2022 – 2023 Staats- en bestuursrecht
Hoorcollege 1: Inleiding
- Opzet hoorcollege
o Literatuur, toets vormen, overzicht
colleges
- Inleiding staatsrecht
o Kenmerken van het Nederlandse
staatsrecht, het Koninkrijk der
Nederlanden, Grondwet & Statuut, de
rechtsstaat
o Voortbouwen op inleiding Recht, lees
deze nog even door: systeem van
rechtsbescherming en het
internationale recht
- Literatuur:
o Staatsrecht, Heringa e.a.
o Bestuursrecht in het Awb-tijdperk, Barkhuysen e.a.
o Beide boeken dienen in het geheel bestudeerd te worden met uitzonderingen van de
hoofdstukken die niet verplicht zijn (zie vakwijzer); ook de hoofdstukken die niet op college
zijn behandeld.
- Toets vorm
o Eindtentamen (essayvragen); te bestuderen literatuur: boeken staatsrecht en bestuursrecht
o Wetboeken mogen meegenomen worden; in ieder geval aangeraden: grondwet en
algemene wet bestuursrecht
Kenmerken van het Nederlandse staatsrecht
- Wat houdt het staatsrecht in?
o Onderscheid privaatrecht-publiekrecht
▪ Het publiekrecht is het recht wat te maken heeft met de overheid
• Strafrecht, bestuursrecht en het staatsrecht
▪ Het privaatrecht is het recht wat te maken heeft met de relatie tussen burgers
onderling
• Ook de overheid heeft te maken met het privaatrecht, kan ervan gebruik
maken en is ook onderworpen aan het privaatrecht. Op het moment dat een
bestuurslichaam dingen doet/nalaat die ook een gewone burger zou kunnen
doen, dan is er sprake van toepasselijkheid van het privaatrecht.
• Dus het recht tussen burgers onderling, maar ook het recht voor de overheid
als deze daden verricht die ook een gewone burger kan doen
o Bijvoorbeeld je valt op de Turfmarkt en je dient een claim in voor een
onrechtmatige daad bij de beheerder van de weg, de gemeente Den
Haag.
o Staatsrecht versus bestuursrecht
▪ Staats- en bestuursrecht zijn twee soorten, maar het heeft wel overlap met elkaar
▪ Staatsrecht heeft betrekking op de interne regels binnen de overheid
• Bijvoorbeeld hoe is de relatie tussen rijk-provincie-gemeenten?
• Het staatsrecht is gedeeltelijk ongeschreven, er is geen wetgeving. Op
bepaalde terreinen van het staatsrecht is er geen of weinig wetgeving. Wat er
wel is, is heel beknopt en biedt geen houvast.
• Er is geen hoogste rechter die ten grootste dele van het staatsrecht tot een
eindoordeel kan komen.
▪ Bestuursrecht heeft betrekking op de relatie overheid en burger
, • Bijvoorbeeld belasting, sociale zekerheid
• De Algemene Wet bestuursrecht is het belangrijkste document en dit is een
goede om mee te nemen naar het tentamen
- Nederland: ontbreken constitutionele toets (artikel 120 Grondwet)/ ontbreken constitutioneel Hof
(wel toetsing aan het Internationale recht)
o De Nederlandse rechter mag de Nederlandse wet in formele zin niet toetsen aan de
Grondwet: toetsingsverbod. En daar hebben we dus ook geen constitutioneel Hof voor.
o Het Nederlandse staatsrecht is dus politiek van aard. Conflicten tussen verschillende
machten kunnen bij de rechter niet of nauwelijks aan de orde worden gesteld.
o Artikel 120 is er gekomen om te zorgen dat de rechterlijke macht altijd het laatste woord
heeft. Er is nu een discussie gaande om artikel 120 in te beperken, waarin gepleit wordt om
bij bepaalde artikelen, zoals artikel 1, er wel getoetst mag worden door een rechter.
▪ Grondwetswijziging eerst door de Tweede en Eerste Kamer, daarna verkiezingen en
dan nog een keer door de Tweede en Eerste Kamer
o Toetsingsverbod geldt alleen voor de wet in formele zin, lagere wetgeving mag wel getoetst
worden aan de grondwet. Het internationale recht gaat boven het nationale recht
(Europees recht) en de Nederlandse rechter moet dus wel toetsen aan de Europese wet.
Alle relevante bepalingen van de Grondwet staat ook in het Europese recht
▪ Bijvoorbeeld het vloekverbod, deze is door de Hoge Raad bestempeld als
tegenstrijdig met de grondwet, tegen de vrijheid van meningsuiting.
- Ontwikkeling staatsrecht (parlementaire praktijk)
o Het is grotendeels ongeschreven en heeft te maken met de parlementaire praktijk.
▪ Bijvoorbeeld het leveren van de minister-president na verkiezingen, het is een
gewoonte dat de grootste partij de mp levert, maar het is geen regel van
ongeschreven staatsrecht. Er is namelijk geen rechter die het toetst en geen
wetgeving die het zegt
▪ Het probleem hiermee is dat er geen orgaan is dat naar huidig recht dwingend kan
bepalen dat die rechtsovertuiging bestaat; Nederland kent geen constitutionele
rechter die daartoe bevoegd is en er is ook geen ander orgaan die daartoe is
aangewezen.
Staat als subject
- Een staat kenmerkt zich doordat er sprake is van:
o Een territoriale organisatie
▪ Die gezag uitoefent over een op het grondgebied woonachtige bevolking
• En daartoe over machtsmiddelen beschikt
- Soevereiniteit: de staat oefent het gezag uit en heeft het geweldsmonopolie
o Internationaalrechtelijke betekenis: een staat heeft op zijn grondgebied het exclusieve
geweldsmonopolie en andere staten mogen zich niet bemoeien met de interne
aangelegenheden van een staat.
o Aanduiding van waar in een staat het hoogste gezag ligt, in Nederland is dat de Grondwet.
Staatsrecht: het Koninkrijk der Nederlanden
- Koninkrijk der Nederland (situatie sinds 10/10/2010) – vier landen: Nederland, Aruba, Curaçao,
Sint-Maarten
o Sint-Maarten heeft wel een constitutioneel hof
o Het statuut voor het Koninkrijk der Nederlanden, de Nederlandse Grondwet is vooral voor
het land Nederland
- Nederland: Europese deel plus de BES-eilanden (Bonaire, Sint-Eustatius en Saba)
- Formele positie BES-eilanden: artikel 132(a) Grondwet
o Alle Nederlandse wetten zijn van toepassing in het Europese deel van Nederland, maar de
helft is niet van toepassing op de BES-eilanden
, Staatsrecht: grondwet en statuut
- Grondwet: geldt voor Nederland (maar deels ook voor het gehele Koninkrijk)
o Rijkswet: geldt voor heel koninkrijk Nederland
▪ Bijvoorbeeld paspoortwet en het Nederlanderschap
o Andere wet: geldt alleen voor land Nederland
o Er wordt bij een geschreven grondwet onderscheid gemaakt tussen een flexibele en rigide
grondwet. Van een rigide grondwet is sprake als wijzigingen van de grondwet aan specifieke
waarborgen is onderworpen. Bij een flexibele grondwet is deze juridisch relatief eenvoudig
te veranderen.
▪ Rigiditeit en flexibiliteit kunnen ook in materiele zin worden gedefinieerd, de
Nederlandse grondwet is niet alleen formeel rigide, maar materieel ook, door het
ontbreken van rechtelijke toetsingsrecht
- Statuut: onderlinge relaties tussen de vier landen uit het Koninkrijk
- Geschiedenis Nederlandse Grondwet:
o Staatsregeling van 1798: eigenlijk onze eerste grondwet, maar nog steeds discussie of dit
onze eerste grondwet was of niet, mede door anti-monarchisme
o Grondwet 1814: deze grondwet kende geen Eerste Kamer, Belgen drongen aan op de Eerste
Kamer om de koning minder macht te geven
o Grondwet 1815: de grondwet die we op dit moment hebben. Verschil met 1814 is het land
België wat bij Nederland kwam
- Constitutie: het geheel van regels en beginselen dat een staat constitueert en ordent, de Grondwet
is hierin het document met de belangrijkste regels over de staatsorganisatie
o Een staat kan kortom niet zonder constitutie, maar wel zonder geschreven grondwet.
Staatsrecht: de rechtsstaat
- Als we praten over de Nederlandse staatsstructuur, dan is Nederland een democratie, een
monarchie, een rechtsstaat en Nederland is een gedecentraliseerde eenheidsstaat – vier juridische,
staatsrechtelijke basiskenmerken van ons staatsbestel.
o Deze kenmerken vinden we terug in de Grondwet, maar waar?
▪ Sommigen zijn lastig te vinden, behalve de monarchie. Die staat duidelijk in de
grondwet.
- Onderscheid rechtsstaat – politiestaat
o In een rechtsstaat is ook het bestuur gebonden aan het recht, en in een politiestaat staan
het bestuur, de uitvoerende macht, boven aan het recht en is niet gebonden aan het recht
o Politiestaat – gaat niet over blauw op straat, maar over het bestuur.
o Rechtsstaat – het bestuur ook gebonden aan het recht
- Herkomst begrip rechtsstaat
o Begin 19e eeuw in de literatuur, komt vanuit Duitsland. Rule of law: overheersende van het
recht
- Onderscheid klassieke versus sociale rechtsstaat
o Klassieke rechtsstaat: wat de overheid, de uitvoerende macht niet mag doen. Daaraan
gekoppeld zijn ook de klassieke grondrechten. Rechten die aangeven wat de overheid niet
mag doen, bijvoorbeeld het recht op vrijheid van meningsuiting.
o Sociale rechtsstaat: opgekomen met de verzorgingsstaat. De staat ook bepaalde dingen
actief moet bevorderen en sociale grondrechten zijn bijvoorbeeld het recht op wonen,
werkgelegenheid. Die betekenen niet dat de overheid iets niet moet doen, maar iets wel
moet doen, ervoor zorgen dat er voldoende werkgelegenheid is en dat we allemaal in een
betaalbare woning kunnen wonen.
o Klassieke grondrechten geven aan wat de overheid niet mag doen, hier zijn ze in rechten
afdwingbaar. Als er niet wordt voldaan aan deze klassieke grondrechten, kan je het
aanvechten bij de rechter, tenzij het te maken heeft met het toetsingsverbod
- Relatie tussen begrippen rechtsstaat en democratie