H5 Geheugen
5.1 Wat is het geheugen?
Het geheugen is elk systeem (mens, dier of apparaat) dat informatie codeert, opslaat en
terughaalt. Het geheugen van een mens is een cognitief geheugensysteem dat informatie krijgt
van zintuigen en een gedeelte daarvan omzet in betekenisvolle patronen die opgeslagen
kunnen worden voor eventueel later verbruik. Er wordt ten onrechte gedacht dat het geheugen
van een mensen op dezelfde manier functioneert als een videocamera, wat impliceert dat het
volledig en waarheidsgetrouw alles vastlegt wat we meemaken. In plaats daarvan moet het
geheugen gezien worden als een interpretatief systeem dat informatie opneemt en bepaalde
details verwijdert en de rest in betekenisvolle patronen reorganiseert. Lege plekken worden
ingevuld zoals je denkt of wil dat het was en niet zoals het feitelijk is gebeurd. Het grootste
deel van de tijd werkt dit zo goed, dat je het niet eens door hebt. Het geheugen werkt over het
algemeen het nauwkeurigst bij het vastleggen van informatie: waaraan we aandacht hebben
besteed, die ons interesseert, die ons emotioneel raakt, die aansluit bij eerdere ervaringen en
die we repeteren. Het informatieverwerkingsmodel is een cognitieve benadering van het
geheugen, die de nadruk legt op de wijze waarop informatie systematische verandering
ondergaat bij het coderen, opslaan en terughalen ervan. Bij dit verwerkingsmodel ligt de
nadruk er eveneens op dat het geheugen functioneel is, dat het nuttige functies voor ons
uitvoert. De 3 essentiële functies van het geheugen zijn coderen, opslaan en terughalen.
Coderen is de eerste elementaire functie van het geheugen. Heeft te maken met het omzetten
van informatie in een vorm die het beste in het geheugensysteem past. Hiervoor moet je eerst
een stimulus selecteren en identificeren. Als je dit allemaal hebt uitgezocht, plak je in
gedachten een label op de ervaring om deze betekenisvol te maken. Tijdens elaboratie, actief
herhalen door verbanden te leggen, wordt nieuwe informatie gekoppeld aan informatie die
reeds in je geheugen ligt opgeslagen. Opslaan is de tweede elementaire functie van het
geheugen. Heeft te maken met het langdurig bewaren van gecodeerd materiaal. Terughalen is
de derde elementaire functie die van het geheugen. Heeft te maken met het lokaliseren en
weer in het bewustzijn terugbrengen van informatie uit het geheugen. Als je een juist
gecodeerde herinnering hebt, duurt het slechts een fractie van een seconde om de informatie te
vinden. Helaas werkt het terughalen niet altijd goed, door het menselijk geheugensysteem
soms fouten maakt, de informatie vertekent of soms volkomen tekortschiet.
5.2 Hoe vormen we herinneringen?
Om informatie onderdeel te laten worden van je permanente geheugen, moet het 3 stadia
doorlopen: het sensorisch geheugen, het werkgeheugen en het langetermijngeheugen. Dit
driestadiamodel, ontwikkeld door Richard Atkinson en Richard Shiffrin, is wat anders dan de
3 essentiële taken van het geheugen. Beelden, geluiden, geuren, texturen en andere
sensorische indrukken blijven slechts een paar seconden in het sensorisch geheugen hangen.
Het sensorisch geheugen is het eerste stadia, waarin de sensorische indrukken van stimuli
korte tijd worden bewaard of geregistreerd; ook wel sensorisch register genoemd. Dit gebeurt
meestal onbewust. Het werkgeheugen is het tweede stadia, met een zeer beperkte capaciteit.
Zonder repeteren worden indrukken van pas waargenomen gebeurtenissen of ervaringen op
zijn hoogst een minuut bewaard. Het selecteert informatie uit het sensorisch geheugen en
verbindt die met items die al in het langetermijngeheugen zijn opgeslagen. Oorspronkelijk
was dit het kortetermijngeheugen, maar deze term is niet volledig correct. Het
langetermijngeheugen (LTG) is het derde stadia, met de grootste capaciteit en waar informatie
het langst wordt vastgehouden. In welk deel van het langetermijngeheugen de informatie