Literatuursamenvatting Cognitieve psychologie
Week 1
Hoofdstuk 1: Introductie in cognitieve psychologie
Cognitieve psychologie: het studeren van de geest
Cognitieve psychologie is de tak van psychologie die betrekking heeft op de
wetenschappelijke studie van de geest.
Wat is ‘de geest’?
- De geest creëert en controleert mentale functies, zoals perceptie, aandacht,
geheugen, emoties, taal, beslissen, denken en redeneren.
- De geest als een systeem dat representaties van de wereld creëert zodat we erin
kunnen handelen om onze doelen te behalen (belang functioneren en overleven).
De eerste definitie indiceert verschillende typen cognitie, de mentale processen zijn wat de
geest doet. De tweede gaat meer over hoe de geest opereert en zijn functie. Ze zijn niet
incompatibel.
In 1800 werden ideeën over de geest gedomineerd door het geloof dat de geest niet
bestudeerd kan worden. De geest kan niet zichzelf studeren en eigenschappen kunnen niet
zo gemeten worden. Toch deed Nederlandse psycholoog Donders een van de eerste wat nu
‘cognitieve psychologie experimenten’ genoemd worden (1868).
Donders was geïnteresseerd in reactietijd, hoelang het duurt om te reageren op de
presentatie van een stimulus. Hij gebruikte simpele reactietijd, door zijn participanten op
een knop te laten drukken wanneer ze een licht aan zagen gaan, en keuze reactietijd, door
twee lichten te gebruiken en te vragen om links te drukken wanneer ze daar het licht aan
zien gaan en rechts als rechts het licht aanging. Er was een stimulus, een mentale response
en een gedragsmatige response. Bij keuze reactietijd was een extra stap nodig. De extra tijd
nodig voor de taak werd gezien als de tijd nodig om een beslissing te maken (links/rechts?).
Uit het experiment kan geconcludeerd worden dat (voor al het onderzoek in de cognitieve
psychologie) mentale responsen niet direct gemeten kunnen worden, maar afgeleid worden.
Elf jaar later richtte Wundt het eerste laboratorium van wetenschappelijke psychologie op in
Duitsland. Zijn benadering domineerde late 1800 en begin 1900, het structuralisme: onze
ervaringen worden bepaald door het combineren van basiselementen van ervaring genaamd
sensaties. Hij wilde een ‘periodic table of the mind’ creëren met behulp van analytische
introspectie, waarin getrainde participanten hun sensaties, gevoelens en
gedachteprocessen in reactie op stimuli omschreven. Wundt’s bijdrage was minder door
deze methode en meer door zijn benadering van het bestuderen van gedrag en de geest
onder gecontroleerde omstandigheden: empiristische benadering, het benadrukken van de
centrale rol van experimenten bij het opdoen van kennis over de menselijke geest.
Rond die tijd was Ebbinghaus geïnteresseerd in het bepalen van de aard van geheugen en
vergeten. Hij gebruikte een kwantitatieve methode voor het meten van geheugen. Met
zichzelf als participant herhaalde hij een lijst van niet-bestaande lettergrepen in zichzelf in
constante snelheid. Hij onderzocht hoe lang hij erover deed om de lijst voor het eerst te
leren. Vervolgens wachtte hij en bepaalde hij hoelang hij over de tweede keer leren deed.
Met de hoeveelheid informatie die hij na de delay nog had, sprak hij van savings (= originele
tijd om de lijst te leren – de tijd om de lijst opnieuw te leren na delay). Deze nam af bij een
,langere delay. Op basis hiervan maakte hij een savings curve. Met een hele andere
methode dan Donders mat ook hij gedrag om een eigenschap van de geest te bepalen.
James omschreef observaties in zijn boek ‘Principles of Psychology’, op basis van de
werking van zijn eigen geest. Hij beschreef observaties zeer nauwkeurig en sprak over een
brede range van cognitieve onderwerpen: denken, aandacht, bewustzijn, geheugen,
perceptie, verbeelding en redeneren.
Tabel met pioniers in cognitieve psychologie:
Verlaten van de studie van de geest
De nadruk op de studie van de geest werd grotendeels vervangen door een focus op puur
observeerbaar gedrag: behaviorisme, met strikte studie van stimulus-response en input-
output relaties. Watson was ontevreden met introspectie: resultaten variëren sterk van
persoon tot persoon en ze zijn moeilijk te verifiëren. Hij onderzocht: ‘Wat is de relatie tussen
stimuli in de omgeving en gedrag?’
Hiermee geassocieerd is klassieke conditionering van Pavlov. Hij demonstreerde dat
honden kunnen kwijlen na het horen van een bel, wanneer dit geluid wordt gekoppeld aan de
aankomst van eten. Wat hierbij plaatsvindt in het hoofd, maakt niet uit, gedrag kan zonder
referentie naar de geest worden geanalyseerd.
Skinner leverde een andere grote bijdrage met operante conditionering, wat zich richtte op
hoe gedrag versterkt kan worden door de presentatie van positieve reinforers, zoals eten of
sociale goedkeuring (of terugtrekken van negatieve reinforcers).
Kritiek op de simpele stimulus-response theorie is dat het niet verklaart dat mensen vaak op
verschillende aspecten van eenzelfde stimulus gebeurtenis reageren en waarom.
Tolman onderzocht ratten in een doolhof. Na de oorspronkelijke periode van ontdekking,
werd de rat geplaatst op A en eten op B en de rat leerde snel de weg naar het eten te
vinden. Echter, wanneer de rat op C gezet werd, ging hij niet weer naar rechts zoals eerst,
maar naar links. Ratten die het doolhof hadden ontdekt, hadden een soort cognitieve kaart,
een conceptie binnen de geest van de rat van de lay-out van het doolhof. De term cognitie
was door behaviorisme echter moeilijk te accepteren door onderzoekers.
Volgens Skinner leren kinderen taal door operante conditionering: ze imiteren wat ze horen,
omdat het loont. Chomsky stelde echter dat kinderen veel zinnen zeggen die nooit beloond
, worden. Daarnaast gaan ze door een fase waarin ze verkeerde grammatica gebruiken. Hij
zag taalontwikkeling als een soort universeel aangeboren biologisch programma. Taal is het
product van hoe de geest is geconstrueerd.
De hergeboorte van de studie van de geest
1950 wordt gezien als het begin van de cognitieve revolutie, een shift van het behaviorisme
naar een benadering om de werking van de geest te begrijpen. Met de komst van de digitale
computer waren nieuwe metingen mogelijk. Door de werking van de computer in fasen van
informatieverwerking, stelde psychologen de informatieverwerkingsbenadering voor om
de geest te bestuderen. De werking van de geest kan gezien worden als functionerend in
een aantal fasen. Diagram voor een vroege computer:
Diagram van Broadbent’s filtermodel van aandacht:
De vraag ‘Hoe goed kunnen mensen met inkomende informatie omgaan?’ en James’ idee
dat aandacht voor één ding zorgt voor het terugtrekken van aandacht voor andere dingen,
maakte dat Cherry participanten met twee auditieve boodschappen presenteerde. Ze
moesten op één boodschap focussen en de andere negeren. Het resultaat was dat wanneer
mensen zich richtten op de ene boodschap, ze de geluiden van de andere hoorden, maar
onbewust waren van de inhoud. Aan de hand van Cherry’s dichotic listening experiment,
werd gesproken van input (geluiden van beide boodschappen), een filter (ene boodschap
gaat er doorheen, andere niet) en detector (neemt informatie op die door de filter komt).
Computers werden ook gebruikt om te programmeren in intelligent gedrag. Mathematicus
McCarthy sprak als eerste van artificiële intelligentie, ervoor zorgen dat een machine zich
gedraagt zoals intelligent genoemd werd als een mens zich zo gedroeg. Newell en Simon
stelden dat dit hun was gelukt met het programma logic theorist, die bewijzen kon leveren
van mathematische theorema met behulp van principes van logica.
Rond die tijd verscheen een paper van Miller met de beperkingen van het
verwerkingsvermogen van de menselijke geest (slechts zeven items tegelijk in de geest/in
het geheugen). Hij richtte zich op basis perceptuele vaardigheden en ‘bits’. Om verder te
kunnen verwerken, moeten geheugenprocessen actief informatie hercoderen vanuit hun
complexe stimuli in kleinere units. Het geheugen is geen passieve opslag van zintuiglijke
informatie.
Deze ontwikkelingen vonden plaats over een langere periode en pas in 1967 verscheen het
eerste boek in het veld van de cognitieve psychologie.
Deze legde de nadruk op de informatieverwerkingsbenadering.