Moduleopdracht
Observeren en Rapporteren
Afbeelding bevat bedrijfslogo.
Vanwege privacy verwijderd.
Naam
Studentnummer
Datum 24 december 2021
Opleidingsinstituut Hogeschool NCOI
Opleiding HBO Bachelor Sociaal Pedagogische Hulpverlening / Social Work (SPH)
Module Observeren en rapporteren
Docent
, 2
Voorwoord
Persoonlijk voorwoord verwijderd, evenals alle informatie die (in)direct herleidbaar is naar personen.
, 3
Samenvatting
Dit rapport is opgesteld vanwege de observatie van XXX op dagbesteding XXX en uitgewerkt aan de
hand van zeven stappen. De basis hiervoor is het model uit Celestin-Westreich & Celestin (2017).
Stap 1. Informatie geobserveerde persoon en situatie
Dit rapport ziet op de observatie van de 34-jarige XXX die, door omstandigheden, twee dagen per
week naar de dagbesteding komt van XXX. Daar wordt hem structuur en een zinvolle dagbesteding
geboden.
Stap 2. Observatiedoel, -vraag en –context
XXX heeft ondersteuning gevraagd bij het contact leggen en onderhouden met zijn collega-
dagbesteders, ook collega’s genoemd. In dit kader is XXX geobserveerd, met als observatievraag:
Welke sociale gedragingen laat XXX op de dagbesteding zien tegenover zijn collega’s tijdens de
gezamenlijke momenten? De hierna geformuleerde drie deelvragen zien, samengevat, op de vraag: In
hoeverre laat XXX tijdens de gezamenlijke momenten op de dagbesteding non-verbale en verbale
sociale gedragingen zien tegenover zijn collega’s, op het gebied van lichaamstaal, gebaren en
oogcontact en waartoe hij zelf het initiatief neemt, danwel reageert op een collega?
Stap 3. Situering observatie
De observatiemomenten en –setting zijn zodanig gekozen dat hierin het te observeren gedrag van
XXX spontaan naar voren komt. Dit zijn de momenten waarop hij samen met collega’s activiteiten
verricht, te weten: tijdens het opstartmoment, de pauze en de gezamenlijke dagactiviteit. De
observaties vinden plaats in de 3D-ruimte en de pauzeruimte van de dagbesteding.
Stap 4. Overzicht observatieplan
De observator focust zich tijdens de observatie, continu op de non-verbale en verbale interpersoonlijke
sociale vaardigheden van XXX. De observatie is systematisch en niet-participerend uitgevoerd, met
gebruikmaking van timesampling, gecombineerd met focus(person)sampling, op een moleculair
niveau. Het controle-effect en het biased viewpoint-effect zijn hiermee voorkomen. Het doelgedrag is
op voorhand bepaald en vastgelegd in een door observator ontworpen observatieschaal.
Stap 5. Observatieresultaat
Aangezien meerdere gedragingen waargenomen en in kaart gebracht zouden gaan worden, waarbij
niet van tevoren een duidelijk patroon kon worden onderscheiden, is gekozen voor timesampling. In
de zes observatiesessies heeft XXX vooral non-verbale sociale gedragingen laten zien, hoofdzakelijk
met lichaamstaal, gevolgd door gebaren en enkele keren via oogcontact. Verbaal uit XXX zich eerder
in reactie op een collega, dan dat hij hiertoe zelf het initiatief neemt.
Ter voorkoming van het Recency en het Primacy-effect, zijn de waargenomen gedragingen concreet
vastgelegd. Zodra de gedragingen worden waargenomen, worden deze geregistreerd door middel van
turven op het observatieformulier. De observatie vindt continu plaats: tijdens de (vooraf vastgestelde)
observatiemomenten wordt continu geobserveerd op het focusgedrag.
Stap 6. Observatie-interpretaties
Volgens Celestin-Westreich en Celestin (2017) worden de observaties geïnterpreteerd, door waarden
toe te kennen aan de observaties. De basis hiervoor vormen de beschrijvende en verklarende
interpretatie. Hierna kan het observatiebesluit worden genomen. De observaties zijn beschrijvend
geïnterpreteerd aan de hand van de observatie-deelvragen.
Door verbanden te leggen tussen de observaties onderling en/of met situatiekenmerken, wordt in een
verklarende interpretatie, een verklarende observatievraag beantwoord. Dit door verbanden te leggen
tussen de observaties onderling en/of met situatiekenmerken (Celestin-Westreich & Celestin, 2017).
Stap 7. Observatiebesluit
XXX laat sociale gedragingen zien naar zijn collega’s tijdens de gezamenlijke momenten. Deze uit hij
vooral non-verbaal door te (glim)lachen zonder oogcontact. Dit wijst erop dat XXX onzeker is in zijn
sociale gedrag. XXX is amper in staat om verbaal contacten te leggen met zijn collega’s: hij neemt
nauwelijks initiatief hiertoe. Het is ook zeer aannemelijk dat XXX verbale groeten uit beleefdheid is en
bovendien zien de overige waargenomen verbale sociale gedragingen op reacties van XXX op een
ander. Ook stelt hij geen hulpvragen aan zijn collega’s, noch andere vragen die tot contact zouden
kunnen leiden. Dit alles heeft betrekking op het sociaal functioneren van XXX.