Anatomie
College 2: ontwikkeling bouwplan + ectoderm
Aangeboren afwijkingen bij kinderen
ontstaan vooral in de gevoelige periode
van de ontwikkeling van het embryo. In
het plaatje hiernaast is te zien wanneer
de gevoelige periode is van de
verschillende onderdelen van het
lichaam. In het rood is de gevoelige
periode weergegeven.
Gametogenese is het ontwikkelen van
geslachtscellen. Het paarse gebied is
wat er tijdens de puberteit gebeurd.
Jongetjes worden geboren met
stamcellen voor hun spermacellen. De
stamcellen moeten nog door mitotische
en miotische celdeling heen gaan om
haploïde zaadcellen te worden. Meisjes
worden geboren met stamcellen en de
laatste meiose stap vindt pas plaats na
de bevruchting.
De eicel zit in een soort schilletje, namelijk de zona pellucida. Het is een doorzichtig schilletje, wat
wordt weergegeven met de rode rand. De zaadcellen herkennen de eicel en proberen door de schil
heen te komen. Daar hebben ze speciale enzymen voor. Het membraan van 1 zaadcel zal fuseren met
het membraan van 1 eicel, ook al zullen meerdere zaadcellen proberen binnen te komen. Het
membraan van de eicel veranderd dan, dit heet de corticale reactie. Het verandert zo erg dat volgende
zaadcellen niet meer kunnen binden aan de eicel. Tijdens de corticale reactie vindt er een configuratie
verandering plaats van de receptor die op de eicel zit. De zaadcel gebruikt dan de receptor voor het
fuseren. Hierdoor gaat de receptor op slot en kunnen andere zaadcellen niet meer binden.
De kernen gaan dan versmelten en dan ontstaat er een diploïd embryo en dan noemen we ook wel
een zygote. Dit is een eencellige embryo en die gaat dan vervolgens delen. Bij deze celdeling blijft de
grootte van het embryo hetzelfde, ook al ontstaan er meer cellen. Op dit moment zit het embryo nog
in de zona pellucida, waardoor het niet groter kan worden. Dit voorkomt het hechten van het embryo
aan de eileider. Als zaadcellen geen eicel kunnen vinden, dan zwemmen ze verder de buikholte in.
,De bevruchte eicel zit helemaal aan het uiteinde van de eileider. Vervolgens, als die bevrucht is dan
gaat het door de eileider heen richting de baarmoeder. Hier bevindt het embryo zich dus nog in een
schilletje. Als het embryo dan in de baarmoeder terecht komt, dan verliest het zijn schil. Zo kan die
zich dan gaan innestelen in de wand van de
baarmoeder. Het embryo maakt enzymen die de
schil van binnenuit kapot maakt. Dit noemen we
een blastocyst. Als dit te vroeg gebeurt, dan
ontstaat er een buitenbaarmoederlijke
zwangerschap. Alleen de blauwe cellen, de
embryoblasten, gaan bijdragen aan het embryo.
De trofoblast cellen gaan tussen de cellen in zitten van de baarmoederwand cellen. De processen die
ze hier bij gebruiken lijken op tumorcellen die metastaseren. De trofoblast cellen gaan uiteindelijk de
placenta vormen. Het embryo verdwijnt uiteindelijk in de wand van de baarmoeder, uiteindelijk is er
niks meer aan de wand van de baarmoeder te zien. Het kind zit in de wand van de baarmoeder en niet
in de holte.
Als het embryo gaat uitgroeien in de baarmoederwand, dan komt er een extra holte te zitten in het
embryo. Dit is de amnionholte. Het embryo bestaat uit
een epiblast en een hypoblast en de amnionholte heeft
met de epiblasten te maken. De amnionholte waar
amnionvocht in zit (vruchtwater) gaat uiteindelijk
uitgroeien tot de vruchtzak.
Het buccofaryngeale membraan is het membraan wat
uiteindelijk in de buurt van de mond of keel zal
uitkomen. Dit is de kop kant. Het cloacale membraan is
het membraan wat uiteindelijk bij de darmen en urine
wegen terecht komen. Dit is dus de kont kant. Er zit ook een geul en
dit is de primitiefstreep. Daar worden de kiembladweefsels gevormd.
In dit gebied zullen de epiblast cellen tussen de hypoblast cellen gaan
liggen. Als dat gebeurt is dan worden de hypoblasten het endoderm.
Dit proces blijft nog een tijdje door gaan, de epiblast cellen blijven
wegzakken, nu gaan ze alleen tussen het endoderm en de epiblasten
inliggen en de cellen vormen dan het mesoderm. Er blijft dan iets over
van de epiblasten en dat noemen we dan het ectoderm. Dit zijn de
drie kiemlagen en daar worden alle weefsels uit gemaakt. Dit proces
heet gastrulatie en dat is het vormen van die kiemlagen, ook wel
kiembladen.
Het klompje cellen wat zich eerst vormt naar de bevruchting heet de morula. Het delen van de embryo
noemen we klievingsdelingen.
In de mesodermlaag gaat iets differentiëren, namelijk de chorda of chorda dorsalis. Dit is een klompje
cellen is een fabriek van groeifactoren. Er is dan ook een gradiënt van groeifacotren die het meest
hoog is bij de chorda dorsalis. De ectoderm cellen hebben receptoren voor de groeifactoren. Al die
receptoren worden dan bezet met groeifactoren. Dit is in de buurt van de chorda dorsalis, hoe verder
weg van de chorda dorsalis, hoe minder groeifactoren, hoe minder receptoren er bezet raken. Als er
genoeg receptoren bezet zijn, dan gaat het over een drempelwaarde heen en dan gaan de ectoderm
,cellen differentiëren. Meer naar de buitenkanten toe zit
het onder de drempelwaarde en daar differentiëren de
cellen niet. De middelste cellen van het ectoderm
worden dan anders. Ze gaan vervolgens in een soort
gultje liggen, namelijk de neuronalegroeve. Deze groeve
wordt steeds dieper, totdat het aan de bovenkant tegen
elkaar aan komt. De linker en rechterkant gaan dan
fuseren met elkaar tot een buis. De niet-differentiëren
cellen die aan de zijkanten lagen, die worden ook aan elkaar geknoopt waardoor ze een
oppervlaktelaag vormen. Dit is een ingewikkeld proces.
Als de chorda zich splitst, dan ontstaan er twee neuronale
buizen en dus ook twee hoofden. Hier is te zien wat er
allemaal kan gebeuren met de neuronale buis en wat er
allemaal uit kan ontstaan. Aan de craniale kant van de
buis ontstaan de hersenen.
De bovenkant van het plaatje hieronder laat de meest
craniale kant zien en de open kan die onderin zit laat de
meest caudale kant zien. Het voorste gedeelte van de buis wordt dan de prosencephalon, wat de voor
hersenen representeert. Het prosencephalon gaat zich opdelen in twee delen namelijk het
telencephalon en diencephalon. Dit worden onderdelen van de grote hersenen. Het
thombencephalon gaat zich opdelen in het metencephalon en het myelencephalon. Het
myelencephalon is het
verlengde merg, dus de
aansluiting van de
hersenen naar de
ruggenmerg. Uit het
metencephalon komen
de kleinen hersenen en
de hersenstam. De
telencephalon worden
de grote hersenen.
Het meest craniale gedeelte van de buis worden dus de hersenen en de rest van de buis vormen het
ruggenmerg. De buis moet zich sluiten en het sluit zich als eerst in het midden. Eerst wordt het gesloten
aan de craniale kant en dan aan de caudale kant, want er zit dus open stuk aan beide kanten en dat
heet de neuroporus. Dit is de neuroporus anterior (voorkant) en posterior (achterkant).
De spina bifida zit meestal helemaal aan de caudale kant of aan de craniale kant. Een spina bifida is
een openruggetje. Een kind met anencephalie/exencephalie is een kind waarvan de buis niet gesloten
wordt, een open neuroporus anterior, hierbij liggen de
hersenen open en niet ingekapseld door de schedel. Dit is dus
eigenlijk een sluitingsdefect van de neuroporus. Bij de meest
voorkomende spina bifida liggen de wervels niet om het
ruggenmerg heen, waardoor je een bultje krijgt.
Als je twee lagen van epitheel aan elkaar wil laten groeien,
dan heb je een wond nodig. De cellen op de fusie plekken, die
cellen zijn gedifferentieerd tot neuro-epitheelcellen. Dit zijn
, neuronale lijst cellen en we noemen het de
neural crest. Deze cellen gaan het embryo in
en laten daardoor een wond achter. Deze
wond wordt gemaakt en daarbij wordt het
neuroectoderm van de ene kant aan het
neuroectoderm van de andere kant geplakt.
De neuronale lijstcellen gaan ook het hele
perifere zenuwstelsel vormen.
De neuronale lijstcellen zijn erg betrokken bij
de vorming van het hoofd en de hals. De neuronale lijstcellen lopen door de kieuwbogen heen en daar
worden de boven kaak, de onder kaak en het halsgebied uit gevormd. Ze zorgen hier voor de botten,
de spieren, het bindweefsel en de bloedvaten. De neuronale lijstcellen doen dus veel dingen. Ze zitten
niet alleen in het hoofd-hals gebied, maar ook in het bijniermerg, in de myeline schede en in de tanden.
Mensen kunnen een mutatie hebben in hun neuronale lijstcellen hebben, waardoor je dus op heel veel
verschillende plekken defecten kan hebben.
Het mesoderm ontstaat initieel alleen achterin het embryo, maar het moet uiteindelijk in het hele
lichaam komen te zitten tussen het ectoderm en het endoderm. Het verspreid zich over de hele
embryo als een soort stroop die tussen twee lagen doorloopt. Het begint dus aan 1 kant van de embryo
en verspreid zich dan over de hele embryo.
Het ectoderm kan uiteindelijk het zenuwweefsel gaan vormen, maar ook het plaveisepitheel van de
huid en het kubisch epitheel van de klieren. Het mesoderm kan het spierweefsel gaan vormen van het
skelet en het hart, maar het kan ook bindweefsel, botweefsel, bloedcellen (erythorcyten en
leukocyten) en het mesotheel van het buikvlies gaan vormen. Het endoderm vorm de eenlagige
cilindirsche epitheel van de darm, de meerlagige cilindrische epitheel van de trachea en het
overgangsepitheel van de blaas.
Het mesoderm differentieert dus als eerst tot de chorda. Daar is er maar 1 van en de rest van de
structuren bestaan altijd uit twee. Links en rechts van de chorda ligt het paraxiaal mesoderm. Dit zijn
eigenlijk klompjes cellen en dat worden balletjes van cellen en dit noemen we de somieten. In de
embryo worden ongeveer in totaal 88 somieten gemaakt. Naast het paraxiale mesoderm zit het
intermediaire mesoderm. Daar onstaat het urogenitaal stelsel uit. Dit worden de inwendige
geslachtsorganen, de nieren en de blaas. De zijplaat mesoderm zit helemaal aan de zijkant van het
embryo. Hier onstaan gaatjes in en die gaan zich samen voegen tot een holte die het intra-embryonale
coeloom heet. Dit is een holte van de mesoderm. Het mesoderm ligt door de holte tegen het endoderm
aan en dat heet het splanchische mesoderm. Een deel van de mesoderm die om de holte heen ligt, ligt
tegen het ectoderm aan en dit heet het somatische mesoderm.
Het axiale mesoderm, de chorda, gaat de neurale plaat induceren tot een buis. De chorda gaat een
bijdrage leveren aan de tussenwervelschijven. Het bindweefsel wat om de tussenwervelschijf zit,
wordt niet gemaakt door de chorda, maar juist het balletje wat er in zit wat als een soort stress balletje
gezien kan worden. Dit heet de nucleus pulposus. De functie van dat balletje is het dempen van
wervelschokken. Mensen met een hernia hebben een kapotte tussenwervelschijf, waardoor de
nucleus pulposus gaat uitsteken, waardoor de zenuwen beklemd kunnen raken.
Het paraxiaal mesoderm segmenteert tot somieten. De somieten, het klompje cellen, vallen uiteen tot
drie verschillende celtypen, namelijk het dermatoom, het myotoom en het sklerotoom. Hierbij is het
dermatoom het onderhuidse bindweefsel, alleen niet van het gezicht. Het myotoom zijn de
skeletspieren, maar niet die van het hoofd en de hals. Het sklerotoom zijn de botten van het lichaam,