SAMENVATTING ACTOREN IN DE RECHTSHANDHAVING
H1 Inleiding
Het strafproces kent drie fases: de opsporing, vervolging en tenuitvoerlegging.
Hierin spelen veel verschillende actoren een rol. Maar actoren hebben ook met anderen actoren te
maken. Dit levert dillema’s op.
De context waarbinnen actoren werkzaam zijn is een strafrechtklimaat dat ook wisselt. Vanaf
ongeveer 1800 zien we wisseling tussen 2 belangrijkste hoofdfuncties van de strafrechtspleging:
repressie en resocialisatie. Alle ontwikkelingen die plaatsvinden hebben invloed op de actoren.
H2 De politie
De politie is een overheidsorganisatie met een geweldsmonopolie en heeft sinds 1 januari 2013 één
nationaal politiekorps. De politiecultuur is actiegericht, maar kent ook veel protocollen wat betreft
administratie. Maar op straat hebben agenten discretionaire ruimte, uiteraard binnen de geldende
wetten en richtlijnen. Het is een hiërarchisch ingerichte organisatie
Aan de ene kant wil de politie zich verankeren in de lokale gemeenschap, maar ze opereren ook
steeds meer internationaal en nationaal. Ze handhaaft de bestaande rechtsorde en is constant in
ontwikkeling door onder andere ideeën uit het buitenland. Er is voortdurend evenwicht nodig
tussen:
Actie <-> administratie
Hiërarchie <-> handelingsvrijheid
Lokaal <-> internationaal
Behoudend <-> innovatief
Geschiedenis
Jaren 60 forse kritiek door repressief optreden politie, reactie was meer wijkagenten om de relatie
tussen politie en burger te verbeteren, dit had niet het gewenste effect.
1977 rapport Politie in verandering (POS). Idee: kleinschalig in wijkteams georganiseerde politie.
Van repressieve aanpak naar maatschappelijke integratie en proactief werken. Te brede politietaak,
wijkagenten werden als te specialistisch beoordeeld dus afgeschaft. Vanaf jaren 80 weer een
wijkteammodel.
Tegenover die dichtbijpolitie stond juist de schaalvergroting-> interlokaal, regionaal, nationaal,
internationale verbanden. Ten eerste door mobilisering/ globalisering en minder versnipperde
organisatie beter en efficiënter aan te sturen.
1994 werden gemeentelijke politiekorpsen en districten van het korps omgevormd tot 25 regionale
korpsen en het korps landelijke politiediensten (KLPD). Het combineren van lokale en internationale
structuren.
,Jaren 90 politie stapt af van ‘brede basispolitietaak’. Het was teveel. Introductie ‘gebiedsgebonden
politiezorg’ (GPZ). Onveranderd bleef; het werken in kleine geografische eenheden om in nauw
contact met burgers en instanties te werken aan problemen in wijk.
Gebiedsgebonden verschilt van brede basistaak. GPZ gedragen door gebiedsagenten aan kleiner
werkgebied. Focus op sociale netwerken en in samenwerking met andere instanties (integraal)
voorkomen en oplossen van problemen in de wijken. En richting geven aan het politiewerk in de wijk.
Ontwikkeling laatste jaren
Niet alleen qua stijl, maar ook qua inhoudelijke problematiek past politie zich steeds meer aan de
samenleving aan. Belangrijkste ontwikkeling is de digitalisering die veel invloed heeft op het werk.
In opsporing kunnen door nieuwe technieken-> bv door snelle communicatie sporen meteen
vergeleken worden, geautomatiseerde waarneming met sensoren en camera’s (sensing). Intelligence
speelt een grote rol in het huidige beleid. Dat is geanalyseerde informatie op grond waarvan
beslissingen worden genomen over uitvoering van de politietaak. Intelligene-led policing (ilp) of
informatiegestuude politie (IGP), voor opsporing informatiegestuurde opsporing (IGO). Het idee is
eerst een probleemanalyse te maken en dan actie ondernemen. Social media is hiervoor ook een
bron van informatie. Maar digitalisering schept ook mogelijkheden voor criminelen.
Politieorganisatie vandaag de dag
het centralisatieproces leidde in 2013 tot een landelijke politie georganiseerd in 10 regionale
eenheden en een landelijke eenheid. Onder regionale eenheden vallen:
- regionale diensten (bv regionale recherche),
- districten: lokale robuuste basisteams, districtsrecherche (richt zich op high-impact crime)
en flexteams (ter ondersteuning of probleemgericht ingezet)
- divisies: gespecialiseerde afdelingen bv jeugd en zedenpolitie
- landelijke eenheid: specialistische diensten als landelijke recherche, nationaal/
internationaal karakter, zwaardere criminaliteit.
Het leerstuk van dichtbijpolitie blijft leidend ondanks internationalisering centralisatie en
schaalvergroting.
Politiewerk
Wettelijke politietaak:
Art 3 politiewet 2012: De politie heeft tot taak in ondergeschiktheid aan het bevoegd gezag en in
overeenstemming met de geldende rechtsregels te zorgen voor de daadwerkelijke handhaving van
de rechtsorde en het verlenen van hulp aan het die deze behoeven.
Handhaven van de rechtsorde kan gezien worden uit twee invalshoeken die vaak ook samen gaan:
- a)handhaven van de wet/ strafrechtelijke handhaving van de rechtsorde
- b)handhaven maatschappelijke orde (openbare orde)
,a. strafrechtelijke handhaving , handhaving met gebruikmaking van wettelijke dwangmiddelen (bv
aanhouding- wel zichtbaar) en bijzondere opsporingsbevoegdheden (aftappen, infiltratie, heimelijk
karakter).
b. gefocust op openbare orde. Kleine ordehandhaving op buurt/wijk niveau en grootschalige
handhaving meer bij evenementen.
De hulpverleningstaak is de wens vooral (nood)hulp, maar politie levert ook vaak hulp bij minder
urgente situaties. (kerntakendebat)
Politie als maatschappelijke functie
De essentie van politie is sociale controle: toepassen van positieve of negatieve sancties met als
oogmerk het gedrag van anderen in overeenstemming te houden of brengen met de standaarden die
gelden binnen de groep. Er is informele en formele sociale controle.
Informele sociale controle , burgers die onderling zorgen en letten op elkaar. Komen ze er niet uit is
er formele sociale controle, die wordt uitgeoefend door mensen die bij wet de controle als taak
hebben. Politie maar ook bv OM heeft deze vorm van sociale controle. Ook zij zijn onderworpen aan
democratische controle. Korpschef legt verantwoording af van het politiewerk aan ministerie van
justitie en veiligheid-> Tweede kamer.
Politie heeft twee hulpmiddelen. Ten eerste de informatie en een bepaalde mate van gezag en voor
bestrijding hebben ze wettelijke middelen. Informatie vergaren doet de politie niet helemaal alleen
maar gebeurt ook door burgers en ander instanties. Zij kunnen ook helpen om via gezag/macht
invloed uit te oefenen op gedrag van anderen. Door beperkte mogelijkheden van de politie dienen ze
steeds te zoeken naar samenwerking en draagvlak. Informele en formele sociale controle zijn beide
van belang: een integrale aanpak.
Politietaak in praktijk
Inrichtingsplan nationale politie : basispolitiewerk 4 hoofdprocessen:
- intake en service, aangiften, opvang publiek
- noodhulp,
- handhaving
- opsporing strafbare feiten
laatste decennia ook meer nadruk op criminaliteitsbestrijding, bv fouilleren en cameratoezicht. Ook
intake en service is belangrijk voor relatie met de burger.
De hoofdprocessen leiden vaak na elkaar of zijn gemengd. Door begrensde capaciteit moeten er
keuzes worden gemaakt en prioriteiten worden gesteld. Er is een tweedeling in hoe de politie haar
werk organiseert: politiestraatwerk en recherche- of opsporingswerk.
, Straatwerk
Observatieonderzoek naar straatwerk laat zien dat; noodhulp sterk incidentgericht is, veel controle
van rechtsregels met name in het verkeer. Controle van rechtsregels wordt gevolgd door
ordehandhaving, hulpverlening en onderhouden van relaties. Noodhulpagenten komen voornamelijk
zelf in actie, speciaal op verkeersgebied. Krijgen niet vaak te maken met misdrijven. Repressief
optreden uit zich meestal in een waarschuwing en verschilt per plaats. Bij meer urbanisatie wordt
minder vaak een boete uitgeschreven.
Wijkagenten zijn in tegenstelling tot het (nood)hulp werk vooral aan het netwerken en voor het
aansturen van andere agenten bezig met overleg en administratie. Bij straatwerk ligt de nadruk op
verkeerszaken.
Voor evenementen heeft de politie een speciale orde handhavende taak. Belangrijk is het in goede
banen leiden van grote groepen mensen (crowd management) . Bij rellen kan een ME worden
samengesteld en spreek je van (crowd control). Voor grote evenementen is low profile toezicht
belangrijk, vanaf aanvang toezicht houden en vriendelijk maar kordaat gedragsregels aangeven.
Recherchewerk of opsporing
Opsporing vind op verschillende niveaus plaats. Lokale en regionale opsporing is de taak van
basisteams en regionale eenheden. (inter)nationale opsporing van de landelijke eenheid.
Ophelderingspercentages liggen rond 26% in NL. veelal kleine en middelgrote vermogensdelicten.
Voor oplossen zijn twee hoofdroutes.
A. van gepleegd delict -> verdachte (meestal door verklaring of heterdaad)
B. Bij een aanhouding van een verdachte kan de politie nog zoeken naar andere delicten die aan de
verdachte te koppelen zijn (case enrichment). Bv aan de hand van werkwijze (modus operandi) . De
politie moet uiteindelijk een in bewijsmiddelen verankerd verhaal hebben over omstandigheden en
motieven die tot een delict hebben geleid.
Probleemgericht werken
Door capaciteitsgebrek gaat politie het liefst niet incidentgericht maar fenomeen of probleemgericht
te werk. Ze proberen patronen te ontdekken. In deze strategie worden 3 soorten delicten
onderscheden.
- Veelvoorkomende criminaliteit (diefstal, vernieling) VVC
- Misdrijven met grote impact op slachtoffer als samenleving (high impact crime bv moord,
inbraak.) HIC
- Criminaliteit die de samenleving ondermijnt (criminele samenwerkingsverbanden)
Er zijn ook nog geprioriteerde thema’s: milieu, fraude, zeden, kinderporno, cybercrime,
mensenhandel en migratiecriminaliteit.
De genoemde categorieën lopen in elkaar over. De VVC en HIC overlappen met de prioritaire
thema’s. Ondermijnende criminaliteit kan ook vallen onder de HIC of prioritaire thema’s. niet voor
elke categorie is dus een andere aanpak, hoofdlijnen voor elke delictsoort zijn;