Hoorcollege 4 Martine Monch: cognitieve gedragstherapie nader uitgewerkt
Gedragstherapeutisch proces in fasen
1) Kennismaking: Je gaat in op het cliëntsysteem en op het unieke van het kind. De
vraag: ‘’wie nodig je uit?’’ staat centraal waarbij je let op de juridische aspecten. Een
jongere van 16 jaar kan aangeven dat zijn ouders niet betrokken hoeven te worden, dit
is juridisch juist maar soms is het wel wenselijk om ouders te betrekken. Dit verschilt
per situatie. Je moet ook kijken naar hoe je het kind en ouders kunt betrekken; dit
hangt af van het soort problemen. Bijvoorbeeld bij gedragsproblemen moeten ouders
het gedrag monitoren, soms moet de ouder het kind juist meer loslaten. Ook hangt af
van de ontwikkeling van het kind. Hoezeer wil je dat ouders betrokken zijn bij het
probleem? Kunnen zij je iets meer vertellen over het soort problemen of houden ze
juist het probleem in stand en kun je ze meer zien als mede cliënten.
o Aanmelding
o Uitnodiging
o Eerste gesprek
o Keuze voor gedragstherapie: mediatietherapie, je gebruikt de ouders om het kind te
behandelen waarin het probleem zich voortdoet.
o Uitleg werkwijze
Belangrijk bij kennismaking:
• Aansluiten bij de taal
• Uitleg geven over het verloop van het gesprek met doel
• Uitleg geven dat het ondersteuning is, na het traject moeten zij het zelf doen.
• TRF of CBCL integreren.
• Oog hebben voor de beleving van de cliënt; waar wordt het probleem naartoe
geschreven? Wat zijn de sterke kanten van het cliëntsysteem?
• Risico en beschermende factoren bekijken
• Aandacht voor de overtuigingen, waarden en normen. Achtergrond van iemand =
krachteninventarisatie.
• Ontwikkelingsanamnese: systeem verder uitvragen.
• Je bent opzoek naar wat is nou echt het probleem? Is hiervoor een aanleiding geweest
of is het er altijd al geweest? = klachtanamnese (boek blz 37).
• Letten op fasenproblematiek → met psycho-educatie kun je uitleggen wat er aan de
hand is; het is iets wat voor de leeftijdsfase niet perse afwijkend gedrag is.
, 2) Probleeminventarisatie
o Verkenning van gedragsproblemen, ontwikkeling en context. Beleving van cliënten,
attributies, coping en sterke kanten. Er is ook oog voor protectieve en risicofactoren,
traumatische ervaringen, waarden, overtuigingen, achtergrond van ouders zelf.
o Holistische theorie: in meerdere fases van het proces ga je een samenvattend schema
maken van hoe het kind in mekaar zit, wat is het probleem → casusconceptualisatie
o Selectie van probleemgedrag en concretisering: belangrijk dat je de onderlinge
samenhang van de problemen kent; wat was er eerst?
o Keuze assessmentinstrumenten: dagboekregistratie, screening of grondig onderzoek
o Baseline: op meerdere momenten metingen doen; vaak in het begin, tussendoor, op het
einde en een follow-up meting.
Voorbeeld van een holistische theorie
3) Probleemdefiniëring
o Topografische analyses
o Functieanalyse
o Betekenisanalyse