Examenstof filosofie – Denken over democratie
Hoofdstuk 1: Volk of expert?
-Zou iedereen wel mogen meebeslissen of zouden we beter af zijn met een regering van
experts met verstand van zaken?
Vier filosofen:
-Plato (427-347 V.C): Democratie is slecht > het volk is te dom
-Dahl (1915-2014): Het volk moet beslissen
-Mill (1806-1823): experts moeten meer meetellen
-Schumpeter (1883-1950): het volk wordt te veel beïnvloed
Plato
Voorkennis
In de tijd van Plato was er in Athene een democratie. Deze was wel anders dan de
democratie die wij zelf kennen: alleen vrije Atheense mannen behoorden tot het volk.
Kinderen, vrouwen, slaven en vreemdelingen niet, waardoor meet dan 80 procent van de
inwoners geen politieke inspraak had. Het volk had directe inspraak op de’ staat en dit
deden ze door te vergaderen. De Atheense democratie was erg kwetsbaar en bestond 200
jaar. Plato’s leraar Socrates leverde kritiek op de Atheense democratie en kreeg de gifbeker
toegeschoven. Mede door Socrates, heeft Plato veel kritiek op de democratie.
1.1 Weg met de democratie, lang leve de filosoof
Volgens Plato heeft elk vakgebied Zijn eigen expert, zoals een arts in medische wetenschap
een expert is. We moeten volgens Plato politieke beslissingen net zo behandelen, de staat
moet bestuurd worden door experts in rechtvaardigheid. Dit komt pas tot stand als Iedereen
datgene doet waar hij geschikt voor is.
Plato’s mensbeeld is dualistisch: de mens bestaat uit een veranderlijk en sterfelijk lichaam en
een onveranderlijke en onsterfelijke ziel. De ziel bestaat uit 3 delen: de rede, de wilskracht
en de begeerte. Ieder zijn ziel is dominant door een van deze 3 delen. Het ideale is dat de
rede dominant is, Dit zijn de koning-filosofen; ook wel de heersers. Als de wilskracht
dominant is ben je een wachter en als de begeerte dominant is ben je een arbeider. Zo heeft
ieder deel van de ziel een eigen klasse in de staat, maar ook een eigen functie In de
samenleving. Als Iedereen doet waar hij geschikt voor is leidt dit tot Plato’s ideale doel: een
Utopie.
Deel van de ziel Klasse in de staat Functie in de samenleving
Rede Heersers Besturen
Wilskracht Wachters Verdedigen
Begeerte Arbeiders Materiële voorzieningen
,1.1.2 De filosoof als koning
Plato kent twee werelden: de schijnbare wereld van materie en de échte wereld van de
ideeën. De materiële wereld is de wereld waarin wij leven. Dit is een afspiegeling van de
ideeën. De ideeën zijn de bron en de oorsprong van de wereld waarin wij leven. Deze zijn
echter, zuiverder en puurder. Iemand bij wie de rede de baas is, streeft naar deze ideeën en
laat zich erdoor leiden, dit is een koning-filosoof. De hoogste ideeën zijn het goede, het ware
en het schone. Filosofische kennis van de ideeën zal zorgen voor rechtvaardig handelen.
Koning-filosofen zouden van Plato het best een rechtvaardige samenleving tot stand
brengen omdat deze toegang hebben tot de ideeënwereld en dus weten wat het goede is.
Plato onderscheidt mannen en vrouwen niet, dus een koning-filosoof kan zowel mannelijk
als vrouwelijk zijn. Voor Plato bestaat er iets als wetenschap van het regeren, waarin de
koning-filosofen worden opgeleid. Hier versmelten filosofische, morele kennis en de kunde
van het regeren, tot één geheel. Koning-filosofen weten wat moreel goed is én beschikken
over de kennis en kunde om dat goede in praktijk te brengen. Je kan geen rechtvaardige
samenleving hebben zonder morele kennis en kunde van het regeren.
1.1.3 Maatregelen tegen corruptie
Hoewel koning-filosofen zich niet zomaar laten verleiden door hun begeerten en getest zijn
op onpartijdigheid en deugdzaamheid, kan de macht ze nog steeds corrupt maken waardoor
alle hoop op rechtvaardigheid alsnog verloren gaat.
Daarom stelt Plato maatregelen voor:
-Koning-filosofen hebben geen luxe, ze ontvangen alleen datgene wat noodzakelijk is om te
blijven leven.
-Liefdesrelaties zijn niet toegestaan. De koning-filosoof mag zich wel voortplanten, maar
deze seksuele ontmoetingen worden door de staat georganiseerd. De kinderen die hieruit
voortkomen worden opgevoed door de staat, zodat elk kind dat van hun kan zijn.
De nobele leugen: bij de geboorte van elk mens vermengen de goden zijn of haar ziel met
goud, zilver, brons of ijzer.
-Goud: Je bent voorbestemd om leiding te geven.
-Zilver: Je bent voorbestemd om het land te beschermen.
-Brons/ijzer: Je bent voorbestemd als arbeider.
Met deze nobele leugen valt de rede voor onvrede weg.
,Dahl
1.2 Plato’s deugdzame filosofen
Volgens Plato zijn er drie ideale deugden:
-Morele houding: De wil om het goede na te streven.
-Morele kennis: Weten wat het goede is.
-Technische kennis: Antwoord kunnen geven op complexe vragen.
Dahl heeft hier kritiek op:
-Morele houding: Het volk zou altijd eerst aan zichzelf denken in plaats van aan de
samenleving als geheel, ook al weten ze wat het goede is.
-Morele kennis: Het volk kan zijn eigen belang moeilijk scheiden van het algemene belang
van de samenleving. Morele kennis is niet te vergelijken met wetenschappelijke kennis, het
is volledig subjectief.
-Technische kennis: Gewone burgers hebben deze kennis niet. Technische kennis is wel
nodig, maar niet voldoende. Alle politieke beslissingen zijn moreel.
Conclusie: Er is geen opleiding voor morele kennis, dus we moeten samen een beslissing
maken met alle kennis die we bij elkaar hebben.
, Mill
Voorkennis
Mill is een utilist: hij streeft naar het grootst mogelijk geluk voor de grootst mogelijke
hoeveelheid mensen, ook wel het GHP (Great Happiness Principle). In tegenstelling tot Plato,
denkt Mill dat inspraak van het volk juist noodzakelijk is om verstandige beslissingen te
nemen. De regering die Mill uiteindelijk voor ogen heeft is een representatieve democratie,
waarin de stemmen van sommigen net wat zwaarder meetellen dan die van anderen.
1.3.1 De onmogelijke eisen aan alleenheersers
Volgens Mill kan een alleenheerser onmogelijk net zulke goede beslissingen nemen als een
grote groep mensen omdat geen enkel mens genoeg kennis heeft om de juiste beslissingen
te nemen op ieder vlak. Dan zou je een expert moeten zijn in alles! Zelfs als dat wel mogelijk
was, dan kan geen enkel mens genoeg tijd hebben om kennis te hebben van alles wat er
gaande is in het land.
1.3.2 Waarom democratische beslissingen beter zijn
De enige manier om verzekerd te zijn van voldoende informatie om de juiste beslissingen te
maken is om mensen vanuit alle lagen van de bevolking deel te laten nemen aan de politieke
besluitvorming. De kwaliteit van politieke beslissingen zal toenemen als we daarin de
ervaringen en oordelen van alle rangen en standen in het land meenemen. De kennis van
burgers zorgt dus voor volledigere informatie. Volgens Mill zorgt de vrijheid van
meningsuiting ervoor zorgt dat de regering rationelere, beter onderbouwende beslissingen
kan nemen. De stem van het volk zal ertoe leiden dat een democratische regering niet weg
zal komen met een slecht besluit en dat goede besluiten beter onderbouwd zijn.
1.3.3 Ongelijk stemrecht
Mill is voor universeel kiesrecht: De inspraak van volk is noodzakelijk voor het nemen van
verstandige beslissingen. Het is volgens hem onrechtvaardig om iemands stem niet mee te
tellen in zaken waarin hij wel belang heeft. Maar, hij twijfelt of het verstandig is om iedereen
een even zwaarwegende (gelijke) stem te geven. Hierdoor is hij een voorstander van pluraal
stemrecht: Je stem telt mee voor wat hij waard is. De stem van iemand die kan lezen,
schrijven, redeneren en een opleiding heeft afgerond weegt zwaarder mee dan iemand die
dat niet heeft. Het maakt volgens Mill niet uit of je arm of rijk bent of van welk geslacht je
bent, het gaat puur om intelligentie.