24. Nieuwe ideologieën in Europa
Periode: 1815-1914.
Radicale ideeën in een periode van conservatieve vrede
1814-1815: Congres van Wenen: Quadruple Alliantie sloot een vredesovereenkomst om
Europa te herstellen van Napoleon. Gevolg: periode van conservatisme, alles zoveel
mogelijk terug naar de tijd van vóór de revoluties.
Door Atlantische revoluties: onvervulde hoop op vrijheid en gelijkheid → kritiek vanwege
niet ingeloste beloftes → nieuwe politieke bewegingen en ideologieën.
De politieke en sociale situatie na 1815
Het Congres van Wenen
Zowel clementie t.o.v. Frankrijk (weinig Frans verlies territoria, weinig
herstelbetalingen) als sterk defensieve maatregelen: creatie tegenwichten t.o.v.
Frankrijk: Lage Landen, Pruisen met veel territoria, onafhankelijk Zwitserland
als bufferzone.
Machtsevenwicht
Machtsevenwicht = internationaal equilibrium van politieke en militaire machten
om agressie te ontmoedigen. Hiervoor ook interne stabiliteit in Frankrijk nodig.
Andere afspraak: Quadruple Alliantie zou regelmatig bijeenkomen om te
overleggen. Gevolg: ontwikkeling “congres-systeem” in Europa: nieuwe vorm
van diplomatiek.
Verwaarloosde/vergeten problemen
de belangen van kleine staten en volkeren binnen multi-etnische staten.
de Europese territoria van het Ottomaanse rijk.
gelijkheid, maar alleen voor mannen? (Amerika)
Conservatisme na 1815
1815: oprichting Heilige Alliantie: Oostenrijk, Pruisen, Rusland. Doel: de ideeën van
de revolutionaire periode uitvagen.
Untitled 1
, 1819: Besluiten van Karlsbad: lidstaten geacht om radicale ideeën tegen te werken.
Liberalisme en de middenklasse
Inhoud liberalisme: representatief bestuur, gelijkheid voor de wet, individuele
vrijheden. Idee van laissez-faire: overheid weinig inspraak in economie. Liberalisme
was begin 19e eeuw nauwelijks aanwezig in Europa, alleen beetje in Frankrijk. Veel
oppositie, kritiek op laissez-faire.
Liberalisme raakte i.d. 19e eeuw verbonden met zakelijke groeperingen en met
klassebelangen, vooral de middenklasse. Liberalen wilden representatief bestuur,
maar gewogen: alleen representatie met bepaalde eisen/bezittingen, dus bepaalde
klasse.
Critici vonden dat liberalisme niet ver genoeg ging: wilden republieken, universeel
mannelijk stemrecht, economische en sociale gelijkheid: radicaal democratisch
republikanisme.
De groeiende aantrekkingskracht van nationalisme
Nationalisme = ideologie na 1815. Etnische groepen zouden verbonden zijn door
culturele eenheid (gedeelde geschiedenis, taal). Dit was niet de werkelijkheid: veel
regionale verschillen.
Politiek doel nationalisten: territoria van volkeren laten rijmen met gedefinieerde
nationale grenzen. Gevolg: nationalisme zeer populair in Centraal- en Oost-Europa,
waar staten óf heel groot óf heel klein waren.
Nationalisten waren vaak ook liberalen/radicale democraten. Reden: algemeen
geloof in belang van het volk: het volk zou de ultieme bron van goed bestuur zijn →
zelfbestuur zou alleen mogelijk zijn wanneer het volk zich verenigd voelde. Gaat
dus vooral over volkssoevereiniteit; volk is enige die beperkingen mag opleggen
aan het volk.
Maar: ook nadruk op verschillen tussen volkeren → wij-zij-denken: ideeën van
nationale superioriteit.
Het ontstaan van het socialisme
Begin van socialisme in Frankrijk
Franse socialisten waren teleurgesteld over de Franse Revolutie + gealarmeerd
door laissez-faire en industrie: zagen hierin ongelijkheid en individualisme.
Untitled 2
, O.a. nadruk op het helpen van arme mensen en het bereiken van meer
economische gelijkheid: de overheid moest ingrijpen in de economie om arme
mensen te helpen. Hiervoor ook regulering van privébezit nodig.
Het socialisme van Marx
Door Marx: socialisme moderne ideologie.
1848: publicatie Communistisch Manifest met Friedrich Engels. Standpunten:
de middenklasse en de arbeidersklasse zouden altijd tegengesteld zijn; de één
(bourgeoisie) buitte de ander (proletariaat) altijd uit. Maar het proletariaat zou de
bourgeoisie overwinnen in een revolutie.
Gevolg: ontstaan grote seculaire ideologie.
Hervormingen en revoluties, 1815-1850
Verslechtering van sociaal-economische omstandigheden voor het volk. Tussen 1815-
1848 revolutionaire bewegingen, die uiteindelijk onsuccesvol waren. Redenen: niet-
gerealiseerde idealen van de Atlantische revoluties; daarnaast economische problemen.
Sociaal-economisch conflict
Ondanks industrialisatie verslechterden voor de meeste Europeanen de
leefomstandigheden in de eerste helft v.d. 19e eeuw. Groeiende steden met slechte
leefomstandigheden, maar platteland bleef leidend + traditionele sociale hiërarchie
bleef bestaan (ook horigheid). Maar: door industriele ontwikkelingen werden deze
patronen gedestabiliseerd.
Andere factor: Congres van Wenen had veel grenzen opnieuw getrokken → veel
volkeren plots in nieuwe staten geplaatst → gebrek aan loyaliteit aan centraal
bestuur → meer woede over hervormingen en zware leefomstandigheden.
1845-1846: economische crisis door grote mislukte oogsten.
1848: revoluties doordat deze problemen samenkwamen met nationalisme,
socialisme en liberalisme.
Liberale hervormingen in Groot-Brittannië
Door de Franse Revolutie en het Congres van Wenen waren hervormingen
verhinderd door het Britse bestuur.
Untitled 3
, Begin jaren 1830: industrialisatie beïnvloedde politiek → onrust en druk vanuit de
middenklasse.
1832: The Reform Bill. Democratisering: nieuwe industriële gebieden kregen meer
vertegenwoordiging, meer mensen konden stemmen.
1834: The New Poor Law. Arme, werkeloze families werden in werkhuizen geplaatst
→ manier om mensen aan te moedigen te gaan werken + belastingslast van
middenklasse te verlagen. Maar ook strenge maatregelen tegen armen →
protesten: veel mensen sloten zich aan bij revolutionaire beweging.
Gevolg: 1847: Ten Hours Act. Wet die zei dat vrouwen en kinderen max. 10 uur in
fabrieken mochten werken. Reden: aristocraten (Tories) wilden concurreren met de
middenklasse voor de stem van de arbeidersklasse.
Gevolg: bestuur afhankelijk van steun arbeiders → onrust getemperd. Dit ook
doordat leefomstandigheden verbeterden.
Ierland
Slechte leefomstandigheden. Veel katholieken → onderdrukt door protestanten.
Desondanks verdubbeling bevolking door de aardappel.
1845-1851: mislukte aardappeloogsten → Great Famine, verergerd doordat de
Engelse overheid weinig deed (laissez-faire). Gevolg: anti-Britse sentimenten,
Iers nationalisme.
Revoluties in Frankrijk
Het Charte Constitutionelle
1814, ingevoerd door Lodewijk XVIII. Beschermde sociaal-economische
winsten v.d. Franse Revolutie, erkende intellectuele en artistieke vrijheid,
creëerde parlement. Niet democratisch: maar klein aantal mannen mocht
stemmen.
Karel X
Voorstander ancien régime. Voerde tussen 1830-1847 oorlog met Algerije: in
1847 Algerije verslaan. Reden: Karel wil nationalisme en populariteit
aanwakkeren. Gevolg: Frans kolonialisme herstart.
Door grote successen probeert Karel het Charte Constitutionelle terug te
draaien → opstand → Karel vlucht en zijn neef, Louis Philippe, wordt koning
Untitled 4