HC1 – THE PROBLEM
Er zijn verschillende manieren om te kijken naar het bewustzijn. Zo kan je aan de hand van
duale procesmodellen kijken naar het bewustzijn. Deze procesmodellen onderscheiden het
lichaam in twee systemen: (1) snel, automatisch, emotioneel en intuïtief en (2) rationeel,
reflectief, langzaam, plannen en problemen oplossen. Systeem 2 probeert als het ware
systeem 1 onder controle te houden. Het bewustzijn kan gekoppeld worden aan systeem 2.
Daarnaast bewustzijn moeilijk te definiëren, ondanks dat veel verschillende vakgebieden zich
ermee bezighouden. Een van de definities is: bewustzijn gaat over hoe het is om te iets te
voelen. Het roept verschillende vragen op:
- De vraag of we wel of niet een vrije wil hebben;
- Religie en spiritualiteit;
- Veranderende bewustzijnstoestanden.
Filosofie van bewustzijn
Dualisme = het lichaam en de geest zijn twee verschillende entiteiten die los staan van
elkaar. Descartes had de overtuiging “Ik denk, dus ik ben”, het feit dat je, op dit moment
denkt en daarom moet je wel bestaan.
- Substantie dualisme = Alles bestaat uit twee entiteiten: het lichaam/materie en de
geest/ziel. De geest kan buiten het lichaam bestaan en het lichaam kan niet denken.
Beide entiteiten kunnen wel met elkaar interacteren. Dit roept de vraag op waar dan
de interactie plaatsvindt tussen fysieke- en niet-fysieke stoffen?
o Kritiek (Gilbert Ryle)
Er werden materiële eigenschappen gegeven aan niet-materiële
dingen;
Gedrag wordt niet veroorzaakt door mentale toestanden, maar
mentale toestanden zijn disposities voor gedrag. De geest is een term
voor hersenfuncties;
Het is verleidelijk om te bedenken dat het leven zich afspeelt in een
Cartesiaans theater, maar dit lost niks op. Als er sprake is van een
scherm en een poppetje die hiernaar zit te kijken, heb je daarna weer
een scherm en poppetje nodig enzovoort (dogma van de geest in een
machine).
- Eigendom dualisme = de werkelijkheid bestaat uit één soort stof, maar deze kan
beschreven worden in zowel fysieke- als mentale termen. Dit zijn dus twee
verschillende dingen, maar ze zijn op een manier toch met elkaar verbonden en
kunnen niet zonder elkaar bestaan;
- Dualistisch interactionisme = geest en lichaam kunnen elkaar causaal beïnvloeden,
maar beide zijn verschillende entiteiten. Hoe ze elkaar kunnen beïnvloeden, is niet
helemaal duidelijk (Popper & Eccles);
- Naturalistisch dualisme = mentale toestanden beïnvloeden fysieke systemen (zoals
de hersenen) op ‘natuurlijke wijze’. Deze theorie is een vorm van eigendom dualisme
(Chalmer).
- Cartesiaans materialisme = dualistisch, maar met een focus op het materialisme. De
geest en de hersenen zijn namelijk nog steeds gescheiden van elkaar, maar de nadruk
ligt op fysieke eigenschappen en de geest is afhankelijk van de fysieke hersenen. Er is
een plaats en tijd waar alles samenkomt en het bewustzijn plaatsvindt, namelijk in
, het Cartesiaans theater. Het bewustzijn is alsof er in je hoofd een soort presentatie
van ervaringen wordt afgespeeld waar je publiek van bent (Dennett);
- Supervenience = het bewustzijn is afhankelijk van fysische eigenschappen. Elke
verandering in het bewustzijn gaat gepaard met een verandering in de hersenen,
maar niet omgekeerd;
Mensen hebben al jaren de neiging om op een dualistische wijze te denken. Hier bestaat ook
een nature-nurture debat over:
- Nature: men is van nature intuïtieve dualisten;
- Nurture: men krijgt het dualistisch denken aangeleerd, omdat de hele cultureel
ermee vol zit. Het is dus niet meer dan logisch dat kinderen dit van jongs af aan
overnemen.
Monist theorieën
Monisme = het lichaam en de geest zijn hetzelfde.
- Fysicalisme/materialisme = alles is fysisch en immateriële eigenschappen komen
voort uit het fysische.
o Epifenomenalisme = fysieke gebeurtenissen veroorzaken mentale
gebeurtenissen, maar mentale gebeurtenissen hebben geen effect op fysieke
gebeurtenissen;
Problemen
Als bewust ervaringen geen effect hebben, zouden we er niet
over mogen spreken;
Als de geest een bijproduct is van de fysieke wereld, maar niet
daadwerkelijk een fysiek zelf, dan is het epifenomenalisme een
soort dualisme.
o Functionalisme = mentale toestanden zijn meervoudig realiseerbaar;
o Identiteitstheorie = mentale toestanden en fysieke toestanden staan in
directe relatie met elkaar. Mentale toestanden zijn identiek aan
hersentoestanden.
- Idealisme = bewustzijn is de ultieme bron van de werkelijkheid, er bestaat niet zoiets
als fysieke dingen. Het fysieke is enkel een projectie van de werkelijkheid. Alles is
bewustzijn;
- Panpsychisme = alle materiële dingen hebben een bewustzijn/mentale eigenschap.
Bewustzijn is een fundamentele eigenschap van het universum, net als energie en
materie;
- Mysterianisme = de vraag van wat bewustzijn is, ligt buiten ons begrip. Ons brein kan
dit niet begrijpen.
- Neutral monisme = de wereld is opgebouwd uit één substantie, maar deze kan niet
worden geclassificeerd als mentaal of fysiek.
Psychologische benaderingen over het bewustzijn
William James was een monist. Volgens hem is er geen geest-stof, omdat het bewustzijn
veranderd kan worden door hersenletsel of drugs. Daarom kwam hij met de term
bewustzijnsstroom om de steeds veranderende stroom van gedachten, ideeën, beelden en
gevoelens te beschrijven.
, - Introspectie (Wilhelm Wundt) gaat over waarnemingen over de eigen ervaring, deze
waarneming bestond uit zintuiglijke elementen en affectieve elementen. Elke bewust
ervaring is afhankelijk van de vereniging van beide elementen.
o Probleem: gedachten en gevoelens kunnen de verslaggeving verstoren en er
is geen objectieve maatstaf om te controleren of de beschrijvingen kloppen.
- Psychofysica bestudeert de relatie tussen fysieke prikkels en rapporteerbare
ervaringen. De Wet van Weber-Fechner werd ontwikkeld en bracht gevoel in
verband met de intensiteit van een prikkel. De geleidingssnelheid van zenuwsignalen
is de snelheid van het denken. Bewustzijn en de interactie tussen fysieke en mentale
processen vindt plaats in de hersenen.
- Behaviorisme (Watson) is de wetenschap van het zintuiglijk waarneembare,
psychologie moest gebaseerd zijn op voorspelling en beheersing van gedrag. Dit was
gebaseerd op klassieke conditionering, herhaling vergroot de waarschijnlijkheid van
gedrag. Dit legde de basis voor operante conditionering, leren is het resultaat van
beloond of gestraft worden voor handelingen. Het menselijk gedrag wordt dus
gevormd door onze geschiedenis van versterkingen.
- Cognitieve psychologie.
- 4E erkende dat hersenen zich altijd in lichamen bevinden en dat lichamen zich altijd in
omgevingen bevinden. Bewustzijn werd begrepen door te kijken naar de interactie
tussen het lichaam en de omgeving.
The explanatory gap (Dennett) = de kloof tussen enerzijds fysieke verschijnselen in de
wereld en anderzijds de bewuste ervaring in mentale termen. Het is dus een kloof tussen de
innerlijke en de uiterlijke wereld.
Makkelijke versus moeilijke problemen (David Chalmers)
- Makkelijke problemen = makkelijk op te lossen problemen door
neurowetenschappen en psychologie, zoals aandacht, taal, perceptie en het
geheugen. Hiervan kunnen beschrijvingen worden gegeven in hersenprocessen;
- Moeilijke problemen = heeft betrekking op ervaring: hoe leiden fysieke processen in
de hersenen tot subjectieve ervaringen? Het is de moderne versie van het geest-
lichaamsprobleem en er is geen wetenschappelijke benadering om dit soort vragen
te beantwoorden.
o Het moeilijke probleem is onoplosbaar. Er is geen fysieke verklaring voor een
mentaal fenomeen. De menselijke intelligentie is niet ontworpen om
bewustzijn te begrijpen;
o Probeer het op te lossen door het in andere woorden te herdefiniëren;
o Splits het moeilijke probleem op in gemakkelijkere delen en los deze
makkelijke problemen eerst op;
o Identificeer eerst andere moeilijke probleem;
o Negeer het moeilijke probleem voorlopig en begin met eenvoudigere
problemen, deze kunnen ons inzicht veranderen over het moeilijke probleem.
Gedachte-experimenten = experimenten waarbij het eigen brein gebruikt kan worden. Deze
experimenten hebben als doel om bepaalde argumenten, concepten of fouten in
argumentaties op te sporen. Ze worden gebruikt om het harde probleem duidelijk te maken
en om het qualia aannemelijk te maken.