingen te verrichten art. 3:60 lid 1 BW. Als je je hier niet aan
houdt dan overschrijd je de grenzen van de volmacht en is er geen overeenkomst
3:70 kan een rol spelen als de derden schade lijdt
Art. 3:72 BW geeft aan wanneer een volmacht eindigt, dit is in de volgende gevallen:
Dood, ondercuratelestelling, faillissement of schuldsanering van/bij de volmachtgever
Dood, ondercuratelestelling, faillissement of schuldsanering van/bij de gevolmachtigde
Herroeping door de volmachtgever
Opzegging door de gevolmachtigde
Bekrachtiging is geregeld in art. 3:69 BW. Een onbevoegd in zijn naam verrichte rechtshandeling kan
door de pseudo-vertegenwoordigde worden bekrachtigd. Het gevolg hiervan is dat de
rechtshandeling hetzelfde gevolg heeft als zij gehad zou hebben als deze met volmacht zou zijn
verricht. Een bekrachtiging is een eenzijdige rechtshandeling, te richten tot de
wederpartij/geadresseerde.
Er zijn 2 mogelijkheden die de persoon die onbevoegd handelde heeft:
, 1. Hij kan (zolang nog niet is bekrachtigd) aan de pseudo-vertegenwoordigde te kennen geven
dat hij de rechtshandeling wegens het ontbreken van volmacht als ongeldig beschouwt.
2. Hij kan de pseudo-volmachtgever een redelijke termijn voor de bekrachtiging stellen.
Een verbintenis is een vermogensrechtelijke rechtsbetrekking tussen twee (of meer) personen, waarbij
1 (schuldenaar, debiteur) verplicht is tot een bepaalde prestatie tegenover de ander, die tot de prestatie
gerechtigd is (schuldeiser, crediteur).
Kenmerken 1. Een verplichting van de één. 2. Een daarmee corresponderend vermogensrecht van
de ander.
De (toerekenbare) schending van een verbintenis noemt men ook wel wanprestatie.
Een natuurlijke verbintenis is een rechtens niet afdwingbare verbintenis (art. 6:3, lid 1 BW). Een
natuurlijke verbintenis ontstaan in twee gevallen (art. 6:3, lid 2), dit zijn:
1. Wanneer de wet of een rechtshandeling aan een verbintenis de afdwingbaarheid onthoudt.
Zo blijft bijvoorbeeld na verjaring van een aan een vorderingsrecht verbonden rechtsvordering een natuurlijke verbintenis over.
2. Wanneer iemand jegens een ander een dringend morele verplichting heeft van zodanige
aard dat naleving daarvan, ofschoon rechtens niet afdwingbaar, naar maatschappelijke
opvattingen als voldoening van een aan die ander toekomende prestatie moet worden
aangemerkt
Art. 6:1 BW geeft aan dat verbintenissen slechts kunnen ontstaan indien dit uit de wet voortvloeit.
Deze bepaling moet ruim worden opgevat; het is voldoende als het ontstaan van de verbintenis op
enigerlei wijze op de wet is terug te voeren. Als ontstaansbronnen komen in aanmerking:
1. De wet zelf, hierbij zijn de belangrijkste gevallen
a. Onrechtmatige daad (6:162) HEEL BELANGRIJK
b. Zaakwaarneming (6:198)
c. Onverschuldigde betaling (6:203 e.v.)
d. Ongerechtvaardigde verrijking (6:212)
e. Intreden ontbindende voorwaarde en ontbinding wegens contractsschending (6:24 en
6:271)
f. Tekortkoming in de nakoming (6:74 e.v.)
g. Diverse gevallen waarin een regresrecht wordt toegekend (6:10, 6:33, 3:36)
2. Bronnen waarnaar de wet verwijst
a. De wilsverklaringen van de Bij een rechtshandeling betrokken partij
b. Gewoonte
c. Regels van ongeschreven privaatrecht
- redelijkheid en billijkheid
- regels van moraal bij de natuurlijke verbintenis
d. Rechterlijke uitspraken.
3. Het stelsel van de wet.
Obligatoire overeenkomst een overeenkomst in de zin van deze titel is een meerzijdige
rechtshandeling, waarbij een of meer partijen jegens een of meer andere partijen een verbintenis
aangaan.
Een overeenkomst komt tot stand door een aanbod en een aanvaarding (art. 6:217).
Aanbod: In beginsel heeft het doen van een aanbod geen vormvereisten (3:37). De inhoud van een
aanbod wordt bepaald door de wilsvertrouwensleer (3:33, 3:35) (niet te goeder trouw
onderzoekdsplicht HR Hajziani) (een beroep op 3:35 is in strijd met de redelijkheid en billijkheid
geestelijke stoornis + geen nadeel tegenover ernstige gevolgen HR Westhoff/ spornssen). Het aanbod
is in beginsel eenzijdige gerichte rechtshandeling. Zodra het aanbod aanvaard wordt, bestaat er een
overeenkomst. Een aanbod MOET duidelijk zijn en dus duidelijk zijn wat het aanbod inhoudt (art.
6:227 BW).
Een aanbod kan door 3 dingen vervallen dit zijn:
1. Door herroeping art. 6:219 BW
intrekking (3:37, lid 5 BW) er komt geen rechtshandeling tot stand
bij herroepen komt er wel een rechtshandeling tot stand.