Belastingen en toeslagen, week 1
Onder belasting wordt verstaan een algemene, verplichte betaling aan de overheid door een
rechtssubject, waartegenover geen individuele prestatie van die overheid aan dat rechtssubject staat.
Retributie geld wat je betaalt voor een directe tegenprestatie, bijv. aanvragen paspoort.
Legaliteitsbeginsel er moet eerst een regel zijn waardoor belasting kan worden geïnd.
Doel van belastingheffing (andere inkomstenbronnen overheid: aardgas, aandelen en premies sociale
verzekeringen)
- Voorzieningen zoals: gezondheidszorg, wegen/dijken, politie, onderwijs, uitkering PW.
- Gedrag stimuleren of ontmoedigen (tabak, alcohol).
- Draagkrachtbeginsel hoe hoger het inkomen, hoe meer belasting betalen.
- Profijtbeginsel degene die profijt heeft van een voorziening, moet er ook voor betalen
(wegenbelasting bij bezit auto).
Soorten belastingheffing
- Inkomstenbelasting: over inkomen natuurlijke personen. Belasting afhankelijk van hoogte
inkomen, maar van persoonlijke omstandigheden (individuele ziektekosten), Wet IB.
- Vennootschapsbelasting: over de winst van rechtspersonen, bijv. een B.V. Wet VPW.
- Loonbelasting: over het loon van de werknemer. Is een voorheffing op de inkomstenbelasting
op de te betalen inkomstenbelasting mag de betaalde loonbelasting in mindering worden
gebracht, Wet LB.
- Omzetbelasting/btw: over de levering van goederen en diensten door ondernemers. Dit is ook
verkoop van een goed. Kopen we iets, dan betalen we omzetbelasting aan de ondernemer, Wet
OB.
- Dividendbelasting: over winstuitkering op aandelen. Dit is ook een voorheffing op de
inkomstenbelasting, Wet op de dividendbelasting.
- Erfbelasting: over een erfenis, Successiewet.
- Schenkbelasting: over schenkingen, Successiewet.
- Kansspelbelasting: over gewonnen geld.
- Overdrachtsbelasting: bij de verkrijging van onroerend goed, Wet op belastingen van
rechtsverkeer.
- Motorrijtuigenbelasting: bij het hebben van een auto of motorrijwiel.
- Belasting van personenauto’s en motorrijwielen: bij registratie van een auto of motorrijwiel.
- Accijnzen: op alcohol en tabak.
- Milieuheffingen: waterbelasting en energiebelasting.
- Provinciale belastingen en gemeentelijke belastingen: onroerende zaakbelasting,
hondenbelasting, waterschapsbelasting (verontreinigingsheffingen).
Bronnen van het belastingrecht
1. Belastingwetgeving
- Materiële wetgeving waarover belasting betalen en hoeveel.
- Formele wetgeving de wijze waarop de belasting uiteindelijk bij de overheid moet komen.
2. Uitvoeringsregelingen (= ministeriële regeling) en uitvoeringsbesluiten (= AMvB)
Eenvoudige totstandkoming: geen 1e en 2e kamer, alleen minister van Financiën. Bij een
uitvoeringsbesluit wel ministerraad en RvS.
3. Richtlijnen vanuit EU, verplicht implementeren.
4. Algemene beginstelen van behoorlijk bestuur (ABBB) gedragsregels.
Vertrouwensbeginsel gaat om het vertrouwen dat de belastingplichtige mag ontlenen aan
gedragingen van de overheid.
Gelijkheidsbeginsel gelijke behandeling bij gelijke gevallen.
5. Jurisprudentie
6. Resoluties uitleg van een wetsartikel door de staatssecretaris. Belastingdienst moet dit
opvolgen.
,Hoofdstuk 3 – inkomstenbelasting
Inkomstenbelasting wordt geheven van natuurlijke personen, art. 1.1 en 2.1 Wet IB.
Binnenlands belastingplichtig (wereldinkomen) als je in NL woont, over alle inkomsten overal.
Buitenlands belastingplichtig (inkomen uit NL belast in NL) als je niet in NL woont, maar hier wel
werkt.
Art. 4 lid 1 Awr omstandigheden bepalen woonplaats persoon. Waar het sociale leven van iemand
is bepaalt de woonplaats.
Boxensysteem
Box 1: inkomen uit werk en woning.
- Schijventarief, max. 52%
- Gedeelte IB, gedeelte PH.
Box 2: inkomen uit aanmerkelijk belang 25%.
- Meer dan 5% aandelen in een BV.
Box 3: vermogen 30%.
- 1 januari peildatum.
- Heffingsvrij vermogen.
- 4% van dit gemiddelde is het inkomen in box 3.
- Hierover 30% IB betalen.
Verzamelinkomen/belastbaar inkomen = inkomens – persoonsgebonden aftrek per box.
Rangorde: 1, 2, 3.
Persoonsgebonden aftrek op inkomen: is bijv. ziektekosten of studie uitgaven.
- Eerst vermindering inkomsten in box 1.
- Nihil? Dan box 3.
- Ook niet toereikend? Dan box 2.
- Uitzondering op regel rangorde.
Heffingskortingen op te betalen belasting: Belastingen box 1 + box 2 + box 3 = €… - heffingskorting
– reeds betaalde loonbelasting.
Loonbelasting (loonheffing = voorheffing).
, Stappenplan berekening IB.
1. Hoogte van inkomen bepalen in box 1, 2 en 3.
2. Bepalen hoogte persoonsgebonden aftrek.
3. Persoonsgebonden aftrek in mindering brengen op inkomen in box 1, 3 en 2.
4. Tarieven berekenen over de inkomens in de 3 boxen.
5. De onder 4 berekende bedragen optellen.
6. Hoogte van de heffingskortingen berekenen en optellen.
7. Heffingskorting in mindering brengen op uitkomst onder 5.
8. Voorheffing in mindering brengen op uitkomst onder 7.