2HV uitwerkingen
2 Voeding en vertering
BASISSTOF
1 Voedingsmiddelen en voedingsstoffen 40
2 Het verteringsstelsel 45
3 De organen voor vertering 49
4 Gezonde voeding 53
5 Voedselbederf 58
6 Voeding en vertering bij zoogdieren 62
Samenhang 65
Flatulentie voor dummy’s
EXTRA STOF
7 Nadenken over eten 67
8 Productinformatie 69
ONDERZOEK
Leren onderzoeken 70
Practica 73
Thema 2 Voeding en vertering 39 © Uitgeverij Malmberg
, 2HV uitwerkingen
1 Voedingsmiddelen en
voedingsstoffen
KENNIS
1
a • Alle producten die je eet en drinkt, zijn voedingsmiddelen / voedingsstoffen.
• Halvarine is een dierlijk / plantaardig voedingsmiddel.
• Roomboter is een dierlijk / plantaardig voedingsmiddel.
• Voedingsmiddelen / voedingsstoffen zijn de bruikbare bestanddelen van
voedingsmiddelen / voedingsstoffen.
b Welk begrip hoort bij de beschrijving?
A een tekort hieraan kan ziekte 1 beschermende stoffen A=1
veroorzaken
B leveren energie 2 bouwstoffen B=3
C nodig om cellen en weefsels op 3 brandstoffen C=2
te bouwen
D onverteerbare stoffen in 4 reservestoffen D=5
plantaardig voedsel
E worden opgeslagen voor later 5 voedingsvezels E=4
gebruik
2
Welke groep voedingsstoffen hoort bij de beschrijving? Kies uit: eiwitten – koolhydraten –
mineralen – vetten – vitaminen – water.
• Vooral brandstof, ook bouwstof en reservestof die onder de huid wordt opgeslagen: vetten
• Bouwstof en vervoer van stoffen: water
• Bouwstof en beschermende stof, bijvoorbeeld om goed te kunnen zien: vitaminen
• Vooral bouwstof, ook brandstof: eiwitten
• Bouwstof en beschermende stof, bijvoorbeeld kalkzouten voor de opbouw van botten:
mineralen
• Vooral brandstof, ook bouwstof en reservestof, bijvoorbeeld suikers en zetmeel: koolhydraten
Thema 2 Voeding en vertering 40 © Uitgeverij Malmberg
, 2HV uitwerkingen
3
a Vis bevat veel eiwitten / koolhydraten / mineralen / vitaminen / water.
Komkommer bevat veel eiwitten / koolhydraten / mineralen / vetten / vitaminen / water.
b De voedingsmiddelen in afbeelding 10 bevatten veel
eiwitten / koolhydraten / mineralen / vetten / vitaminen / voedingsvezels / water.
c Noteer drie voedingsmiddelen die veel vetten bevatten.
bijvoorbeeld avocado, boter, chips, halvarine, noten, olijfolie, slagroom, snacks, vette vis,
zonnebloemolie
d Noteer drie voedingsmiddelen die veel koolhydraten bevatten.
bijvoorbeeld aardappelen, brood en graanproducten, zoals pasta en rijst
4
Samenvatting
• Wat is het verschil tussen voedingsstoffen en voedingsmiddelen?
• Geef voorbeelden van dierlijke en plantaardige voedingsmiddelen.
• Wat zijn voedingsvezels en wat is hun functie?
• Welke zes groepen voedingsstoffen zijn er en wat zijn de functies van elke groep?
• Voedingsmiddelen: alle producten die je eet en drinkt.
Voedingsstoffen: de bruikbare bestanddelen van voedingsmiddelen.
• Dierlijke voedingsmiddelen: delen van dieren (vlees, vis) en producten van dieren (eieren
en zuivelproducten, bijv. melk, boter, kaas en yoghurt).
Plantaardige voedingsmiddelen: wortels, stengels, bladeren, vruchten en zaden van
planten.
• Voedingsvezels: alle onverteerbare stoffen in plantaardig voedsel.
– Functie: nodig voor een goede darmwerking
• De zes groepen voedingsstoffen en hun functie:
– Eiwitten: vooral bouwstof, maar ook brandstof; bij een te grote hoeveelheid kan
het worden omgezet in vet als reservestof.
– Koolhydraten: vooral brandstof, ook bouwstof; een teveel wordt omgezet in vet als
reservestof.
– Vetten: vooral brandstof, ook bouwstof en reservestof.
– Water: bouwstof en het vervoer van stoffen.
– Mineralen (zouten): bouwstof en beschermende stof.
– Vitaminen: bouwstof en beschermende stof.
Thema 2 Voeding en vertering 41 © Uitgeverij Malmberg
, 2HV uitwerkingen
INZICHT
5
In afbeelding 11, 12 en 13 zie je verschillende voedingsmiddelen.
a De voedingsmiddelen in afbeelding 11 bevatten vooral
beschermende stoffen / bouwstoffen / brandstoffen / reservestoffen.
b De voedingsmiddelen in afbeelding 12 bevatten vooral
beschermende stoffen / bouwstoffen / brandstoffen / reservestoffen.
c De voedingsmiddelen in afbeelding 13 bevatten vooral beschermende stoffen en
bouwstoffen / brandstoffen / reservestoffen.
d Leg uit dat bonen veel bouwstoffen en brandstoffen bevatten.
Een boon is het zaad uit een peulvrucht. Peulvruchten bevatten veel eiwit. Eiwit is een
bouwstof. Zaden bevatten veel zetmeel. Zetmeel is een koolhydraat. Koolhydraten zijn
brandstoffen.
6
In afbeelding 14 zie je twee menu’s.
a Leg uit welk menu de grootste hoeveelheid beschermende stoffen bevat.
Menu 2, want dit menu bevat meer groenten. Groenten bevatten veel vitaminen en mineralen
(beschermende stoffen).
b Leg uit welk menu de grootste hoeveelheid brandstoffen bevat.
Menu 1, want dit menu bevat veel in vet gebraden vlees en in vet gebakken ei. Vet is een
brandstof.
c Met welk menu kun je het best darmklachten voorkomen? Leg je antwoord uit.
Met menu 2, want dit menu bevat veel voedingsvezel (in groenten en volkorenbrood).
Voedingsvezel is nodig voor een goede darmwerking.
7
In afbeelding 15 zie je dat een graankorrel bestaat uit een zemel, een meelkern en een kiem. Bij
witbrood worden twee van deze drie delen verwijderd, bij volkorenbrood niet. Volkorenbrood
bevat daardoor meer voedingsstoffen dan witbrood.
Welke delen worden vóór de bereiding van witbrood verwijderd? Leg je antwoord uit.
De zemel en de kiem worden verwijderd:
• Volkorenbrood bevat veel voedingsvezel, witbrood niet. De zemel is dus verwijderd bij
witbrood.
• Volkorenbrood bevat meer voedingsstoffen dan witbrood. In de kiem zitten veel
voedingsstoffen. De kiem is dus ook verwijderd.
Of: in graanproducten, zoals brood, zit veel zetmeel. Zetmeel is een koolhydraat, dus een
brandstof. De meelkern bevat veel brandstof (namelijk zetmeel). Witbrood is dus alleen van
de meelkern gemaakt.
Thema 2 Voeding en vertering 42 © Uitgeverij Malmberg