Memo geschiedenis vwo 3
Paragraaf 1.1
Auto, radio en film
In de 19e eeuw was de bevolking snel gegroeid. Veel mensen woonden nu in steden. Ook
was het transport erg verbeterd. Zoals de stoomtrein en het stoomschip, en later de metro
en de tram. In 1885 werd het door de uitvinding van de diesel- en benzinemotor mogelijk om
een auto te bouwen. Vanaf 1900 waren er ook vrachtauto's, autobussen en
personenbussen. In 1913 steeg zelfs in Amerika het eerste vliegtuig op.
het verspreiden van ideeën werd ook steeds makkelijker. In 1895 werd namelijk het eerste
radiosignaal verzonden en ontvangen. De film werd uitgevonden in 1896 en dat zorgde voor
een nieuw massamedium (een middel om grote groepen mensen te bereiken met een
boodschap).
Al deze ontwikkelingen zorgden voor een moderne massasamenleving.
Kenmerken moderne massasamenleving:
● Stedengroei, meer mensen wonen in steden.
● Bereikbaar door radio en film
● Transport met motoren (auto's etc.)
Nieuwe industrieën
Rond 1900 kwam er ongeveer massaproductie, zoals door de introductie van de lopende
band. De arbeiders bleven voortaan op een plek en konden zich specialiseren in een
speciale handeling, het werd eentonig maar de producten daalden enorm in prijs.
Sinds 1882 werden elektrische lampen gemaakt, die veel veiliger waren dan gaslampen.
Door kleine elektromotoren werden allerlei huishoudelijke apparaten gemaakt, zoals
wasmachines, stofzuigers, platenspelers etc.
Eind 19e eeuw kwam de chemische industrie op. Ze leerden om o.a. kunstmest, waspoeder,
kleurstoffen en geneesmiddelen te maken. En in de 20e eeuw zelfs verschillende soorten
plastic. Wetenschappers maakten ook nieuwe soorten wapens, zoals gifgassen en
machinegeweren. Rond 1900 realiseerde bijna niemand hoe groot de impact van de
vernietigende wapens zou zijn.
Pas rond 1960 beseffen wetenschappers dat het milieu ernstig vervuild is door veel
schadelijke stoffen.
Sociale en culturele veranderingen
,in de periode rond 1900 was er veel verandering o.a.:
● Een nieuw soort vrijheid, er werd in de grote steden minder op je vingers gekeken.
● Vrije stedelijke omgeving zorgt voor emancipatie van vrouwen.
● Nieuwe ideeën worden sneller verspreid voor o.a. de radio.
● Ontkerkelijking; er wordt steeds minder naar de kerk geluisterd (het liep eerst heel
traag maar vanaf 1950 liep het beter).
● Door fotografie en film is er een mindere behoefte aan de natuurgetrouwe weergave
van de werkelijkheid. Er is meer vraag naar abstracte kunst.
Paragraaf 1.2
Europese grootmachten
Aan het eind van de 19e eeuw waren er veel spanningen tussen grote Europese landen, dat
had 3 oorzaken:
● Het nationalisme!! Mensen waren heel trots op hun land en cultuur en vonden
daarom vaak beter dan bewoners van andere landen.
● Het modern imperialisme. Frankrijk en G-B hadden in Azië en Afrika grote koloniale
rijken gesticht, die zorgden voor aanzien en grondstoffen. Regelmatig raakten landen
in conflict over gebieden daar.
● De opkomst van Duitsland. In de loop van de 19e eeuw gingen de losse Duitse
staatjes steeds meer samenwerken. Nadat de Duitsers de Fransen hadden
verslagen in de Frans-Duitse oorlog (1870-1871) hadden de Duitsers het Duitse
keizerrijk uitgeroepen en Elzas-Lotharingen ingenomen.
Tussen G-B en Duitsland liepen de spanningen ook steeds meer op. Duitsland wilde meer
koloniën en eiste die vanaf 1890 in Afrika en Azië op. Ook werd door de Duitse keizer
Wilhelm II de opdracht gegeven om een grote vloot te bouwen, dat merkte G-B en ging dat
ook doen. Zo ontstond er een wapenwedloop tussen G-B en Duitsland. In heel Europa
heerste een sfeer van militarisme.
De Balkan
Vooral op de Balkan waren er rond 1900 veel spanningen. Eeuwenlang hoorde de Balkan tot
het Ottomaanse rijk, maar over de Ottomaanse overheersing waren veel volkeren op de
Balkan boos, al deze volken wilden eigen staten en kwamen daarom in opstand. Geleidelijk
brokkelde het rijk af. Rusland en Oostenrijk-Hongarije wilden hier van profiteren. Rusland
steunde de Serviërs en andere volkeren, zo wilden de Russen hun macht daar vergroten.
O-H had hetzelfde doel en lijfde in 1908 Bosnië in. Servië was woedend, het vond dat
Bosnië bij Servië hoorden, veel inwoners van Bosnië waren namelijk Serviërs.
Rusland en Japan
, Rond dezelfde tijd was er ook een conflict tussen Rusland en Japan. Het ging vooral om
Mantsjoerije, het noordelijke deel van het Chinese keizerrijk. Het gebied had veel steenkool
en dus interessant voor Rusland. Omdat China destijds erg verzwakt was, kreeg Rusland
het langzaamaan in handen. Maar ook Japan wilde Mantsjoerije en Korea in handen krijgen.
Sinds de 17e eeuw beschermde Japan zich tegen koloniale overheersing en ruim 200 jaar
lang mochten alleen Nederlanders er een handelspost hebben. Maar rond 1850 dwongen
Amerikanen Japanners tot meer openheid. Maar Japan wilde dus ook een eigen koloniaal
rijk. In 1904 vielen Japan de Russen in Mantsjoerije aan. En wint tot verbazing van het
Westen. Bij de vrede van 1905 kon Japan heel Korea inlijven.
Bondgenootschappen
Ondertussen kwam een oorlog in Europa dichterbij. Veel Europese landen wilden zich
daarom beschermen en sloten bondgenootschappen. In 1882 sloten Duitsland en O-H een
bondgenootschap om elkaar te steunen in tijden van oorlog. Andere landen voelden zich
daardoor bedreigd en sloten zelf bondgenootschappen. Zoals Frankrijk en G-B in 1904 (ook
al waren ze eerst vijanden). Rusland sloot zich in 1907 bij Frankrijk en O-H aan.
Paragraaf 1.3
Het begin van de oorlog
Door verschillende oorzaken was het in Europa in 1914 er gespannen. Door de moord op de
kroonprins van Oostenrijk-Hongarije, werden Franz Ferdinand en zijn vrouw Sophie
vermoord op 28 juni 1914 door een Bosnische Serviër in de Bosnische hoofdstad Sarajevo.
Die wilde wraak nemen voor de inname van Bosnië door O-H in 1908. O-H gaf Servië de
schuld en verklaarde de oorlog aan hen op 28 juli 1914. O-H werd gesteund door Duitsland
en Servië door Rusland. Door al die bondgenootschappen raakten veel meer landen erbij
betrokken. De centralen in het centrum van Europa (Duitsland, O-H en o.a het Ottomaanse
rijk) vochten tegen de geallieerden (o.a. Groot-Brittannië, Frankrijk en Rusland). Snel
groeide deze oorlog uit tot de Eerste Wereldoorlog. Nederland was neutraal tijdens de
Eerste Wereldoorlog.
Een uitputtende oorlog
In 1914 ging vrijwel iedereen ervan uit dat de oorlog snel voorbij zou gaan. spoiler alert, dat
was niet zo. In West-Europa ontstond al snel een loopgravenoorlog. Beide partijen
groeven greppels tegen de vijand. Het was voor de vijand erg moeilijk om loopgraven te
veroveren, zeker toen ze werden versterkt met prikkeldraad, bunkers, mijnen en tunnels.
Ook waren er veel nieuwe wapens zoals gifgas, tanks en mitrailleurs. Eind 1917 trok
Rusland zich uit het geallieerde bondgenootschap en sloot zich aan bij Duitsland. Ook rond
1917 ging de VS met de geallieerden meevechten waardoor die later wonnen. De
geallieerden blokkeerden de Duitse havens waardoor er een tekort kwam aan wapens en
voedsel. Eind 1918 ontstonden er opstanden en moest de keizer aftreden. Op 11 november
1918 gaf Duitsland de strijd op. Daarmee eindigde de eerste totale oorlog. Dat is een
oorlog waarbij de hele samenleving betrokken is, zoals de economie en dat vrouwen de