Hoorcollege 1; Theoretische modellen: developmental system models
● Stelling 1: Stabiliteit, determinisme, ben je dom geboren dan heb je pech gehad, goed
onderwijs kan intelligentie niet verhogen = stabiliteitsdenkers → niet fout
● Stelling 2: Groei, levenlang leren, met inzet en doorzettingsvermogen kun je ver komen,
goed onderwijs is heel belangrijk = groeidenkers → populairder maar ook niet helemaal
waar
Planning
● Wat is ontwikkeling? Centrale begrippen
● Grand theories (Evolutie, hechting, sociaal leerthoerie, gedragsgenetica)
● Moderne theoretische begrippen:
○ Developmental system theories (DST)
○ Embodiment, enaction theory, ecological psychology
○ Neuroemergentism, neuralconstructivism, neural re-use, emergent and constraints
○ The predictive brain, active inference, free energy principle
○ Neuroplasticity, sensitive or critical periods, neurosconstructivism
○ Large scale brain network
Aangeboren of aangeleerd?
Is ontwikkeling het resultaat van genetische of omgevingsfactoren: Nature vs Nurture debat
● Nature = Aangeboren, rijping, biologisch, evolutie, genetisch (19e eeuw, ’80 en ’90, nog
steeds belangrijk)
● Nurture = aangeleerd, omgeving, opvoeding, ervaring, belonen en straffen (’50 en ’60, nog
steeds belangrijk) → VB: James Watson (blank slate > geef mij een baby en ik kan er alles van
maken).
Waarom de eerste 1001 dagen?
● Tessa Roseboom in ‘De eerste 1000 dagen’ (2018): In de eerste duizend dagen van het leven,
vanaf de bevruchting tot de tweede verjaardag worden we gevormd tot wie we zijn.
Invloeden in deze periode zijn bepalend voor de rest van het leven
→ Tessa Roseboom is hoogleraar Vroege ontwikkeling en Gezondheid aan de Universiteit
van Amsterdam
● Ook de periode erna is belangrijk (hersenontwikkeling gaat door tot ca. 25 jaar)
Wat is ontwikkeling
● Ontwikkeling = groei, ontplooiing (van Dale)
● De beschrijving, verklaring en beïnvloeding van intra-individuele verandering in gedrag
gedurende de levensloop en met interindividuele verschillen en overeenkomsten in intra-
individuele verandering (Baltes, Reese, & Nesselroade, 1977)
○ Hoe verandert een persoon over de levensloop?
○ In hoeverre zijn deze veranderingen vergelijkbaar of verschillend tussen personen?
● Zijn alle veranderingen in gedrag ook ontwikkeling?
➔ NEE
● Wat is geen ontwikkeling?
, ○ Cyclische veranderingen (bijv. slaap-waakritme): het feit dat wij in slaap vallen en
ook weer wakker worden is wel een verandering, maar geen ontwikkeling. Als deze
cyclus verandert kan het wel weer een ontwikkeling worden.
○ Tijdelijke veranderingen, die gemakkelijk ongedaan kunnen worden (bv iets opslaan
in je geheugen en daarna weer vergeten)
○ Regressieve veranderingen (bv het verlies van vaardigheden) → uitzondering is het
verlies van synaptische verbindingen gedurende de ontwikkeling (= neural pruning)
Wat is ontwikkeling?
Vijf kenmerken (Overton, 2010):
1. Organisatie van de processen: eenvoudig > complex. Bijvoorbeeld van ik hoor klanken op
mij afkomen naar semantiek.
2. Volgorde en sequentie: latere vormen komen voort uit eerdere vormen, die ingebouwd zijn
in het proces. Ontwikkeling verloopt in stadia (VB vlinder: ei → rups → cocon → vlinder)
3. Richting: ontwikkeling voltrekt zich in meerdere richtingen (bv eerder ontwikkelde
vaardigheden kunnen verloren gaan en plaatsmaken voor nieuwe en meer adaptieve
vaardigheden). Bijv. het vervangen van kruipen door lopen.
4. Epigenese en emergentie: epigenese verwijst naar de wederzijdse interacties tussen
verschillende niveaus van het organisme en de omgeving. Emergentie verwijst naar het
proces waarin de interacties met de omgeving zorgt voor het ontstaan van nieuwe
systeemeigenschappen (deze eigenschappen zijn niet terug te voeren tot de oorspronkelijke
situatie > de vlinder kan niet weer een rups worden) = kwalitatieve verandering
5. Relatieve permanentie en onomkeerbaarheid: ontwikkeling leidt tot een min of meer
blijvende toestand, terugkeer naar de oorspronkelijke toestand gebeurt niet (hoewel
kortdurende regressies mogelijk zijn).
○ Bv een peuter leert nieuwe woorden, maar kan reeds geleerde woorden tijdelijk
weer vergeten zijn, maar de peuter zal nooit terugkeren naar de toestand waarin het
geen woorden kent (behalve als er sprake is van een ontwikkelingsstoornis)
Dynamic system theory (Ester Thelen)
→ Bepaalde eigenschappen die baby’s hebben lijken te verdwijnen (door vetweefsel wordt het
moeilijker voor de baby om te stappen), maar er zijn bepaalde situaties waarin je die eigenschappen
terug kan krijgen (in het water > minder gewicht, loopband > helpt met lopen), bijvoorbeeld:
,Gottlieb’s probabilistic epigenesis
● Epigenese = interactie tussen genen en omgeving
● Probabilistisch = niet gedetermineerd; mogelijk of waarschijnlijk > het is een waarschijnlijke
reactie niet vooraf bepaald. Niet alles wat je in je genen hebt zal zichtbaar zijn in je uiterlijk
of gedrag.
● Horizontal and vertical coactions
● Alle factoren beïnvloeden elkaar, continue, maar wisselend (= dynamisch)
● Alle factoren zijn belangrijk
Key findings = raamwerk voor deze cursus (Cantor et al., 2018)
1. Menselijke ontwikkeling hangt af van de voortdurende, wederzijdse relaties tussen de
genetica, biologie, relaties en culturele en contextuele invloeden van individuen
2. De ontwikkeling van elk individu is een dynamische progressie in de tijd (tempo is
verschillend per individu, het hoeft geen continue ontwikkeling te zijn, maar het gaat wel
vooruit)
3. De menselijke relatie is een primair proces waarbij biologische en contextuele factoren
elkaar wederzijds versterken
4. Alle kinderen zijn kwetsbaar. Naast risico's en tegenslagen bieden micro- en macro-
ecologieën troeven die veerkracht bevorderen en een gezonde ontwikkeling versnellen
5. Kinderen zijn actieve actoren in hun eigen leren, met meerdere neurale, relationele en
contextuele processen die samenkomen om hun unieke ontwikkelingsbereik en prestaties te
produceren. Het holistische, dynamische begrip van leren heeft belangrijke implicaties voor
het ontwerp van gepersonaliseerde onderwijs- en leeromgevingen die de ontwikkeling van
het hele kind kunnen ondersteunen. > Kinderen hebben controle over hun eigen
leeromgeving. Ze zijn afhankelijk van wat men hen biedt, maar ze kunnen zelf kiezen hoe ze
ermee omgaan. Mede daarom is de ontwikkeling van elk kind uniek.
Belangrijke theorieën (Holden, 2010)
● Grand of major theories over ontwikkeling
1. Evolutiepsychologie
2. Hechtingstheorie
3. Sociale leertheorie en sociaal cognitieve theorieën
4. Gedragsgenetica
● Meeste grand theories leggen verschillende nadruk op nature of nurture
, 1. Evolutiepsychologie (nature)
● Darwin: gedrag van ouder en kind zijn het product van een evolutionair proces (=natuurlijke
selectie)
○ Mensen vertonen gelijkenissen met andere diersoorten
● Vanuit een evolutionair perspectief begrijpen waarom ouders op een bepaalde manier
opvoeden
● Welk doel dient opvoeden?
○ Direct doel = kind tot volwassenheid brengen
○ Ultieme doel = overleving genetisch materiaal via volgende generaties
● Eigenschappen die via natuurlijke selectie ontstaan en de overlevingskans verhogen
○ Natuurlijk angst voor hoogte en slangen
○ Uiterlijk baby’s en huilen
○ Liefde voor de baby
○ Investering in opvoeding
2. Hechtingstheorie (Nature (en nurture))
● Attachment theory (Bowlby en Ainsworth)
○ Bowlby: Baby heeft een natuurlijke neiging tot hechting (=nature)
○ Hechting is de stabiele emotionele relatie tussen kind en ouder/verzorger
○ Ainsworth: Kwaliteit van de relatie hangt af van sensitiviteit ouders (= nurture)
3. Sociale leertheorie en sociaal cognitieve theorieën (Nurture)
● Leertheorie, behaviorisme (James Watson)
○ Gedrag is aangeleerd en kan dus veranderd worden door conditionering
○ Fout gedrag afleren door straf
○ Goed gedrag stimuleren door beloning
● Sociale leertheorie (Bandura)
○ Kinderen ontwikkelen zich via interacties met hun omgeving, waardoor een gevoel
van controle ontstaat (self-efficacy)
○ Imitatie, modeling (ouder als rolmodel) → belangrijk leerproces
● Sociale cognitieve theorie (Vygotsky)
○ Kinderen ontwikkelen zich in een sociaal-culturele context, met anderen die meer
ontwikkeld zijn
○ Volwassenen bieden taken aan die in de ‘Zone van de naaste Ontwikkeling’ liggen
(= taken die het kind zonder hulp nog niet kan) = scaffolding → instructie binnen de
zone van naaste ontwikkeling, waardoor kinderen kunnen ontwikkelen
○ Cultureel leren
4. Genetische theorieën (nature (and nurture))
● Gedragsgenetica (Plomin)
○ De ontwikkeling van genetische factoren is lang onderschat. De ontwikkeling is het
resultaat van genetische en omgevingsfactoren
○ Klassieke kwantitatieve methode