Hi, dit document bevat oefenvragen voor het tentamen Neuropsychologie van de Veroudering, zowel meerkeuze als open-vragen + de antwoorden. De oefenvragen zijn geschreven in het Nederlands.
1. Welke uitspraak over het levenscyclusperspectief is onjuist?
A. Dit perspectief kijkt naar de ontwikkeling gedurende de hele levensloop; van de
geboorte tot de dood.
B. Erikson’s stage model en Schaie en Willis stage theorie van cognitie vallen onder dit
perspectief.
C. Dit perspectief gaat niet uit van het twee-fasen model; men ontwikkelt zich tot een
bepaald punt in de volwassenheid, waarna er achteruitgang plaatsvindt.
D. Veranderingen in functies naarmate men ouder wordt zijn altijd negatief; worden
geassocieerd met achteruitgang.
2. De old-age support ratio is …
A. De verhouding tussen het personeel van verzorgingstehuizen en het aantal ouderen.
B. De verhouding tussen het aantal mantelzorgers en het aantal ouderen.
C. De verhouding tussen het aantal werkenden en het aantal ouderen.
D. De verhouding tussen het aantal jongeren en het aantal ouderen.
3. Wat is geen verklaring voor de satisfactie paradox?
A. De sociaal-emotionele selectiviteitstheorie.
B. Het feit dat ouderen naarmate ze ouder worden meer tijd hebben voor familie en
vrienden.
C. Leeftijdscohort effecten.
D. De kloof tussen de doelen en wat men heeft bereikt wordt kleiner; men begint te
beseffen dat de opgelegde verwachtingen die ze zichzelf oplegde in hun jonge jaren
te hoog waren en hebben vrede met wat ze bereikt hebben.
4. Niet alleen dementie maar normale veroudering gaat ook gepaard met een reductie
van het breinvolume, in welke gebieden neemt het volume het meest af?
A. De frontale en temporale kwab.
B. De frontale en occipitale kwab.
C. De occipitale en pariëtale kwab.
D. De pariëtale en temporale kwab.
5. De neuropathologie van dementie wordt ook teruggevonden in gezonde ouderen,
ouderen die cognitief normaal functioneren en geen dementie ontwikkelen, wat is
hiervoor de verklaring?
A. Cognitieve reserve.
B. Self-fulfilling prophecy.
C. Vroegtijdig slikken van medicatie.
D. Geen onderliggend trauma.
6. Wanneer je ouderen en jongeren met elkaar vergelijkt op een intentionele en
incidentele geheugentaak, op welke taak zou het leeftijdseffect dan het grootst zijn?
A. Op beide geheugentaken is het leeftijdseffect even groot.
B. Op de intentionele geheugentaak is het leeftijdseffect groter dan op de incidentele
geheugentaak.
C. Op beide geheugentaken wordt er geen leeftijdseffect gevonden.
D. Op de incidentele geheugentaak is het leeftijdseffect groter dan op de incidentele
geheugentaak.
, 7. Wat is geen mogelijke verklaring voor het leeftijdseffect op de free recall (informatie
wordt uit het langetermijngeheugen opgehaald zonder cues) tussen jongeren en
ouderen?
A. Ouderen hebben een minder overzichtelijke weergave van items in het geheugen
door een gebrek aan zelf-geïnitieerde strategieën.
B. Ouderen verwerken informatie minder effectief en gecontroleerd; soms wordt er per
ongeluk irrelevante informatie verwerkt.
C. Ouderen hebben meer moeite met onthouden van informatie door het onvermogen
om verbanden te kunnen leggen (associatieve deficit hypothese).
D. Ouderen hebben een verminderde opslagcapaciteit, hierdoor wordt er sowieso al
minder informatie in het geheugen opgeslagen waardoor er ook minder kan worden
opgehaald.
8. Uit onderzoek is gebleken dat de emotionele lading van informatie effect kan hebben
op hoe goed de informatie wordt onthouden, wat waren de uitkomsten?
A. Er werd een positiviteitseffect gevonden bij jongeren; jongeren onthielden meer
positieve items dan de oudere leeftijdsgroep.
B. Er werd een positiviteitseffect gevonden bij ouderen; ouderen onthielden meer
positieve items dan de jongere leeftijdsgroep.
C. Er werd een negativiteitseffect gevonden bij ouderen; ouderen onthielden meer
negatieve items dan de jongere leeftijdsgroep.
D. Er werd geen effect gevonden.
9. Het tip of the tongue fenomeen is …
A. Een toestand die vaak voorkomt bij ouderen waarin iemand zich een bekend woord
niet helemaal kan herinneren, maar zaken eromheen wel.
B. Een toestand waarin ouderen moeite hebben met het uitspreken van woorden.
C. Een toestand waarin ouderen geen smaak meer proeven.
D. Een toestand waarin ouderen niet langer kunnen praten.
10. Wat is niet een etiologie van MCI?
A. Degeneratief
B. Vasculair
C. Traumatisch
D. Genetisch
11. Wat is geen risicofactor van MCI?
A. Leeftijd
B. Traumatisch hersenletsel
C. Geslacht
D. Aantal jaren onderwijs
12. Onderzoek van Xu et al. naar de CBF (cerebrale bloedstroom) wees uit dat;
A. De CBF in vergelijking met de gezonde controlegroep vermeerderd was in de
MCI-groep.
B. De CBF in de gezonde controlegroep en de MCI-groep gelijk was (geen verschil).
C. De CBF in vergelijking met de gezonde controlegroep verminderd was in de
MCI-groep.
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper fayhoffman. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €9,99. Je zit daarna nergens aan vast.