Samenvatting van het boek Portaal (praktische taaldidactiek voor het basisonderwijs) uit 2014 (vierde, herziene druk). Het betreft de hoofdstukken 1 t/m 7 en 9. Ook geschikt voor de Universitaire Pabo
Portaal hoofdstuk 1 taal en taalonderwijs
Achtergrondkennis: wat is taal?
De vier domeinen van taal
- Onderscheid tussen gesproken en geschreven taal – gesproken taal hoor je (je zet
een reeks klanken om in betekenis), geschreven tal zie je (je zet een reeks tekens om
in betekenis).
- Onderscheid tussen receptieve en productieve processen – Betekenis geven aan
klanken en tekens noemen we een receptief proces. Als je zelf klanken en tekens
produceert spreken we van een productief proces.
Productief Receptief
Mondeling Spreken Luisteren
Schriftelijk Schrijven Lezen
Omschrijvingen van taal
- Taal heeft verschillende functies – communicatief, conceptualiseren en expressief
- Taal heeft betekenis – taal gaat ergens over.
- Taal heeft een systeem – gestructureerd volgens een systeem
Functies van taal
Taal is een communicatiemiddel
Bij communicatie is er sprake van een zender een boodschap en een ontvanger. In een
communicatieve situatie onderscheiden we aan een boodschap: een zakelijk aspect – een
appellerend aspect – een relatie tussen zender en ontvanger – een expressief effect. De
reactie van de ontvanger heet feedback op de boodschap. Er zijn dus vier aspecten aan een
gesprek te onderscheiden: zender – boodschap – ontvanger – feedback.
Er is niet gesproken over het non-verbale aspect van een uiting. Het non-verbale gedrag is
bepalend voor het overgrote deel van de communicatie. In schrift spelen non-verbale
aspecten geen rol, maar zijn er extralinguïstische middelen (accenten, onderstrepingen
etc.).
Taal is een middel om greep te krijgen op de werkelijkheid
Taal verwijst naar de werkelijkheid. Door te praten en te schrijven kun je bij anderen
beelden over de werkelijkheid oproepen. Taal heeft dan een conceptualiserende functie: je
kunt de werkelijkheid vangen in de concepten die je weergeeft in taal. Taal is dus een middel
om te leren.
Taal is een expressiemiddel
Taal is een middel tot zelfexpressie. Iedereen is uniek in zijn mondeling en schriftelijk
taalgebruik. Dit expressieve aspect is van invloed op gesprekken.
Betekenis
Taal gaat ergens over, heeft een betekenis en verwijst naar een werkelijkheid die buiten de
taal ligt. De semantiek is de leer van de betekenis. Ook zinnen kunnen van invloed zijn op de
betekenis.
Woorden met een afhankelijke betekenis
Datgene waarnaar ze verwijzen is afhankelijk van iets wat bekend moet zijn.
, - Het kan worden afgeleid uit de context – de context moet je gezien hebben
- Het is in de situatie al eerder genoemd – het antecedent moet duidelijk zijn.
Lexicale woorden en afgeleiden daarvan
Woorden met een eigen betekenis. Deze woorden zijn niet afhankelijk van de context waarin
het woord gebruikt wordt.
Polysemie
Hetzelfde woord kan leiden tot een verschil in betekenis in verschillende contexten.
Homoniemen en synoniemen
Homoniemen zijn woorden die dezelfde klank en dezelfde schriftelijke weergave hebben,
maar een heel andere betekenis. Synoniemen zijn woorden die ongeveer dezelfde betekenis
hebben, maar andere klanken.
Hoe verwijzen woorden naar de werkelijkheid
Lexicale woorden verwijzen het meest duidelijk en direct naar de werkelijkheid. Het beeld
wat wij hebben van een woord, kan afhankelijk zijn van de persoonlijke voorgeschiedenis.
Concepten zijn gelabeld aan een klankvorm afhankelijk van de taal. Het concept kan bekend
zijn, maar in de eigen taal is er een ander label. Abstracte woorden kunnen verschillende
betekenissen bevatten. Het geheel van deze bijbetekenissen heten connotaties. Deze zijn
afhankelijk van de cultuur, persoonlijke interesses en van de kennis van de wereld.
Vaktaalwoorden: laagfrequente inhoudswoorden (veelal op school uit de vakterminologie).
Schooltaalwoorden: specifiek in onderwijssituaties. Algemene abstracte functionele
woorden.
Signaalwoorden: verschaffen informatie over de taal- en denkrelaties in een tekst. Er is een
verdeling tussen inhoudswoorden en functiewoorden (vooral de signaalfunctie).
Systeem
Bij spreken en luisteren is de kleinste eenheid een spraakklank of een foneem en de grootste
eenheid een voordracht of een gesprek. Bij schrijven en lezen is de kleinste eenheid een
letter of grafeem en de grootste eenheid een tekst.
Fonologie
De spraakklank. Nederlands heeft 40 fonemen. Deze worden onderscheiden in klinkers –
tweeklanken – medeklinkers. Bij klinkers en tweeklanken trillen de stembanden en wordt
de uitstromende adem nergens belemmerd. Tweeklanken bestaan uit 2 klinkers, die op 1
ononderbroken adem worden uitgesprokene en waarbij de ene klinker hoorbaar overgaat in
de ander. Medeklinkers kunnen stemhebbend of stemloos zijn. Onderscheiden van
medeklinkers:
- Bilabialen: met beide lippen
- Labiodentalen: met de onderlip en de boventanden
- Dentalen: tongpunt en de achterzijde van de boventanden
- Palatalen: tongblad en het harde gehemelte
- Velaren: tongblad en de grens harde/zachte gehemelte.
,Je hebt explosieve medeklinkers waarvan je de klank niet lang kunt aanhouden. Je hebt
neusklanken die langer aangehouden kunnen worden en je hebt glijders.
De taalgebruiker weet dat de uitspraak afhangt van de klanken in de buurt. Dit heet
assimilatie (onmiddellijk, uitvinden).
Morfologie
Een bekend onderdeel van taalbeschouwing is de benoeming van woorden in
woordsoorten, taalkundige ontleding. Morfemen zijn de kleinste betekenisdragende delen
van taal. Vrije morfemen is 1 morfeem dat zelf als woord voorkomt. Vrije morfemen kunnen
gecombineerd worden, maar ook met gebonden morfemen, woorddelen die niet zelfstandig
als woord kunnen voorkomen.
Een samenstelling is een woord dat bestaat uit delen die zelf ook als woord kunnen
voorkomen. Als 2e lid kan een: werkwoord – zelfstandig naamwoord – bijvoeglijk
naamwoord – bijwoord. Afleidingen zijn woorden die bestaan uit een woord met een affix
(aanplaksel) voor -> prefix, achter -> suffix. Een uitgang is ook achter het woord vastgeplakt,
maar dan als onderdeel van het Nederlandse verbuigings- en vervoegingssysteem.
- Vervoeging van werkwoorden – regelmatige en onregelmatige werkwoorden.
- Verbuigingen van naamwoorden – in meervouden (en uitzonderingen)
- Verbuigingen van bijvoeglijke naamwoorden – onbewust.
Syntaxis
Taal bestaat altijd uit zinnen. De woorden in een zin staan in een bepaalde relatie tot elkaar.
De redekundige ontleding is een analyse van een zin waarbij zinsdelen worden benoemd
naar hun grammaticale functie.
Teksten
Een opzichzelfstaande samenhangende verzameling van zinnen noemen we een tekst. Dit
kan worden geproduceerd via een monoloog of bijvoorbeeld een verhaal. Voor de opbouw
van een tekst gelden bepaalde regels. De structuur en het taalgebruik zijn ook afhankelijk
van objectieve factoren:
- De bedoeling van de tekst – iedere bedoeling vraagt om een andere structurering
- Het niveau en de leeftijd publiek – aanpassing voor het publiek.
Componenten van de kennis over taal
We weten waar taal is opgeslagen, maar we weten weinig hoe onze kennis over taal is
opgeslagen. Kennis over taal wordt meestal onderverdeel in de componenten: fonologisch –
semantisch – morfologisch – grammaticaal/syntactisch – tekstueel – pragmatisch –
orthografie.
Orthografie
Spellingsregels zijn bewust gemaakte afspraken die we volgen als we gesproken taal
vastleggen in lettertekens.
Taal of talen? Over meertaligheid
Achterstand of potentieel voordeel?
, Meertaligheid wordt vaak als een probleem gezien en in verband gebracht met een
taalachterstand. De achterstand geldt natuurlijk alleen als je vanuit het Nederlands
perspectief bekijkt. Een opgegroeide leerling in een meertalige omgeving kan ook cognitieve,
sociale en sociaaleconomische voordelen gaan bieden.
Taal of dialect
Er is geen scherpe grens te trekken tussen sprekers van standaardtaal en sprekers van
dialect. Standaardtaal zou rijker (meer woorden) moeten zijn, meer status hebben, door
meer mensen gesproken moeten worden en wordt meer gebruikt in officiële documenten.
Wat is meertaligheid
Bij meertaligheid spreek je gewoon meerdere talen. Iedereen hoort tijdens zijn ontwikkeling
veel verschillende talen, dialecten en andere varianten die sociolecten en regiolecten heten.
De taal die je gebruikt verschilt per situatie en zonder moeite wissel je in taal. Vanuit deze
gedachten is meertaligheid geen uitzondering maar regel.
Wat betekent dit voor het onderwijs?
Vreemdetaalonderwijs is onderwijs waarbij een andere taal geleerd wordt, maar de
voertaal de instructietaal blijft. Je moet altijd de taal van je leerlingen praten. Ga voor een
positief taalbeleid.
Taalonderwijs
We willen kinderen beter leren spreken, luisteren, schrijven en lezen. We laten ze oefenen
en dragen belangrijke taalkennis- en vaardigheden over waarmee kinderen betere
taalgebruikers worden. Taal is verder een belangrijk element van onze cultuur. Het is nu
eenmaal het instrument waardoor wij als mens verschillen met andere levenssoorten.
Visies op taalonderwijs
Traditioneel taalonderwijs
Taal is een belangrijke drager van onze cultuur. Er ligt nadruk op schriftelijke vaardigheden
en daarbinnen is er nadruk op vormaspecten. Grammatica is belangrijk (want dit leidt tot
een betere taalbeheersing). Kinderen leren systematisch de schrijfwijze van de woorden. Bij
lezen ligt de nadruk op de techniek van het lezen. Weinig aandacht voor spreken en
luisteren. Leerkracht draagt de leerstof over.
+ Taalonderwijs is overzichtelijk (losse deelaspecten)
_ Verschillende domeinen zijn niet evenwichtig.
Thematisch-cursorisch taalonderwijs
Kinderen leren door taal te gebruiken. Leerlingen werken zo veel mogelijk vanuit bepaalde
thema’s met taal. Naast thematische activiteiten zijn er cursorische activiteiten, die niet in
het kader van een thema kunnen worden geleerd (bijv. vaardigheden). Hier worden
vakonderdelen geoefend die belangrijk worden geacht. Sommige cursorische onderdelen
kunnen wel door een thema geoefend worden. De leerkracht stuurt bij cursorisch
onderwijsproces.
+ De leerlingen zijn bezig met activiteiten die ze zelf als zinvol ervaren.
_ Thematisch werken kost veel tijd. Balans thematisch – cursorisch is moeilijk. Het is lastig
om inzicht te krijgen in hetgeen wat de leerlingen hebben geleerd.
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper ikoomen. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €6,49. Je zit daarna nergens aan vast.