Tentamen Communicatie Theorie
H1 Communicatie
Waar mensen zijn is communicatie. We zijn allemaal meer dan 70% van elke dag bezig met woorden
alleen al, wanneer we praten, luisteren, lezen of schrijven. Ook op straat is communicatie.
1.2 Wat is communicatie?
Communicatie= de uitwisseling van symbolische informatie tussen mensen die zich van elkaars
onmiddellijke of gemedieerde (via medium) aanwezigheid bewust zijn. Deze informatie wordt deels
bewust, deels onbewust gegeven, ontvangen en geïnterpreteerd.
Informatie alles wat de menselijke zintuigen bereikt. Er wordt niks verteld, maar je weet wat er
gebeurt dankzij je zintuigen.
Voorbeeld: je zit in de tuin en je hoort de buren die barbecueën. Je communiceert dit niet met ze,
maar neemt dit waar via je zintuigen; er komt rook over de schutting.
Communicatie er is altijd sprake van signalen (geluiden, beelden) die symbolisch zijn: ze verwijzen
naar iets anders, het bedoelde voorwerp of begrip.
Voorbeeld: het woord boulangerie. Voor mensen die het kunnen lezen is dit communicatie, voor
mensen die het niet kunnen lezen informatie.
Alle gedrag, met en zonder woorden, in aanwezigheid van een ander mens, van wie men zich bewust
is, is communicatie.
Soorten communicatie:
1. Interpersoonlijke communicatie= communicatie tussen personen. Mensen zijn in elkaars
nabijheid. Ze kunnen elkaar zien of horen. Ze weten dat degene met wie ze praten binnen
gehoorsafstand is. Als de communicatie via een hulpmiddel verloopt, zoals e-mail, telefoon of
internet, spreken we van gemedieerde interpersoonlijke communicatie.
2. Massacommunicatie= is er altijd een medium: graffiti, tentoonstelling, krant, televisie, boeken,
homepage en weblog. Ook is massacommunicatie openbaar, voor iedereen toegankelijk of
waarneembaar. Zender zendt boodschap naar grote groep mensen. En er is een afstand in
ruimte of tijd tussen de communicerende partijen; er is geen feedback. Men is zich bewust van
de mogelijke aanwezigheid.
3. Intrapersoonlijke communicatie= communicatie binnen de persoon. Praten met jezelf, in
gedachte of hardop.
Verschil tussen interpersoonlijke communicatie en intrapersoonlijke communicatie
Interpersoonlijke communicatie de communicatie tussen twee personen (bijv. twee collega’s).
Intrapersoonlijke communicatie communicatie binnen de persoon (bijv. praten tegen jezelf).
Twee aspecten van een boodschap:
1. Inhoudsaspect is de letterlijke inhoud van de woorden, de brief of het gebaar dat grootte of
richting aanduidt.
2. Betrekkingsaspect is alles wat aangeeft hoe die inhoud moet worden opgevat, hoe de één de
relatie met de ander ziet wil dat de ander reageert. Non-verbaal. Zijn verzoeken /bevelen.
,Het gaat bij communicatie niet om voorwerpen, maar om symbolische geluiden/afbeeldingen.
Betekenissen komen uit de ervaring. Ze zijn aangeleerd maar individueel van aard, aangezien geen
twee mensen volledig gelijke ervaringen hebben. Een aantal betekenissen delen mensen wel, als ze
in hetzelfde taalgebied en dezelfde (sub)cultuur opgegroeid zijn, er wonen en werken, in een gelijke
levensfase zijn en van dezelfde generatie, maar volledig gelijk zullen ze nooit zijn.
Er zijn drie communicatiemotieven:
1. Biologische (eten, drinken, slapen, seks)
Primaire lichamelijke behoeften; alle niet-sociale motieven, ze leiden wel tot sociale interactie.
Men communiceert om primaire lichamelijke behoeften te bevredigen: voedsel, drinken,
beschutting, onderdak. Of ze communiceren om aan middelen te komen om die behoeften
mee te bevredigen: andere mensen, geld, materialen.
2. Interpersoonlijke (aandacht, veiligheid, agressie, liefde,)
Secundaire lichamelijke behoeften; sociale behoeften en behoeften aan aandacht. Het gaat
mensen altijd om erkenning, invloed en genegenheid.
3. Maatschappelijke (behoefte aan macht, toezicht op omgeving)
Samenwerking tussen groepen voor de maatschappij. Dit leidt tot zelfbeeld voor een groep.
Gemeenschap handelt in communicatie met een andere gemeenschap vanuit haar zelfbeeld.
Laswell onderscheidt 3 functies van communicatie in de maatschappij:
1. Toezicht op en bewaking van de omgeving, om de leden van een gemeenschap opmerkzaam
te maken op kansen en gevaren.
2. Het met elkaar in verband brengen van de onderdelen van de gemeenschap, om te kunnen
reageren op de omgeving.
3. De overdracht van de sociale erfenis van de generatie op de andere.
De indeling van Schutz
Schutz heeft een indeling van sociale basisbehoeften ontworpen; het gaat mensen altijd om
erkenning, invloed en genegenheid. Kunnen aangegeven worden met:
- Binnen of buiten – de mate waarin men elkaar als persoon erkent.
- Boven of onder – de invloedsverdeling tussen de betrokkenen.
- Dichtbij of veraf – de genegenheid die men al dan niet over en weer toont.
Basisbehoeften volgens Maslow:
- Lichamelijke behoeften; het orale gedragssysteem (honger), het anale (uitscheiding),
en het seksuele, afhankelijkheid en agressie (biologisch)
- Behoefte aan veiligheid en zekerheid; aandacht (meest centrale behoefte)-> zonder is
persoonlijkheidsstoornis. Alle sociale contacten worden beheerst door vertrouwen en
wantrouwen. Behoefte aan aandacht 1e sociale motief voor communicatie. Aandacht voor
lichamelijke en geestelijke groei (interpersoonlijk)
- Behoefte aan ‘ergens bij horen’ en aan liefde (sociaal contact)
- Behoefte aan waardering en erkenning
- Behoefte aan zelfontplooiing
, Maslow meende dat mensen in deze volgorde aan hun behoeften proberen tegemoet te komen.
Men moet de meer fundamentele, lichamelijke behoeften bevredigen voordat men zich druk gaat
maken om sociale behoeften en de behoefte aan zelfontplooiing.
Communicatie ontstaat tijdens de verzorging van het jonge kind. Van bevrediging lichamelijke
behoeften naar interpersoonlijke behoeften. De hulpeloosheid van een baby brengt de meeste
mensen ertoe het te gaan verzorgen= object van liefde. Objecten verschillen (tuin, kind). De
overeenkomsten/beïnvloedingsmiddelen zijn hulpeloosheid en beloning groeien.
Transactie elk contact tussen mensen, een ruil; materiële/niet materiële goederen. Je wint erbij.
Contact tussen volwassenen (kennissen, vrienden) zijn eigen keuze.
Voorbeeld: de moeder voedt haar kind. Het kind staakt het gehuil en drinkt tevreden. Het kind krijgt
een gevoel van veiligheid.
Communicatie en zelfbeeld
Het zelfbeeld berust op communicatie. Ouders (aandacht), vriendjes, onderwijzers en andere
volwassenen zijn van belang bij vorming van zelfbeeld. Door ervaring met anderen aanvaard je jezelf
zoals zij je beschrijven (eigenwaarden kan stijgen of dalen). Hoe mensen met anderen communiceren
hangt af van zelfbeeld en eigenwaarden. Interpersoonlijke communicatie vervormt, verandert en
ondersteunt het zelfbeeld.
Villard en Whipple noemen 5 veronderstellingen over het zelfbeeld en identiteiten, waaruit het
zelfbeeld is opgebouwd:
- Identiteiten zijn in de persoon opgenomen interpretaties van culturele of groepswaarden.
De cultuur en het gezin waarin men opgroeit bepalen dus hoe men zichzelf kan zien. De
generatiekloof zou overbrugbaar zijn, als verschillende waarden door de oudere en jongere
generatie niet worden ervaren als deel van hun persoon.
- Men leert het zelfbeeld aan tijdens een doorgaand sociaal leerproces, vooral door
communicatie met anderen.
- Identiteiten zijn observeerbaar.
Alle gedragingen hebben informatieve waarden. Kleding, uiterlijk, etc.
- Het zelfbeeld is veranderlijk.
Mensen, ervaringen. Zelfbeeld verandert langzamer dan het eigen gedrag en de werkelijkheid
‘buiten’.
- Anderen moeten het zelfbeeld voor zijn voortbestaan ondersteunen.
Communicatie tussen mensen dient vooral om de identiteiten van de betrokkenen te
ondersteunen. Bevestiging zelfbeeld ben je zelfverzekerd.
1. Eigen ik is vertrekpunt voor alle handelingen.
2. Zelfbeeld is slechts abstract, onzichtbaar.
3. Zelfbeeld bevat tegenstrijdigheden en onnauwkeurigheden.
4 factoren voor onnauwkeurige informatie:
1. Niemand is instaat de ander objectief te zien; elk oordeel is vermengd met vooroordeel en
gekleurd door eigen levenservaringen.
2. Slechts zelden zeggen mensen concreet en nauwkeurig wat ze van een ander vinden en
waarom ze dat vinden.