Hoofdstuk 3 Chemisch rekenen
§ 3.1 Significantie
○ Door nullen voor het getal van een meetwaarde te zetten vergroot je het aantal
significante cijfers niet.
○ Zet je nullen achter een getal, dan wordt het getal wél nauwkeuriger en vergroot je
het aantal significante cijfers wel.
○ vermenigvuldiging of deling → niet meer significante cijfers in het antwoord dan de
meetwaarde met het kleinste aantal significante cijfers dat je bij de berekening
hebt gebruikt.
○ 2,48 · 102 ÷ 6,5 · 103 = 3,8 · 10-2
○ Bij optellen en aftrekken → alle meetresultaten in dezelfde eenheid en met dezelfde
macht van 10 → Het antwoord schrijf je in niet meer decimalen dan het bij de
berekening betrokken meetresultaat met het kleinste aantal decimalen.
○ 3,82 − 0,4 = 3,4
○ Naast meetwaarden zijn er ook telwaarden, dit zijn concrete hele getallen die je kunt
tellen
○ Er zitten 25 leerlingen in deze klas (niet 25,0)
○ In berekeningen hebben telwaarden geen invloed op de significantie
Oefenen met significantie
○
○ De dichtheid van veel stoffen vind je in de Binas tabellen 8, 9, 10, 11 en 12. De
eenheid in de tabellen is kg/m3
○ De dichtheden van vaste stoffen en vloeistoffen zijn niet erg afhankelijk van de
temperatuur; de dichtheden van gassen zijn dat wel.
Oefenen met dichtheid
§ 3.2 Chemische hoeveelheid
○ De atomaire massa eenheid u komt overeen met 1,66 · 10-24 g.
○ De molecuulmassa Mr van water is 18,015 u.
○ Die massa is natuurlijk niet op een balans af te wegen. Wel af te wegen is 18,015 g.
Daarom werk je met een andere grootheid: de chemische hoeveelheid met symbool
n en eenheid mol.
○ 6,022 · 1023 moleculen ≙ mol
○ H2O
1 molecuul → 18,015 u
6,022 · 1023 moleculen → 1,085 · 1025 u
= =
1 mol H2O → 18,015 g
○ 6,022 · 1023 heet ook wel het getal van Avogadro NA (Binas 7A)
Meer uitleg over De mol
, ○ Van de chemische hoeveelheid is een nieuwe grootheid afgeleid: de molaire massa
(M)
○ Molaire massa van een stof → massa van 1 mol van een bepaalde stof
○ De eenheid is g/mol
○ Het molaire volume (Vm)→ volume dat ingenomen wordt door één mol van een
zuivere stof.
○ De eenheid is dm3
○ Massa van 1 mol / dichtheid van 1 mol = volume van 1 mol
○ Bij gassen is het molaire volume vrijwel altijd rond 22,4 dm3
○ Met behulp van de molaire massa en het molair volume kun je het aantal mol
omrekenen in massa of volume.
○ Dit kun je doen door middel van een verhoudingstabel
Bereken de massa m in gram van 1,60 mol koolstofdioxide.
Molaire massa M (CO2) = 44,01 g/mol
CO2
massa 44,01 g 7,04 · 101 g
aantal mol 1,000 mol 1,60 mol
§ 3.3 Gehaltes
○ Het gehalte van een stof is de hoeveelheid van een stof in een mengsel.
○ Je kan spreken van het gehalte aan leerlingen in een lokaal, een heel raar voorbeeld,
maar het kan wel.
○ Het lokaal heeft een inhoud van 150 m3.
○ Als eenheid krijg je dan aantal leerlingen per m3.
○ Ga je met hetzelfde aantal leerlingen in een groter lokaal zitten, neemt het gehalte af.
○ Veel chemische reacties verlopen in een oplossing, het gehalte van de opgeloste stof
is dan belangrijk.
○ De concentratie geeft aan hoeveel van een bepaalde soort deeltjes in een volume
aanwezig is
○ De eenheid van concentratie is mol/L
○ Deze concentratie wordt ook wel de molariteit genoemd
○
○ Bij opgeloste stoffen zet je om de formule van opgeloste deeltjes ‘vierkante haken’
om de concentratie aan te geven.
○ [C6H12O6] = 0,10 mol/L → de concentratie van glucose moleculen is in de oplossing
0,10 mol/L
○ Ook de molariteit kun je uitrekenen met een verhoudingstabel.
○ In 50 mL water los je 0,0035 mol glucose op. Bereken de molariteit van
glucose.