Fysische Geografie INTRODUCTIE
p.2 Introductie
p.4 Wat is aardrijkskunde?
Aardrijkskunde is de studie naar het veranderende karakter, de veranderende organisatie van het
oppervlak van de aarde.
Aardrijkskunde gaat over het hoe, het waarom en waar mensen leven, waar natuur voorkomt en hoe
mens en natuur met elkaar verbonden zijn. (“Waar, en waarom daar?”)
Twee kanten:
1. Regionale aardrijkskunde; gaat over hoe de aarde is opgedeeld in unieke plaatsen.
2. Systematische aardrijkskunde; aardrijkskundigen houden zich bezig met ontdekken,
begrijpen en in kaart brengen van de processen die het aardoppervlak opdelen in unieke
plaatsen. Het is het ontdekken van principes (beginselen), die principes in kaart brengen
en ook het voorspellen van ruimtelijke fenomenen.
Dus: aardrijkskundigen bestuderen de verticale integratie van kenmerken die een plaats maken tot
wat het is en de horizontale verbanden tussen plaatsen.
p.5 KENNEN!
Kubus met de perspectieven van aardrijkskunde!!
AK is een uniek vak dat focust op hoe natuurlijke en
Menselijke patronen en het fysieke en culturele
Landschap van de aarde samenwerken, op elkaar
Reageren in ruimte en tijd.
Waar en waarom daar, verbanden leren zien!
p.6 Menselijke en Fysieke aardrijkskunde
Fysieke = natuurlijke aardrijkskunde; de processen
die het landschap vormen.
Twee groepen: 1. Menselijke aardrijkskunde (sociale, economische en gedragsmatige processen)
2. Natuurkundige aardrijkskunde (natuurlijke processen die op aarde plaatsvinden)
1
2
3
4
5
1
Fysische Geografie Samenvatting Introductie p. 1-35
,De vijf belangrijkste velden van fysische (natuurlijke) aardrijkskunde;
1. Klimatologie: gemiddelde weer op verschillende plaatsen in de wereld. H 1-7
Klimaatverandering; verleden, heden en toekomst + wereldwijde klimaatmodellen.
2. Geomorfologie; wetenschap die de vormen van het landschap en het vormen van die
landschappen bestudeert. Menselijke en natuurlijke factoren (zwaartekracht, stromen van
water, ijs, wind en golven, vulkanen, tektonische activiteit) H 12-17 (processen) H 11-12 (ruw
materiaal)
3. Kust- en marine geografie; geomorfologie van de kust, kustontwikkeling en het benutten van
marine bronnen. H 16
4. Bodemgeografie; het verplaatsen van bodemsoorten en -hoeveelheden en de processen die
de grondsoorten vormen. H 10; hoe steen erodeert en de biologische processen van levende
organismen in de bodem.
5. Biogeografie; bestudeert de verspreidingspatronen van organismen, stelt vast welke groepen
planten en dieren kenmerkend zijn voor de gebieden op land en in de zee, gaat na hoe
tegenwoordige verspreiding is ontstaan. H 8-9
Biodiversiteit wordt steeds belangrijker in studies, door de impact van menselijk ingrijpen op
het milieu.
Verder:
6. Watervoorraden /waterhuishouding; over de locatie / distributie en beweging van water +
het nut voor mensen + de kwaliteit van water. H 14+15
7. Gevaren- risicobeheer; wonen naast een rivier of vulkaan? Overstromingen, aardbevingen en
andere rampen veroorzakende natuurfenomenen.
p.8/9 Belangrijkste subgebieden van fysische (natuurlijke) geografie in dit boek;
* Klimatologie bestudeert de overdracht van energie en materie tussen de
oppervlakte van de aarde en de atmosfeer, die zorgen voor weer en
klimaat.
* Biogeografie bestudeert de distributiepatronen van planten en dieren en verbindt
ze met milieu, migratie, evolutie en uitsterving.
* Bodemgeografie het verplaatsen van bodemsoorten en -hoeveelheden en de
processen die de grondsoorten vormen
* Geomorfologie het gebied dat zich richt op landschapsvormende processen
* Kust- en mariene bestudeert kustprocessen, mariene bronnen en de menselijke
Geografie bemoeienissen daarin.
p.10: Sferen, systemen en cycli
De sferen; de vier grote sferen (rijken, gebieden, schillen of ‘bollen’)
1. De atmosfeer; dunne deken van lucht die de aarde bedekt,
ontvangt vocht en warmte van de aarde en herverdeelt die;
een deel van de warmte en al het vocht gaat terug naar de
aarde. Bevat vitale elementen die nodig zijn voor leven op
aarde (koolstof, stikstof, zuurstof en waterstof)
2. De lithosfeer; het buitenste gedeelte van de aarde,
met een dunne laag grondsoorten die voedingselementen
bevat. Het is gevormd in verschillende landschappen en
biedt een habitat aan diverse planten, dieren en mensen.
2
Fysische Geografie Samenvatting Introductie p. 1-35
, 3. De hydrosfeer; het vloeibare deel van de aarde (boven en onder het aardoppervlak); water,
ijs, gletsjers. Vloeit onder invloed van de zwaartekracht. Kennen we als gas, vloeibaar en vast.
4. De biosfeer; In de bovenstaande drie bevindt
zich de biosfeer; dat gedeelte van de aarde
waar leven mogelijk is. De biosfeer is
afhankelijk van de andere drie gebieden.
De biosfeer kent de ‘life-layer’, de levenslaag,
de bovenste grondlaag en de 100 meter
daarboven.
p.11 Schaal, patronen en processen
Schaal; gaat over niveau, structuur of organisatie waarin een verschijnsel wordt bestudeerd.
Patroon; gaat over variaties in een erschijnsel op een bepaalde schaal.
Proces; beschrijft de factoren die een verschijnsel beïnvloeden en patronen in werking zetten op een
bepaalde schaal.
VB boek p. 11/12: Een astronaut keert terug naar aarde
- Globale schaal = grote patronen en processen zichtbaar
- Continentale schaal = klimaat / begroeiing zichtbaar
- Regionale schaal = menselijk ingrijpen wordt zichtbaar (ontbossing bijv.)
- Lokale schaal = vormen van het landschap en ontwikkeling ervan wordt zichtbaar
Dit geeft inzicht in hoe het aardoppervlak verandert en evolueert als reactie op natuurlijke en
menselijke activiteiten.
p.12 Systemen in fysische geografie
De processen binnen de vier grote gebieden (atmosfeer, lithosfeer, hydrosfeer en biosfeer) creëren
de levenslaag en differentiëren levensomstandigheden. Ze zijn divers en complex.
Om inzicht in die complexiteit te krijgen bestuderen we als systemen (collectieve zaken die
gerelateerd en georganiseerd zijn), bijvoorbeeld; het zonnestelsel.
We zoeken linken en interactie tussen processen.
p.13 Voorbeeld; opwarming van de aarde; dit gaat ook over het proces van verdamping van water,
terwijl meer wolken juist zorgen voor meer terugkaatsing van straling van de zon in de ruimte, wat
weer leidt tot reducering van de opwarming van de aarde.
Tijdscycli (ritmes waarin processen veranderen in een regelmatig en terugkerend patroon)
Bijvoorbeeld: de jaarlijkse rondgang van de aarde rond de zon en de daarbij horende
binnenkomende zonne-energie, seizoenen, dag/nacht, licht/donker, getijden
p.14 Fysische geografie en ‘Global Change’
houdt zich bezig met de natuurlijke wereld om ons heen, de menselijke leefomgeving
Sommige veranderingen gaan langzaam (platentektoniek bijv.), andere snel (tornado’s bijv.).
Ingrijpen door mensen versterkt processen die de omgeving veranderen soms erg. Aardrijkskunde is
de sleutel om deze interactie tussen mens en natuur te leren begrijpen.
Een paar belangrijke onderwerpen binnen Global Change;
Klimaatverandering; menselijke activiteiten beïnvloeden en veranderen ons klimaat, het
broeikaseffect. De broeikasgassen veroorzaken een hogere temperatuur, verhoging van het
zeeniveau en frequenter voorkomen van extreme weersomstandigheden.
De koolstofcyclus; We zijn erg afhankelijk van fossiele brandstoffen, maar er moet minder
CO2 worden uitgestoten. De koolstofcyclus leert dat planten en oceanen CO2 opnemen. (H8)
3
Fysische Geografie Samenvatting Introductie p. 1-35