Samenvatting VPKV deel 2: Hoofdstuk 18: Instandhouding van de ademhaling
Paragraaf: 18.1, 18.2, 18.3, 18.4.1, 18.4.2, 18.7, 18.8, 18.9, inclusief
terminologie, kaders en hoofdstukbijlage
Zie bladzijde 159 voor begrippen!
18.1 Het ademhalingssysteem
Zorgt voor de uitwisseling van gassen tussen het bloed en de buitenlucht, zodat de cellen van
zuurstof worden voorzien.
- bovenste luchtwegen: filteren, verwarmen en bevochtigen de lucht. Omvatten de neus, farynx
(keelholte) en larynx (strottenhoofd)
- onderste luchtwegen: trachea (luchtpijp), bronchiën (terminale bronchiën, ductuli alveolares en
alveoli), longen, middenrif, intercostale spieren en ribben. Deze beschermen tegen schadelijk stoffen
door de afscheiding van slijm en de aanwezigheid van trilharen (cilia). Als deze niet meer goed
werken (bv door roken) is de patiënt extra vatbaar voor longziekten.
18.2 Ademhalingsprocessen
Zuurstof wordt naar de weefsels getransporteerd en kooldioxide wordt verwijderd. Het grootste
gedeelte van de zuurstof wordt vervoerd doordat het zich bindt aan hemoglobine, deze hoeveelheid
wordt in % saturatie uitgedrukt. Zuurstofspanning: PO2, het kleine gedeelte wat zich niet heeft
gebonden en dus is opgelost in het bloed.
Kooldioxide wordt ongebonden vervoert (opgelost in het bloed).
3 processen
- Ventilatie
Mechanische uitwisseling van lucht tussen de longen en de buitenlucht. Inspiratie: inademing,
actieve fase, contractie van het middenrif, externe intercostale spieren. De longvliezen (dubbelvlies
met vocht ertussen) kunnen langs elkaar bewegen. Als de thorax zich vergroot, zal het longweefsel
zich ontplooien, hierdoor wordt de druk in de longen negatief ten opzichte van de buitenlucht en
stroomt lucht de longen binnen. Expiratie: uitademen, passieve fase, druk in de alveoli neemt toe als
gevolg van het elastisch terugveren van het longweefsel door het ontspannen van de
ademhalingsspieren. Door het toenemen van de druk, stroomt de lucht weer naar buiten.
Wordt geregeld door de hersenstam die reageert op een verhoging van pCo2-gehalte.
Acidose: verzuring, verlaagd PH-waarde van het bloed (teveel CO2)
Alkalose: verhoogde PH-waarde in het bloed (teveel zuurstof)
De oorzaak van een alkalose of acidose kan metabool (stofwisseling) of respiratoir (verstoorde
ademhaling) zijn. Compensatie: compenseren van de zuurgraad.
Mensen met COPD hebben een chronische verhoogd pCo2 en kunnen ongevoelig hiervoor worden.
In plaats daarvan reageren hun hersenen op een lager dan normaal gehalte PCO2 (<60 mmHg) om de
ademhaling te stimuleren. Het toedienen van veel zuurstof aan mensen met een ‘hypoxie-
afhankelijke ademhaling’ kan hun stimulus om te ademen verdwijnen → grote kans op
bewustzijnsverlies door CO2-stapeling
- Diffusie
Proces van gaswisseling tussen de lucht in de alveoli en het bloed. De lucht moet hiervoor de
semipermeabele wand van de alveolus passeren (opnemen en afgeven van O2 en CO2).
Druk in de haarvaatjes is lager dan in de alveoli, zuurstof wordt uit de alveoli het bloed in geperst
(bloed is geoxygeneerd).
Druk in de pCO2 in het capillaire bloed is hoger dan in de alveoli, waardoor CO2 uit de wand naar de
alveoli wordt geperst, wordt uitgeademd en op deze manier verwijderd.