Luuk van Harten
Fiscale aspecten
College + aantekeningen
,Week 1 Inleiding belastingrecht
->Waarom belastingen?
- De belastingen zijn een belangrijk gedeelte van de overheidsinkomen. Deze belastingen
hebben voor de overheid twee verschillende functies:
o Budgettaire functie: het financieren van de overheidstaken
o Regelende / regulerende functie: het simuleren van bepaald bedrag, het
ontmoedigen van bepaald gedrag en het bereiken van een rechtvaardige
inkomensverdeling
->Wat zijn belastingen?
- Belastingen zijn gedwongen afdrachten aan de overheid die berusten op een
publiekrechtelijke regeling en waartegenover geen rechtstreekse prestatie van de overheid
staat.
->Wie heffen belastingen?
- De overheid heft de belastingen. Echter zijn er verschillende overheden:
o Rijsoverheid
o Provincies
o Gemeenten
o De verschillende schappen (bijvoorbeeld waterschappen)
->De beginselen van belastingheffing
De belastingdienst dienst zich in de uitvoering van haar werkzaamheden te gedragen als een
behoorlijk bestuurder: de Algemene Beginselen Behoorlijk Bestuur (a.b.b.b.):
- Het vertrouwensbeginsel: een belastingplichtige moet erop kunnen vertrouwen dat de
belastingdienst (de inspecteur) zijn toezeggingen nakomt.
- Het gelijkheidsbeginsel: gelijke behandeling door de belastingdienst (de inspecteur) in gelijke
gevallen. Gelijke gevallen moeten hetzelfde behandeld worden.
- Het motiveringsbeginsel: de gronden voor een bepaald besluit van de inspecteur van de
belastingdienst dienen te worden vermeld. Het moet voor jou duidelijk zijn waarom je iets
moet (bijvoorbeeld belasting betalen). Zonder deze duidelijke motivering kan je namelijk
geen bezwaar maken, want als de motivering er niet is, is er geen grond voor het bezwaar. →
je kan alleen bezwaar maken als er een motivering aanwezig is.
Naast de a.b.b.b. zijn er ook een aantal beginselen te onderscheiden waar de belastingheffing op
gestoeld is:
- Het legaliteitsbeginsel: er moet een wettelijke grondslag zijn voor de belastingheffing. Dit
houd in dat als de wet het zegt, is het zo.
- Het beginsel van fiscale neutraliteit: het is niet van belang voor de belastingdienst hoe de
belastingplichtige aan zijn inkomen komt. Als je, je belasting maar betaald.
- Het draagkrachtbeginsel: er wordt bij belastingheffing rekening gehouden met de
draagkracht van de belastingplichtige. Dit houd in dat hoe meer je verdient, hoe meer
belasting je dient te betalen.
- Het profijtbeginsel: Naarmate een belastingplichten meer voordeel heeft van zaken die de
overheid voor haar rekening neemt, moet hij daar meer belasting voor betalen dan iemand
die daar geen of minder gebruikt van maakt. Bijvoorbeeld: je koopt een pak melk bij de
supermarkt (9%). Als je meer pakken melk koopt, betaal je ook meer belasting. Als je dit pak
melk helemaal niet koopt, betaal je er dus geen belasting over.
, - Het indemniteitsbeginsel: wie meer schade veroorzaakt moet hier ook meer belasting voor
betalen. Bijvoorbeeld: voor een oude auto betaal je meer belasting dan voor een nieuwe
auto i.v.m. de zuinigheid.
- Het beginsel van de minste pijn: door de manier waarop de heffing van bepaalde
belastingen plaatsvindt, merkt de belastingplichtige niet dat er belasting wordt geheven.
Bijvoorbeeld: bij het doen van de boodschappen, heb je niet door dat je over een pak koekjes
belasting betaald.
- Het beginsel van de bevoorrechte verkrijging: als een belastingplichtige een financiële
meevaller heeft, wil de fiscus daar in meedelen door belasting te heffen. Bijvoorbeeld: indien
je een erfenis krijgt, betaal je hier nogmaals belasting over. Hetzelfde geld voor het winnen
van een groot geldbedrag.
->Indeling van belastingen
1. Directe en indirecte belastingen
a. Directe: de belastingplichtige betaalt belasting (over winst, vermogen en inkomen)
zelf, deze is niet af te wentelen op een ander (bijvoorbeeld IB en VpB). Diegene die
betaald is hierbij ook de afdrager. Een belasting is direct als de wet dit zegt.
b. Indirect: degene bij wie de belasting wordt geheven belast zijn betaling door aan de
ander: belastingplichtige wentelt belasting af op een ander. Als je
inkomstenbelasting doet ben jij de afdrager (OB, accijnzen)
2. Subjectieve en objectieve belastingen
a. Subjectief: er wordt rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de
persoon die de belasting verschuldigd is. Bijvoorbeeld inkomstenbelasting (LB en IB)
b. Objectief: alleen kijken naar object van belastingheffing. Er wordt geen rekening
gehouden met persoonlijke omstandigheden. Bijvoorbeeld overdrachtsbelasting
(OB/accijnzen)
3. Verbruiksbelastingen: het verbruik van goederen of diensten wordt belast. Onderscheid
tussen:
a. Algemene verbruiksbelastingen: dit zijn de belastingen die drukken op alle mogelijke
goederen, bijvoorbeeld BTW
b. Bijzondere verbruiksbelasting: dit zijn de belastingen die drukken op specifieke
goederen, bijvoorbeeld accijnzen
4. Tijdvak- en tijdstipbelastingen: dit zijn belastingen over voordelen die zich in een bepaald
tijdvak of op een bepaald tijdstuk voordoen :
a. Tijdvakbelasting: belastingen over een lange periode, bijvoorbeeld een week, een
maand of een jaar.
b. Tijdstipbelasting: belastingen die je betaald op een bepaald tijdstip, bijvoorbeeld op
1 januari.
->Materieel en formeel belastingrecht
De belastingwetgeving is te onderscheiden in:
- Materieel belastingrecht: hierin staat geregeld wat er daadwerkelijk aan belasting moet
worden betaald. Het zijn de wetten die de bepalingen bevatten over een bepaalde belasting.
Het is als het ware de uitvoering van het formele belastingrecht.
- Formeel belastingrecht: dit zijn de algemene wetten betreft de procedures, bijvoorbeeld de
wijze van belastingheffing, mogelijkheden van beroep, bezwaar, etc.
->Formeel belastingrecht
Vindplaats van het formele belastingrecht:
- Algemene Wet Bestuursrecht (AWB): onder andere bezwaar, beroep en verdere procedures
, - Algemene Wet inzake Rijksbelasting (AWR): dit is de specifieke wetgeving die alleen
betrekking heeft op rijksbelastingen (belastingen die door de rijksbelastingdienst van
rijkswege worden geheven), tenzij in andere wetgeving ook van toepassing verklaard.
->Enkele bepalingen in AWR
- Art 1 AWR: reikwijdte van de wet
- Art 2 AWR: definities van begrippen welke worden gebruikt in de AWR
- Art 4 AWR: het woonplaatsbeginsel. De woonplaats / vestigingsplaats van de
belastingplichtige is leidend voor de belastingheffing.
- Art 5a AWR: Partnerbegrip. Als partner wordt aangemerkt:
o Een echtgenoot
o De ongehuwde meerderjarige person waarmee de ongehuwde meerderjarige
belastingplichtige een notarieel samenlevingscontract is aangegaan en met wie hij
staat ingeschreven op hetzelfde woonadres.
De AWR geeft het recht m.b.t. de NACS en de BES eilanden:
- NACS: Nederland, Aruba Curaçao en Sint Maarten. Dit zijn de landen die compleet
onafhankelijk zijn van Nederland, maar wel afhankelijk zijn van het Nederlandse
belastingstelsel.
- BES: Bonaire, Sint Eustatius en Saba (eilanden). Dit zijn gemeentes van Nederland. Dit
betekend dat hier alles geldt wat in Nederland ook geldt.
->Wijze van belastingheffing
Aanslagbelasting (Art 5 AWR e.v.) en aangiftebelasting (Art 6 AWR e.v.)
- Aanslagbelasting: je doet aangifte, je stuurt het op en dan krijg je een aanslag. Op de
dagtekening van de aanslag (!!) ontstaat de schuld. De schuld ontstaat als je de aanslag
krijgt. De feitelijke belastingschuld wordt vastgesteld door de inspecteur van de
belastingdienst.
o Er is een voorlopige aanslag en een definitieve aanslag. Voorlopig is wat je zelf hebt
opgegeven, dit krijg je 1 op 1 terug in je aanslag. Daarna gaat er iemand van de
belastingdienst kijken of alles klopt en krijg je de definitieve aanslag. Klopt er iets dan
niet, dan krijg je nog een boete.
- Aangiftebelasting: je doet aangifte, en moet zelf uitrekenen hoeveel belasting je moet
betalen of terug kan verwachten. De betaling dient direct te worden voldaan. Zodra je klaar
bent met de aangifte ben je direct belasting verschuldigd. De schuld ontstaat direct.
Bijvoorbeeld omzetbelasting per kwartaal. Bijvoorbeeld de omzetbelasting
Overzicht aanslagbelasting of aangiftebelasting:
Aanslagbelasting (o.a. art 5 AWR e.v.)
- Vaststelling schuld door aanslag
- Belastingplichtige moet aangiftebiljet invullen, maar inspecteur legt aanslag op
- Aangifte- voorlopige aanslag- definitieve aanslag / ambtshalve aanslag
- Voorbeeld: IB en VpB
- Navorderingsaanslag: Art 16 AWR.
Aangiftebelasting (o.a. art 6 AWR e.v.) BTW is een aangiftebelasting
- Vaststelling schuld door aangifte
- Belastingplichtige moet aangifte doen en heeft gelijk inzicht in hoeveel er betaald dan wel
ontvangen wordt.
, - Geen aanslag door inspecteur: er wordt betaald/ontvangen aan de hand van de aangifte. Dit
dient gelijktijdig te gebeuren
- Voorbeeld: OB, LB, OVB
- Naheffingsaanslag: Art 20 AWR
->Mogelijkheden voor vermindering belasting
- Bezwaar bij de belastinginspecteur
- Beroep bij de rechtbank
- Hoger beroep bij het gerechtshof
- Beroep in cassatie bij de hoge raad
->Vastgoed en belastingrecht
- Fiscaliteiten is het geheel aan belastingwetgeving en overige van toepassing zijnde regels
(jurisprudentie etc.). Fiscaliteiten hebben grote invloed op ontwikkelingstrajecten,
vastgoedexploitatie en transacties in het vastgoed. Fiscaliteiten zijn van invloed op elke fase
van de levenscyclus van vastgoed.
->(Materiële) belastingheffing voor vastgoed
Groep 1:
- Belastingheffing bij eigendomsoverdracht of levering van goederen en diensten
Welke belasting? Welke wet?
Overdrachtsbelasting Wet op Belasting van Rechtsverkeer (BRV)
Omzetbelasting Wet op de Omzetbelasting 1968 (OB)
Groep 2:
- Belastingheffing over winst uit inkomen ov vermogen
Welke belasting? Welke wet?
Inkomstenbelasting Wet Inkomstenbelasting 2001 (Wet IB)
Vennootschapsbelasting Wet op de vennootschapsbelasting 1969
(VpB)
Groep 3:
- Belasting van lagere overheden
Welke belasting? Welke wet?
Gemeentelijke belastingen (OZB) Gemeentewet
Wet Waardering Onroerende Zaken