1.1 : Weg met de democratie, lang leve de filosoof
Plato: leerling van Socrates.
Plato heeft een dualistisch mensbeeld: mens bestaat uit veranderlijk lichaam en onveranderlijke ziel.
Ziel bestaat uit rede, wilskracht, begeerte.
Plato vindt dat de rede de baas moet zijn over wilskracht en begeerte.
Mensen laten zich leiden door 1 van die 3.
Heersers: meest door rede (moeten dus land besturen).
Wachters: meest door wilskracht (land verdedigen).
Arbeiders: meest door begeerte, leveren een belangrijke bijdrage aan samenleving; zijn de arbeiders.
Plato’s staat wordt bestuurd door koning-filosofen: opgeleid in de wetenschap van het regeren.
Gevaar: Corruptie en nepotisme (vriendjespolitiek). Plato heeft voorzorgsmaatregelen.
• Koning-filosofen baden niet in luxe, hebben wel macht.
• Koning-filosofen mogen geen langdurige liefdesrelatie, voorplanten kan dmv door de staat
georganiseerde seksuele ontmoetingen, kinderen worden opgevoed door de staat.
• Arbeiders kunnen luxe vergaren maar nooit politieke invloed.
Mensen kunnen toch ontevreden zijn maar hier heeft hij een nobele leugen voor bedacht. Namelijk dat bij
de geboorte van een baby de ziel wordt vermengd met goud, zilver of brons/ijzer. Heb je goud dan hoor je
bij de leiders, zilver hoort bij de verdedigers en brons/ijzer is een arbeider. De bewakers/soldaten bepalen
bij elk geboren kind in welke klasse die hoort.
1.2 Dahl: kritiek op de koning-filosoof
Dahl is het eigenlijk alleen eens met Plato’s idee dat de staat niet door iedereen even goed bestuurd kan
worden. Verder is Dahl het niet met Plato eens.
Volgens ‘De staat’ (werk van Plato) zijn er 3 deugden die een filosoof moet hebben (combi van aanleg en
training) om geschikt te zijn als koning. Het gewone volk heeft dit niet. Dahl is het hier niet mee eens.
1. Morele kennis: weten wat juist is. Het gewone volk vindt het al lastig om te bepalen wat goed is
voor henzelf, laat staan wat goed is voor de samenleving.
2. Morele houding: de wil om het goede na te streven. Gewone mensen kiezen toch voor wat hen het
meest oplevert.
3. Technische kennis: de kennis om te weten hoe je het goede kunt bereiken. Gewone mensen weten
niet wat goed beleid is.
Hierom is een bestuur van koning-filosofen beter dan een democratie.
Wat vindt Dahl hiervan?
De democratie hoeft niet verworpen te worden omdat de 3 deugden ontbreken onder het volk.
Voorstanders van de democratie vinden ook dat niet iedereen over de 3 deugden beschikt.
Niet iedereen mag stemmen, in sommige landen mochten vrouwen tot voor kort niet stemmen en kinderen
mogen nergens stemmen. Er werden/worden dus groepen uitgesloten omdat zij niet de vermogens
hadden/hebben om rechtvaardige beslissingen te nemen.
,Plato stelt dat het bestuur in handen moet zijn van een minderheid die over alle deugden beschikt.
Dahl vindt dit een overhaaste conclusie en ziet Plato een aantal zaken over het hoofd.
Welke problemen mbt zijn gedroomde samenleving ziet Plato niet, volgens Dahl?
1. Plato maakt geen onderscheid tussen morele en wetenschappelijke kennis. Dahl vindt dat dit twee
verschillende vormen van kennis zijn. wetenschappelijke kennis kan bewezen worden, morele
kennis niet. Dahl zegt dat absolute morele kennis niet bestaat, iets dat Plato de koning-filosofen
wel toedicht.
2. Plato meent dat de wetenschap van regeren bestaat en dus niet iedereen kan regeren en Dahl
vindt ook dat niet iedereen zomaar kan regeren. Plato vond dat alleen geleerde koning-filosofen
kunnen regeren en Dahl vindt ook dat niet 1 iemand over alles kan regeren want een ingenieur
bouwkunde is niet ook een rechtsgeleerde bijvoorbeeld. Dahl vindt dus ook dat technische kennis
nodig is om te kunnen regeren.
3. Maar alleen technische kennis is niet genoeg. Het is wel noodzakelijk. Er is ook een moreel kompas
nodig, want bij ieder besluit moet worden afgewogen of het besluit ook rechtvaardig is.
➔ Als je weet hoe iets moet weet je nog niet of het goed is om te doen.
Dahl: een regering van experts is niet beter dan een democratie.
1.3 Mill: de wijsheid van de massa
Mill: de wijsheid van de massa, bevriend met Jeremy Bentham (grondlegger van utilisme: ethische
opvatting dat al het goede wordt gevonden in zaken die zoveel mogelijk genot brengen). Mill maakt (itt
Bentham) onderscheid tussen lage en hoge vormen van genot. Mill werd verliefd op een getrouwde vrouw,
Harriet Taylor, maar omdat zij niet wilde scheiden (zou teveel ongeluk brengen) zijn zij met z’n drieën gaan
wonen. Mede hierdoor heeft Mill (als parlementslid) al in 1866 een wetsvoorstel ingediend om vrouwen
stemrecht te geven. Heeft toch nog halve eeuw geduurd, ook in NL.
Mill was ook voor het meebeslissen van het volk. Voor goede beslissingen is een grote varia van inzichten
nodig. Mill is voor een representatieve democratie, waarbij de stemmen van sommigen wel wat zwaarder
wegen dan van een ander. Mill vond dat niemand expert kan zijn op alle vlakken maar niemand kan ook
precies weten wat er speelt in een heel land. Ook niet als een alleenheerser een aantal experts in dienst
heeft.
Waarom leidt een democratie tot betere beslissingen leidt dan een bestuur van politieke experts:
1. Dat kan alleen als mensen uit alle lagen van de bevolking deelnemen aan de politieke
besluitvorming.
2. Het meedenkende volk triggert het bestuur om hun beslissingen rationeel te onderbouwen, niet
alleen maar beslissen maar ook kunnen uitleggen waarom ze iets beslissen.
1.3.3 Ongelijk onrecht
1861: vrouwen en de armste mannen hadden geen kiesrecht. Het was nog niet duidelijk wie er stemrecht
zou moeten hebben.
Mill beargumenteert dat universeel stemrecht (los van geslacht/huidskleur) een goed idee was. Hij vond
wel dat stemrecht een machtig instrument was om de arbeider mee te verheffen. In zijn tijd waren er veel
verschillen in opleiding en welvaart dus was het wel verstandig om iedereen een gelijke stem te geven?
Maar het was ook niet eerlijk om iemand geen stem te geven terwijl hij wel deel was van de samenleving
en ook belasting betaalde. Mill stond achter pluraal stemrecht.
, Hierbij had iedereen een stem maar die stem telde mee voor wat hij waard was. Hoe geschoolder je was,
hoe meer je stem meetelde. De stem van een slaaf telde ook voor 3/5. Mill vond dat intelligentie en
onderwijs belangrijker was dan rijkdom en bezit.
Conclusie: alle burgers hebben een stem maar niet alle stemmen wegen even zwaar mee. Anders zouden
de stemmen van een grote groep laaggeschoolden de stemmen van een kleine groep hoogopgeleiden
kunnen overstemmen. (NB: Link naar Trump?)
1.4 Schumpeter: gebrekkige rationaliteit in de politiek
Over hemzelf: geboren in 1883 in Oostenrijk-Hongarije. In 1818 klaar met studeren maar zijn geboorteland
bestond niet meer. De republiek Duits-Oostenrijk vroeg hem als minister van Financien, dit deed hij maar 7
maanden. In jaren 30/40 naar Amerika verhuisd en vroeg zich af wat de wereldpolitiek (kijkend naar
nationaalsocialistisch DL en communistisch SU) ging doen en wat de democratie daarin ging betekenen. Hij
voorspelde dat het kapitalisme aan eigen succes ten onder zou gaan.
Gewone burgers maken, vooral in politieke kwesties, irrationele keuzes. Dit doen ze omdat:
1. Onder invloed van anderen staan (groepsdruk)
2. Een groot deel van hun beslissingen worden gemaakt vanuit het onderbewuste.
Schumpeter is niet tegen de democratie, de democratie kan functioneren maar moet beschermd worden
tegen de irrationaliteit van de burgers. Politici kunnen gekozen worden door het volk maar daarna stopt die
invloed van het volk. Politici (de experts) moeten hun deskundige werk kunnen doen, alleen als ze heel
slecht regeren mogen de burgers een nieuwe regering kiezen.
1.5 Terugblik
Is het klimaatprobleem in betere handen bij een regering van experts dan in een democratie?
Plato: regering van experts, want burger laat zich leiden door begeerte. Koning-filosofen zijn opgeleid om te
regeren maar zijn niet deskundig op wetenschapsgebieden, ze kunnen wel objectieve kennis over morele
oordelen krijgen. Heeft ook weinig vertrouwen in rationaliteit van gewone burgers.
Dahl: democratie. Achter elke politieke beslissing zit een moreel oordeel dus wetenschappers kunnen niet
een land besturen.
Mill: democratie. Experts kunnen nooit de standpunten van alle bevolkingsgroepen meenemen. Hun stem
moet meegenomen worden. Stemmen van hoogopgeleiden tellen wel zwaarder.
Schumpeter: democratie kan tot verstandig beleid voeren maar de burger moet geen verdere invloed dan
het stemmen hebben. De politieke experts moeten hun werk kunnen doen.
Hoe verstandig een democratie is hangt dus af van hoeveel vertrouwen je hebt in 1: de rationaliteit van de
burgers van het land, 2: de waarden vrijheid en gelijkheid.
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper jufmirjam. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €6,49. Je zit daarna nergens aan vast.