100% tevredenheidsgarantie Direct beschikbaar na betaling Zowel online als in PDF Je zit nergens aan vast
logo-home
uitgebreide samenvatting 5 havo biologie thema 2 - bvj €5,49
In winkelwagen

Samenvatting

uitgebreide samenvatting 5 havo biologie thema 2 - bvj

 3 keer bekeken  0 keer verkocht

duidelijke samenvatting van thema 2 5 havo biologie

Voorbeeld 2 van de 5  pagina's

  • Nee
  • Onbekend
  • 28 mei 2023
  • 5
  • 2022/2023
  • Samenvatting
book image

Titel boek:

Auteur(s):

  • Uitgave:
  • ISBN:
  • Druk:
  • Middelbare school
  • HAVO
  • Biologie
  • 5
Alle documenten voor dit vak (2040)
avatar-seller
noemidemooij
BIOLOGIE SMV H2 – 5H

(bas1): je kunt de bouw en functies van DNA beschrijven
 DNA: desoxyribonucleïnezuur.
 zit in elke cel met celkern
 bevat de informatie voor erfelijke eigenschappen
 het bepaalt de functie van een cel
 levert instructies waarmee ribosomen in cel verschillende eiwitten opbouwen.
Bouw van eiwit bepaalt de eigenschappen en functies ervan.
 Het genoom: het geheel aan erfelijke informatie in een cel van een organisme .
 deze is voor alle cellen van organisme hetzelfde
 bij eukaryoten: 1. DNA in alle chromosomen in celkern (kernDNA)
2. DNA in mitochondriën (mtDNA)
3. DNA in bladgroenkorrels } celorganellen
(mitochondriën + bladgroenkorrels functioneren onafhankelijk van rest van cel dmv informatie eigen DNA)
 bij prokaryoten: Al het DNA dat los in cytoplasma van de cel voorkomt bestaand uit:
1. circulaire DNA-streng
2. plasmide(n): kort stukje circulair DNA > kleine rondjes
 DNA- molecuul = nucleïnezuur: is opgebouwd uit nucleotiden, die bestaan uit:
1. Monosacharide : desoxyribose
2. Fosfaatgroep
3. Stikstofbasen: adenine (A), cytosine (C), guanine (G) en thymine (T)
 Een DNA-molecuul bestaat uit twee aan elkaar gekoppelde nucleotideketens, die in een
spiraalvorm(helixstructuur) om elkaar heen gewonden liggen.
Keten vorming: desoxyribose gaat binding aan met fosfaatgroep van volgende nucleotide:
nucleotiden koppelen aan elkaar = ontstaan lange keten van afwisselend aan
elkaar gekoppelde monosachariden en fosfaatgroepen = enkelstrengs DNA
 stikstofbase steken er aan zijkant uit
 stikstofbase verbinden twee nucleotideketens door basenparing A met T en C altijd met G
= dubbelstrengs DNA
 Eukaryoten: elk chromosoom bestaat uit 1 lang dubbelstrengs DNA-molecuul dat rond
eiwitten is gewikkeld
 door compacte vorm past het DNA-molecuul in de celkern
 hoe strak het DNA-molecuul is opgerold hangt af van de fase van celcyclus van cel:
Spiraliseren: DNA wordt voorafgaand aan celdeling opgerold tot spiraal > dikke draad
 Sequentie: de volgorde waarin nucleotiden in een DNA-molecuul zijn gerangschikt
 Coderend DNA: een deel van een DNA-molecuul (=gen) dat de code (DNA-sequentie)
bevat waarmee ribosomen een of meer eiwitten kunnen synthetiseren(=opbouwen)
 door variaties in DNA-sequentie synthetiseren ribosomen verschillende eiwitten.
 Niet-coderend DNA: grote delen van het DNA die niet uit genen bestaat en dus niet coderen
voor eiwitten. Een deel hiervan:
1. codeert voor andere moleculen die een regulerende functie hebben bij eiwitsynthese
2. bestaat uit repetitief DNA: herhalingen van korte nucleotidesequenties
3. bestaat uit genen die hun functie hebben verloren

(bas2): je kunt beschrijven hoe DNA-replicatie plaatsvindt.
 DNA-replicatie (kopiëren) vindt plaats in de S-fase van de celcyclus.
1. Het begint met het verbreken van de verbindingen tussen baseparen van DNA-molecuul
= helixstructuur verdwijnt
= dubbelstrengs DNA > twee losse enkelstrengs DNA
2. enzym DNA-polymerase schuift langs (oude) enkelvoudige keten en verbindt vrije DNA-
nucleotiden (komen voor in kernplasma) aan vrijgekomen stikstofbase dmv baseparing.
3. Aan elke originele nucleotideketen ontstaat een nieuwe nucleotideketen (1 + 1 en 1 + 1)
 zo ontstaan door vaste basenparing twee gelijke DNA-moleculen
4. Na DNA-replicatie bestaat chromosoom uit 2 chromatiden die vastzitten met centromeer
 Centromeer: enige plek DNA-molecuul waar replicatie niet plaats vindt = verbinding
tussen 2 DNA-moleculen blijft in stand = 2 chromatiden
 1 chromatide = 1 DNA-molecuul met een oude en een nieuwe keten
 Mitose (M-fase): celdeling
1. Chromosomen worden zichtbaar door spiralisatie = chromosomen worden korter/dikker
2. Op begeven moment worden chromatiden uit elkaar getrokken
= elk dochtercel krijgt 1 chromosoom, deze zijn gelijk aan moedercel waaruit ze zijn ontstaan
1

,  DNA-polymerase kan uiteinde enkelvoudige keten niet repliceren > niet gekopieerde deel
enkelstrengs DNA van oude streng wordt na replicatie door een enzym verwijderd.
= DNA-molecuul wordt bij welke celdeling korter.
 Telomeer: niet-coderend, repetitief DNA aan uiteindes van DNA-molecuul dat is ingekapseld
in beschermende eiwitten om te voorkomen dat genen in het DNA bij celdeling beschadigen
 bij elke celdeling wordt een telomeer korter
 bij mens kan cel zich na 50 celdelingen niet meer delen en gaat dan dood.
 levensduur van cellen van organisme hangt af van:
1. De lengte van de telomeren
2. De snelheid waarmee ze korter worden
 alleen eukaryoten bezitten telomeren

(bas2): je kunt uitleggen hoe met verkregen gegevens door DNA-analyse de graad van verwantschap
van soorten kan worden bepaald.
 Sequensen: het bepalen van de nucleotidevolgorde van DNA
 de variatie in de DNA-sequenties bij organisme van 1 soort kan o.a. informatie geven over
afkomst, erfelijke ziekten, het risico op bepaalde lichamelijke of geestelijke ziekten en de
reactie op bepaalde medicijnen.
 door DNA-sequenties van verschillende soorten te vergelijken, kan de evolutionaire
verwantschap van soorten worden bepaald.
 door vergelijken DNA-sequenties van sporen verdachte kan een dader gevonden worden
 DNA-analyse: de verkregen DNA-sequenties bestuderen, vergelijken en interpreteren.

(bas3): je kunt beschrijven hoe eiwitsynthese plaatsvindt.
 RNA: ribonucleïnezuur = boodschapper. Verschilt van bouw DNA(-nucleotide):
1. RNA bestaat uit enkele streng nucleotide
2. RNA bevat monosacharide ribose ipv desoxyribose bij DNA
3. RNA bevat de stikstofbase uracil (U) ipv thymine (T) bij NDA
 overeenkomsten tussen nucleotiden: fosfaatgroep en stikstofbase A, C, G
 Transcriptie: de vorming van RNA uit DNA in de celkern:
1. Op plaatsen in DNA-molecuul waar genen aan staan, worden bindingen tussen
basenparen verbroken.
2. langs deel van 1 van de 2 nucleotideketen van DNA-molecuul (een gen) wordt een RNA-
molecuul gevormd: 1 korte keten van RNA-nucleotiden met zelfde sequentie van dat deel
 dit kan op verschillende plaatsen in DNA-molecuul tegelijkertijd gebeuren.
 RNA heeft de tegenovergestelde sequentie waarbij T dus een U is.
3. als RNA-molecuul klaar is laat het los van DNA
4. via kernporie verlaat RNA-molecuul de celkern om de informatie over te brengen naar
ribosoom in cytoplasma of op het ER
5. ribosoom leest nucleotidevolgorde van RNA af en synthetiseert hiermee een eiwit.
 RNA- molecuul sequentie is code voor synthese van een eiwit
 Code voor volgorde van alle aminozuren in eiwit is vastgelegd in nucelotidsequentie van RNA
 aantal en volgorde aminozuren verschillen per eiwit = verschillende eigenschappen eiwit
 Codon: een drietal basen (A,U,G of C) in RNA die de code zijn voor 1 aminozuur
 startcodon = AUG(methionine): codon waarmee synthese van aminozuurketen altijd start.
BINAS




 stopcodon = UAA, UAG, UGA: codon waarmee synthese van aminozuurketen altijd wordt
gestopt, doordat dit 3 codons zijn die geen code bevatten voor een aminozuur.
 genetische code: vertaling van nucleotiden volgorde in RNA, naar aminozuren.
 Translatie: vorming van eiwitten door ribosomen dmv vertaling nucleotidenvolgorde in RNA.
1. Ribosoom bindt aan startcodon van RNA-molecuul
2. Ribosoom schuift verder langs het RNA-molecuul: codon na codon
 hierbij leest ribosoom nucleotidenvolgorde van elk codon af, en voegt steeds het juiste
aminozuur toe aan de aminozuurketen
3. Ribosoom bereikt stopcondon = eiwitsynthese stopt
4. Aminozuurketen laat los van ribosoom
 als ribosoom stuk voorbij startcodon is kan er ander ribosoom binden aan startcodon =
meerdere ribosomen tegelijkertijd aan 1 RNA-molecuul = meer eiwitten in minder tijd
5. eiwitten die zijn gevormd door ribosomen in cytoplasma, komen in cytoplasma terecht
5. eiwitten die zijn gevormd door ribosomen op ER, komen tussen dubbele membranen ER.
 Functie van eiwit: wordt bepaald door aminozuurvolgorde en ruimtelijke structuur.

2

Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:

Verzekerd van kwaliteit door reviews

Verzekerd van kwaliteit door reviews

Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!

Snel en makkelijk kopen

Snel en makkelijk kopen

Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.

Focus op de essentie

Focus op de essentie

Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!

Veelgestelde vragen

Wat krijg ik als ik dit document koop?

Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.

Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?

Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.

Van wie koop ik deze samenvatting?

Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper noemidemooij. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.

Zit ik meteen vast aan een abonnement?

Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €5,49. Je zit daarna nergens aan vast.

Is Stuvia te vertrouwen?

4,6 sterren op Google & Trustpilot (+1000 reviews)

Afgelopen 30 dagen zijn er 52510 samenvattingen verkocht

Opgericht in 2010, al 14 jaar dé plek om samenvattingen te kopen

Start met verkopen
€5,49
  • (0)
In winkelwagen
Toegevoegd