Samenvatting staatsrecht.
,Hoofdstuk 1 uit boek ‘Praktisch staatrecht’.
Paragraaf 1.1 De Nederlandse staat.
De kenmerken van een staat zijn:
1. Hoogst gezag
2. Gemeenschap van mensen
3. Grondgebied
(4. Erkenning )
Grondgebied < Het territorium kent grenzen die soms na talloze oorlogen tot stand zijn
gekomen en in een verdrag met buurlanden is vastgelegd.
Zeewater (vroeger drie zeemijl, nu 22km) en luchtruim horen ook bij het grondgebied
van de staat. De staat heeft exclusieve zeggenschap op en over zijn gehele grondgebied.
Gemeenschap < Wordt gevormd door mensen die daartoe behoren vanwege hun
afstamming of door eigen verzoek de nationaliteit van de staat hebben verkregen.
Nationale symbolen zoals een vlag en een volkslied. Door de onderlinge verbondenheid
wordt de gemeenschap een volk oftwel een natie.
Gezag < Gericht op het scheppen en handhaven van orde en recht. Alleen het hoogste
gezag van de staat mag geweld gebruik = geweldsmonopolie.
Staat
Het gezag in de staat, Het land,
oftwel overheid het grondgebied van de staat
Soeverein Zelfstandige en ondeelbare eenheid.
Zelfstandig drager van rechten en plichten en als staatsmacht
Rechtspersoon optreden in het juridisch verkeer binnen Nederland en in contact
met andere staten.
Hoofdlijnen van het staatsrecht:
Inrichting van de staat en verdeling van bevoegdheden.
Rechtspraak en rechtsbescherming tegen de overheid.
Handhaving individuele vrijheden van de burgers.
Totstandkoming, gelding en handhaving van het recht.
Totstandkoming van het Koninkrijk der Nederlanden:
Nederlandse kolonië waren:
Nederlands-Indië, Suriname en de zes eilanden van de (toenmalige) Nederlandse
Antillen: Aruba, Bonaire, Curacao, Saba, Sint Eustatius en Sint Maarten.
BES-eilanden < Bonaire, Sint Eustatius en Saba.
,Het Statuut is een staatsregeling waarin afspraken zijn vastgelegd over de onderlinge
verhoudingen in het Koninkrijk en de samenwerking.
Rijkswet = Wetten die van toepassing zijn in het gehele Koninkrijk.
Paragraaf 1.2 Nederlanders en vreemdelingen.
Burgers die tot een bepaalde staat behoren, hebben de nationaliteit van die staat. Dit
geeft hun belangrijke voordelen ten opzichte van vreemdelingen.
Rechtspositie = het geheel van rechten en plichten.
De rechtsgevolgen van het Nederlanderschap:
1. Nederlanders hebben vrije toegang tot Nederland en mogen hier vrij verblijven.
2. Het Nederlandse Wetboek van Strafrecht is ook (grotendeels) van toepassing op
Nederlanders die buiten het territorium van het Koninkrijk bepaalde misdrijven
plegen. De wet heeft exterritoriale werking.
3. De Nederlander die in het buitenland gevangen wordt genomen, geniet
diplomatieke bescherming, dat wil zeggen dat vertegenwoordigers van
Nederland zich ervoor zullen inzetten dat hij door de buitenlandse staat goed
wordt behandeld en proberen om Nederlanders hun straf in Nederland te laten
uitzitten.
4. Nederlanders worden niet aan andere staten uitgeleverd, als niet zeker is dat zij
na hun veroordeling hun straf mogen uitzitten in Nederland.
5. Nederlanders vallen op grond van het zogeheten personeel statuut in de Wet
algemene bepalingen ook in het buiteland onder het Nederlandse erfrecht en
personen-en familierecht.
6. Nederlanders hebben het recht om onder anderen de leden van de Tweede
Kamer, de volksvertegenwoordiging, te kiezen (actief kiesrecht) en kunnen zelf
gekozen worden als Kamerlid (passief kiesrecht).
7. Sommige openbare functies kunnen alleen door Nederlanders worden vervuld.
Bijvoorbeeld: burgemeester of rechter of een vertrouwensfunctie als ambtenaar.
8. Nederlanders kunnen aanspraak maken op voorzieningen of uitkeringen zoals:
bijstand, kinderbijslag en huurtoeslag.
Een vreemdeling heeft de eerste zeven rechten niet en de laatste alleen als hij
rechtmatig in Nederland verblijft.
Nederlanderschap wordt allereerst doorgegeven door de ouders.
Kinderen van Nederlandse ouder en kinderen van de derde generatie (dit zijn
kinderen van wie de niet-Nederlandse ouders ook in Nederland zijn geboren uit hier
woonachtige vreemdelingen) krijgen automatisch de Nederlandse nationaliteit.
Niet-Nederlandse jongeren tussen de 18 en 25 jaar die sinds hun geboorte in
Nederland hebben gewoond, tweede generatie, kunnen Nederlander worden door
een optieverklaring af te leggen op het gemeentehuis in hun woonplaats.
Vreemdelingen die meer dan vijf jaar legaal in het Koninkrijk hebben gewoond, of al
drie jaar getrouwd zijn met een Nederlandse partner, en 18 jaar of ouder zijn kunnen
bij de minister van Veiligheid en Justitie een naturalisatieverzoek indienen en
hiermee het Nederlanderschap verkrijgen.
,Hoofdregel verkrijgen Nederlanderschap: afstand doen van oorspronkelijk nationaliteit.
Waarom? Wanneer iemand meerdere nationaliteiten heeft kan hij aanspraak doen op
rechten uit diverse landen.
Identificatieplicht > Het moeten aantonen van je nationaliteit doormiddel van:
Documenten - paspoort of rijbewijs.
Vreemdelingendocumenten - visum of verblijfsvergunning.
Een vreemdeling in Nederland heeft een andere rechtspositie dan een Nederlander.
Voor vreemdelingen geldt het koppelingsbeginsel < De rechten van een vreemdeling zijn
dus gekoppeld aan zijn rechtmatig verblijf. Een vreemdeling die niet rechtmatig in
Nederland verblijft kan, behalve in uitzonderingsgevallen, geen aanspraak maken op de
toekenning van verstrekkingen, voorzieningen en uitkeringen zoals bijstandsuitkering.
Visum = hiermee verleent Nederland toestemming aan een vreemdeling om gedurende
korte tijd in Nederland te verblijven. Deze zogenoemde vrije termijn bedraagt maximaal
drie maanden.
Machtiging tot voorlopig verblijf = voor een langer verblijf, bijvoorbeeld voor werk,
studie of gezinshereniging.
Verblijfsvergunning = dit kan daarna worden aangevraagd, wordt altijd afgegeven onder
de beperking, dat wil zeggen voor het doel van het verblijf.
Op grond van afspraken in het EU-Verdrag gelden voor staatsburgers van de andere
staten van de Europese Unie minder strenge regels voor toegang en verblijf in
Nederland > Unieburgerschap:
- Er is geen visumplicht.
- Hun vrije termijn is zes maanden.
- De drempels voor een langer verblijf zijn lager dan voor vreemdelingen.
Voor asielzoekers gelden niet dezelfde toegangsregels als voor de reguliere
vreemdelingen.
Verblijfsvergunning asiel = Aanvragen in een Nederlands aanmeldcentrum. Aan de
asielprocedure gaat een rust- en voorbereidingstermijn van zes dagen vooraf, daarna
volgt de algemene procedure van maximaal 8 dagen waarin duideliljk wordt of het
verzoek om asiel kans van slagen heeft. Wanneer er meer tijd nodig is dan geldt de
Verlengde Asielprocedure die enkele maanden kan duren. Asielzoekers die een
gegronde vrees hebben wordt in het Verdrag betreffende de status van vluchteling als
(Verdrags)vluchteling beschouwd.
Een verblijfsvergunning wordt alleen verleend:
.. als Nederland hiertoe verplicht is vanwege een verdrag.
.. als met de aanwezigheid van de vreemdeling een wezenlijk Nederlands belang is
gediend.
.. als er klemmende redenen zijn van humanitaire aard (ziekte of hereniging).
,Paragraaf 1.3 Bronnen van staatsrecht.
De rechtsregels die het staatsgezag en de organisatie van de staat vastleggen, worden
constitutie of staatsregeling genoemd.
Het Statuut voor het Koninkrijk > regelt de organisatie van het Koninkrijk en de
onderlinge verhoudingen en samenwerking tussen Nederland en de overzeese delen van
het Koninkrijk.
De Grondwet > regelt de inrichting en het functioneren van de Nederlandse staat en de
staatsorganen en de verdeling van de staatsmacht. Regering wordt gevormd door
Koning en ministers. De regering en Staten-Generaal stellen gezamenlijk wetten vast. Dit
zijn de formele wetgevers = wet in formele zin.
(Organieke) wetten en besliten, reglementen > als de Grondwet bepaalt dat iets (nader)
geregeld moet worden in een wet in formele zin, een wet dus van de regering en de
Staten-Generaal, dan spreken we van een organieke wet.
Gewoonterecht > als een bepaald gebruik waarvan men vindt dat het juridisch gezien zo
hoort, een zekere tijd voortduurt. Bijvoorbeeld: vertrouwensregel.
Verdragen en Europese maatregelen > regels van verdragen die rechtstreeks van
toepassing zijn in Nederland. Ook verordeningen en de rechtstreeks werkende Europese
richtlijnen.
Jurisprudentie > rechtersrecht, uitspraken over een bepaald geschil.
, Hoofdstuk 2 Grondrechten in Nederland uit boek ‘Praktisch staatrecht’.
Paragraaf 2.1 Grondrechten.
Ieder mens heeft bepaalde rechten die horen bij het mens-zijn. Dit zijn mensenrechten,
ook wel grondrechten genoemd. Deze grondrechten zijn onvervreemdbaar < kunnen
niet worden overgedragen aan een ander.
Geïnspireerd door de Bill of Rights uit Amerika, met daarin onvervreemdbare rechten
als ‘life, liberty and the pursuit of happiness’ en in Frankrijk de Déclaration des Droits de
l’Homme et du Citoyen, die was gebaseerd op het uitgangspunt ‘liberté, egalité et
fraternité. Hierdoor zijn er in Nederland vanaf 1814 steeds meer grondrechten op
verschilende plaatsen in de Grondwet vastgesteld.
Grondrechten kunnen worden verdeeld in twee groepen:
Klassieke Waarborgen de vrijheden van burgers die de overheid moet
grondrechten respecteren, waardoor voor de burger een staatsvrije sfeer wordt
gewaarborgd. Waarborgsnormen en vrijheidsrechten.
Vormen een opdracht voor de overheid om ervoor te zorgen dat er
Sociale sociale gerechtigheid heerst in de samneleving en dat iedere burger
grondrechten beschikking heeft over voldoende gezondheidszorg, onderwijs en
inkomen zodat hij zichzelf kan ontplooiien. Instructienormen.
Klassieke grondrechten in de Grondwet: art. 1 tot art. 18 Grondwet.
Sociale grondrechten in de Grondwet: art. 19 tot art. 23 Grondwet
Grondrechten in verdragen en in de Grondwet:
Klassieke grondrechten: BUPO, EVRM, IVUR, VN-Vrouwenverdrag, Verdrag tegen
foltering, IVRK, Grondwet.
Sociale grondrechten: ESH, ECOSOC, IVRK, Grondwet.
Internationaal Verdrag inzake
VN-Vrouwenverdrag de uitbanning van alle vormen
ESH Europees Sociaal Handvest van discriminatie van vrouwen.
Internationaal verdrag inzake Verbod op foltering op
ECOSOC economische, sociale en culturele Verdrag tegen foltering wrede, onmenselijke of
rechten. vernederende behandeling
of bestraffing
BUPO Internationaal verdrag inzake
burgerrechten en politieke Internationaal Verdrag inzake de rechten van
IVRK het Kind.
rechten
Verdrag tot bescherming
EVRM
van de Rechten van de Mens en de
fundamentele vrijheden. Grondwet
IVUR Internationaal verdrag
inzake de uitbanning van
rassendiscriminatie