Ontwikkelingsleer
Aantekeningen van colleges, aangevuld met opmerkingen van de docent (rood), en tekst uit het
boek (blauw).
Inhoudsopgave
Hoorcollege 1 – Introductie + Methoden ..................................................................................................... 2
Hst 1.1; 1.2; 1.3 .................................................................................................................................................... 2
Hoorcollege 2 – Theorieën over ontwikkeling .............................................................................................. 8
Hst 2.1; 2.2; 2.3; 2.5; 2.6; 3.5 .............................................................................................................................. 8
Hoorcollege 3 – Prenatale, biologische, motorische en sensorische ontwikkeling ........................................ 16
Hst 5 ................................................................................................................................................................... 16
Hoorcollege 4 – Cognitieve ontwikkeling – Piaget ...................................................................................... 26
Hst 7.1; 7.2 ......................................................................................................................................................... 26
Hoorcollege 5 – Cognitieve ontwikkeling – Executieve functies en Geheugen .............................................. 34
Hst 8.2; 8.3; 8.4; 8.5........................................................................................................................................... 34
Hoorcollege 6 – Taal, intelligentie, school & werk ...................................................................................... 45
Hst 9.2; 9.3; 9.4; 9.5; 9.6.................................................................................................................................... 45
Hoorcollege 7 – Emotionele ontwikkeling .................................................................................................. 54
Hst 14.1 .............................................................................................................................................................. 54
Hoorcollege 8 – Morele ontwikkeling ........................................................................................................ 63
Hst 13.1; 13.2; 13.5............................................................................................................................................ 63
Hoorcollege 9 – Hechting, spel en sociale relaties ...................................................................................... 72
Hst 14.2; 14.3; 14.4; 14.5 .................................................................................................................................. 72
Hoorcollege 10 – Sociale Ontwikkeling (volwassenheid) ............................................................................. 83
Hst 14.6; 15.5; 15.6............................................................................................................................................ 83
Hoorcollege 11 – Ontwikkeling van het zelf en de persoonlijkheid .............................................................. 91
Hst 11.2; 11.3; 11.4; 11.5 .................................................................................................................................. 91
Hoorcollege 12 – Contextuele effecten van ontwikkeling: familie, straf en mishandeling, veerkracht ......... 100
Hst 15.1; 15.2; 15.3; 15.4; 15.6; 15.7 .............................................................................................................. 100
Hoorcollege 13 – Ontwikkelingsstoornissen ............................................................................................. 111
,Hoorcollege 1 – Introductie + Methoden
Hst 1.1; 1.2; 1.3
Leerdoel 1 – Wat is ontwikkelingspsychologie?
Ontwikkeling kan worden gedefinieerd als systematische veranderingen en continuïteiten in het
individu die optreden tussen de conceptie en de dood, of van 'baarmoeder tot graf'. Ze vallen in
drie brede domeinen
1. Fysieke ontwikkeling: de groei van het lichaam.
2. Cognitieve ontwikkeling: veranderingen in mentale processen.
3. Psychosociale ontwikkeling: veranderingen in persoonlijke en interpersoonlijke aspecten.
Biologische veroudering is de achteruitgang van organismen (inclusief de mens) die onvermijdelijk
tot hun dood leidt. Biologische ontwikkeling omvat groei in het vroege leven, stabiliteit in de
vroege en middelbare volwassenheid en achteruitgang die gepaard gaat met nu geaccumuleerde
effecten van veroudering in het latere leven. Moderne ontwikkelingswetenschappers zijn zich
gaan beseffen dat ontwikkelingsverandering op elke leeftijd zowel winst als verlies met zich
meebrengt.
Smalle visie op ontwikkeling
• Zo kijken we er tegenwoordig niet meer naar
• Sequentieel – verschillende stadia/ niveaus/ fases – je moet de ene afwerken voor je naar
de volgende kan gaan
• Uni directioneel – eerdere veranderingen zijn een voorwaarde voor latere
• End state (eindstaat) – hogere aarde dan de oorspronkelijke staat
• Onomkeerbaar in de vooruitgang
• Kwalitatief – structurele transformaties
• Biologische groei – onafhankelijk van cultuur
• Universeel – hetzelfde voor iedereen
• Voorbeeld: taal
Brede visie op ontwikkeling
• Niet noodzakelijk gebaseerd op fases die elkaar opvolgen (taal: verschillen tussen kinderen)
• Heeft niet altijd een eindstaat die een hogere waarde heeft (bijvoorbeeld persoonlijkheid)
• Is zowel kwalitatief als kwantitatief (taal – aantal woorden)
• Kan universeel zijn, maar ook verschillen tussen personen (wat ze uiteindelijke
ontwikkelen, maar ook hoe)
• Wordt beïnvloed door cultuur en biologie
• Kan binnen personen in positieve zin maar ook in negatieve zin, afhankelijk van de
omstandigheden (plastisch = de capaciteit tot verandering in reactie op ervaring, zowel
negatief als positief)
Twee manieren om ontwikkeling te onderzoeken
1. Binnen personen
2. Tussen personen
Ontwikkelingspsychologie: definitie
• Ontwikkelingspsychologie betreft de veranderingen binnen personen gedurende de
levensloop, en de verschillen en overeenkomsten tussen personen met betrekking tot de
aard van de veranderingen.
, • Het doel is niet alleen om deze intrapersoonlijke veranderingen en interpersoonlijke
verschillen te beschrijven, maar ook om te verklaren waarom ze plaatsvinden en om te
zoeken naar manieren om ze zo optimaal mogelijk te veranderen.
Leerdoel 2 – wat ontwikkelt wanneer, hoe en waarom?
Ontwikkelingspsychologie focust zich op:
Normatieve ontwikkeling en individuele verschillen
• Wat is de normatieve ontwikkeling?
• Welke afwijkingen van de norm zijn waarschijnlijk?
• Hoe kunnen deze afwijkingen verklaard worden?
• Wat betekenen ze voor de toekomst? Zijn ze stabiel? Veranderen ze?
• Hoe kan de toekomstische ontwikkeling op een gunstige manier beinvloed worden?
• Hoe kunnen mensen beter bestand worden tegen negatieve invloeden van anderen?
• Hoe kunnen we de kans vergroten dat mensen om kunnen gaan met negatieve
gebeurtenissen?
Het nature-nurture debat is een van de grootste problemen in de studie van menselijke
ontwikkeling. Nature legt de nadruk op de invloed van erfelijkheid, universele rijpingsprocessen
geleid door de genen en biologisch gebaseerde of aangeboren predisposities geproduceerd door
evolutie. Nurture legt de nadruk op verandering als reactie op de omgeving - alle externe fysieke
en sociale omstandigheden, prikkels en gebeurtenissen die ons kunnen
beïnvloeden. Zowel nature als nurture zijn belangrijk bij ontwikkeling.
De “wanneer” in ontwikkelingspsychologie
• Wat ontwikkelt wanneer?
o Bij het bestuderen van de normatieve ontwikkeling,
linken we belangrijke veranderingen in de ontwikkeling
aan bepaalde leeftijden
▪ Hoe kunnen we deze leeftijdsperioden
classificeren? →
Twee fases van de oude leeftijd
• Jong oud: 60-80 jaar
o Nog relatief gezond
o Actief
• Oud oud: 80-100 jaar
o Toegenomen risico voor fysieke en cognitieve problemen
• Maar zeer grote verschillen tussen individuen! (leeftijd niet erg informatief)
, De “wanneer” in ontwikkelingspsychologie
Wat ontwikkelt zich wanneer?
• Belangrijk: biologische leeftijd is nooit verantwoordelijk voor veranderingen, en verklaart
veranderingen daarom ook niet.
o Veranderingen kunnen alleen correleren met leeftijd – “vehicle” of change
o Doel = het linken van de veranderingen aan de “waarom”: welke mechanismen
drijven ontwikkeling
• Tijdschaal van ontwikkeling:
o Variabiliteit (= korte termijn veranderingen die min of meer omkeerbaar zijn) vs.
Verandering (= min of meer blijvend)
o Variabiliteit van verandering voorspellen
• Je kan leeftijd op een continue manier meten of vergelijken tussen groepen
• We kunnen kijken naar individuen van verschillende leeftijden op hetzelfde moment
(cross-sectionele designs), of dezelfde individuen op verschillende tijdsmomenten
(longitudinale designs).
De “scientific method”: een overtuiging dat onderzoekers hun systematische observaties (of
gegevens) de verdiensten van hun denken moeten laten bepalen. Oftewel, geloof de bevindingen
van onderzoek.
Theorieën creëren hypothesen, die getest worden op basis van observatie van gedrag, en nieuwe
observaties geven aan welke theorieën behouden of verworpen moeten worden.
Een casestudy is een diepgaand onderzoek van een individu, meestal uitgevoerd door het
verzamelen en analyseren van informatie uit verschillende bronnen, zoals observatie, testen en
interviewen van de persoon of personen in hun omgeving. De case study-methode kan veel
informatie opleveren over de complexiteit van de ontwikkeling van een individu en de invloeden
daarop. Het is vooral nuttig bij het bestuderen van mensen met zeldzame aandoeningen,
stoornissen en ontwikkelingservaringen wanneer het niet mogelijk is om een grote steekproef van
mensen te verzamelen om te bestuderen of wanneer een ongewoon geval iets belangrijks kan
zeggen over typische ontwikkeling.
In een experiment manipuleert of verandert een onderzoeker een bepaald aspect van de
omgeving om te zien hoe dit het gedrag van de steekproef van bestudeerde individuen beïnvloedt.
Bij de correlationele methode wordt meestal bepaald of twee of meer variabelen op een
systematische manier met elkaar in verband staan. Onderzoekers nemen mensen zoals ze zijn en
proberen vast te stellen of er verbanden zijn tussen hun ervaringen, kenmerken en
ontwikkelingsuitkomsten. Je hebt hier last van het directionaliteit probleem: je weet niet welke