Let op! Niet alles staat bij het goede domein vermeld, maar het bevat wel alle
scheikunde stof wat je moet weten voor het examen.
Domein A: Vaardigheden
A10: toepassen van chemische begrippen
Celmembraan: houdt de inhoud van de cel gescheiden van de omgeving.
In de cel zit het cytoplasma: stroperige vloeistof waarin de kern zich bevindt.
Hier verlopen de meeste stofwisselingsprocessen. Stoffen worden omgezet in
deeltjes → onderdelen van de cel gebouwd. Er komt energie vrij en wordt
gebracht naar de plaats waar energie nodig is voor chemische reacties.
De ribosomen in het cytoplasma vormen de eiwitten.
In de celkern bevinden zich de chromosomen.
Bouw van het celmembraan
Het is opgebouwd uit een dubbele laag fosfolipiden en bevat daarnaast eiwitten,
koolhydraten en cholesterol.
Fosfolipide: lijkt op triglyceride, het is drie keer veresterd waarvan twee keer
met een vetzuur. De derde is veresterd met een fosforzuur.
Hydrofiele kop: fosfaatgroep en andere polaire groepen.
Hydrofobe staart: vetzuren
Membraaneiwitten zijn receptoren en krijgen informatie. Is vaak stereospecifiek.
Transport van stoffen kan door actief transport en passief transport.
Passief transport: ongeladen moleculen kunnen door de fosfolipidenlagen
diffunderen.
Actief transport: gebeurt door de transporteiwitten. De fosfolipiden stoten de in
water oplosbare stoffen af. Om toch binnen te komen is hier energie voor nodig,
geleverd door ATP. ATP wordt omgezet in ADP.
,Domein B: stoffen en materialen in de chemie
B1: deeltjesmodellen
Microniveau: moleculen en atomen.
Macroniveau: alles wat je kan waarnemen.
Atoommodel van Rutherford
Een atoom bestaat uit een atoomkern (protonen en neutronen) met daaromheen
negatief geladen elektronen. De elektronen vormen samen een elektronenwolk.
- Protonen zijn positief geladen, neutronen zijn neutraal.
Atoomnummer: het aantal protonen in de kern.
Massagetal: som van het aantal protonen en neutronen.
De lading van een proton is 1,62 x 10-19 C.
- Is gelijk aan de elementaire ladingseenheid of het elementair
ladingskwantum.
-
Isotopen: als het atoomnummer gelijk is maar het massagetal verschillend.
Atoommodel van Bohr
Elektronen bevinden zich in bolvormige banen, elektronenschillen. Elektronen in
dezelfde schil hebben dezelfde afstand tot de kern.
Elektronenconfiguratie: verdeling van de elektronen over de schillen. Elke schil
kan een verschillend aantal elektronen bevatten.
- Schillen: K, L, M, N, O, P, Q
- → maximaal aantal
elektronen in de schil
Periodiek systeem
- Binas tabel 99.
- Horizontale rij: periode
- Verticale kolom: groep
Er zijn metalen (gele hokjes), niet-metalen (oranje) en de metalloïden, door hun
eigenschappen staan ze tussen de metalen en niet-metalen.
,Groep 1: alkalimetalen
Groep 2: aardalkalimetalen
Groep 17: halogenen
Groep 18: edelgassen
Elektronenconfiguratie: het nummer van de periode geeft het aantal schillen aan
en de groep hoeveel elektronen in de buitenste schil.
Systematische naamgeving: naamgeving voor stoffen.
- Alkylgroepen: vertakkingen. (methyl 1C, ethyl 2C, propyl 3C ect.)
- Naamgeving doe je met binas tabel 66D. Zoek de langste keten, is het
vertakt/onvertakt en dan van onder naar boven de zijgroepen.
- Let op komt een zijgroep vaker voor gebruik dan voorvoegsels!
Alkenen: hebben een dubbele binding in de structuur. C nH2n. Schrijf dan een aan
de uitgang van de naam en geef de plaats van de dubbele binding aan met een
cijfer.
Alkadieen: als er twee dubbele bindingen in een molecuul optreden. C2H2n-2.
Alkyn: koolwaterstof met een drievoudige binding. CnH2n-2.
Cycloalkanen: in het skelet zit een ring. CnH2n.
Aromaten: benzeenring. Stamnaam benzeen.
Voorvoegsel fenyl-: de benzeenring zit in de zijgroep van een molecuul.
Karakteristieke groep: bepaalt bij welke klasse een stof hoort. De karakteristieke
groep met de hoogste prioriteit heeft de hoofdgroep en bepaalt het
achtervoegsel.
- Stoffen met dezelfde karakteristieke groep vormen een klasse.
Klassen:
- Halogeenatomen: vormen altijd een zijgroep en krijgen in de naam een
voorvoegsel.
- Esthers -C-O-C-, eenvoudigste heten alkoxyalkanen. De alkoxy groep
vormt altijd een zijgroep en in de naam dus een voorvoegsel.
- Alcoholen -OH, Eenvoudigste zijn de alkanolen. Is het de hoofdgroep → -ol,
zijgroep hydroxy-.
- Alkanolen en alkoxyalkanen zijn isomeer.
- Fenolen, de -OH-groep is direct aan de aromatische ring verbonden.
- Aldehyden, achtervoegsel -al en voorvoegsel -oxo.
, - keton, , achtervoegsel -on, voorvoegsel -oxo.
- Carbonzuur , achtervoegsel -zuur, als dat niet kan wordt er
carbonzuur gebruikt.
- Aminen, , achtervoegsel -amine, voorvoegsel amino-
Aminozuren: hebben een amino en zuurgroep in het molecuul. Binas tabel 67C1.
- Esters, , kan je bereiden uit een carbonzuur en alcohol hierbij
ontstaan dan ….oaat, hierbij reageert de ester met water →
hydrolysereactie.
- Voor de naamgeving wordt het losse C-atoom met een alkylgroep
aangeboden en het zuur met oaat.
Oliën: vloeibaar bij kamertemperatuur. Vetten zijn vast. De meeste vetten en
oliën zijn tri-esters van glycerol → triglyceriden.
- Zie Binas.
Octetregel: elk atoom heeft acht valentie-elektronen en voldoet aan de
edelgasconfiguratie.
Covalentie: hoeveel bindingen een atoom kan aangaan.
Lewisstructuur: als je in de structuurformule van een molecuul alle valentie-
elektronen tekent.
- Elektronen komen altijd in tweetallen voor: elektronenpaar.
Bindend elektronenpaar: gemeenschappelijk elektronenpaar van een
atoombinding.
Niet-bindende of vrije elektronenparen: alle overige valentie-elektronen. Geef je
met twee stippen weer.
Lewisstructuren opstellen
1) Teken de structuurformule waarbij je rekening houdt met de covalentie
2) Zoek in binas tabel 99 op hoeveel valentie-eletronen elk atoom heeft en
hoeveel er nodig zijn voor een octet.
3) Bepaal hoeveel valentie-elektronen zijn gebruik in de bindende
elektronenparen en hoeveel valentie-elektronen er over zijn.
4) Bereken het aantal vrije elektronenparen en geef de lewisstructuur van
het molecuul .