Verstandelijke beperking– Annet ten Brug
Colleges
Bij 2 Sd’s onder het gemiddelde is er sprake van een verstandelijke beperking.
2,5% van de bevolking heeft een verstandelijke beperking. Volgens de overheid
is dit 1% maar dit wordt niet goed geïnventariseerd, het gaat meer over de
totale hulpvraag.
IQ-test heeft een meetfout van 5 punten.
Adaptieve vaardigheden: beperking in de communicatie, verzorging etc. alle
domeinen om te kunnen functioneren in het dagelijks leven. Wanneer je op 2 van
deze vaardigheden uitvalt, spreek je van een gebrek in de adaptieve
vaardigheden.
LVB komt meer voor bij mannen. 2 verklaringen:
Problematiek X chromosoom, mannen heb maar 1 x chromosoom,
vrouwen 2x chromosomen.
Het gedrag wat mannen laten zien externaliserend leidt meer tot
diagnostiek. Er is sprake van onder diagnostiek bij vrouwen.
Omgevingsfactoren lijken meer een rol te spelen bij LVB dan biologische
factoren. 5% bij LVB is genetisch. 47% bij matig tot zeer ernstig is genetisch.
Procenten hoef je niet te kennen, maar bv de kans dat het genetisch is, bij LVB is
kleiner dan bij matig tot zeer ernstig. Bij ernstige VB zijn de oorzaken vaker
duidelijk meer biologische oorzaak.
Oorzaken verstandelijke beperking:
Chromosomale aandoeningen: bv
downsyndroom
DNA afwijking: fragile X syndroom
Tijdens zwangerschap:
alcohol/drank, infecties etc. Het
gebruik van alcohol tijdens de
zwangerschap kan leiden tot het
Foetaal alcohol syndroom (FAS)
Tijdens geboorte: laag
geboortegewicht, meerlingszwangerschappen, infecties tijdens de
geboorte.
Down syndroom
Oorzaken
1. Chromosale afwijking: extra chromosoom; 47 chromosomen i.p.v. 46.
2. Translocatie van chromosoom 21
3. Mozaïkvorm, verschillende cellen en samenstellingen
,Fysieke kenmerken
Een vlak gezicht en achterhoofd
Uitgestoken tong
Platte neusbrug
Range mate van VB:
Licht tot matige VB (IQ tussen 35 en 70)
Gezondheidsproblemen en/of gedragsproblemen
Gezondheidsproblemen: oogaandoeningen, tandproblemen, problemen in
de groei, gehoorverlies
Relatief weinig gedragsproblemen bij downsyndroom, maar als ze er zijn,
is het hardnekkig.
Vaak sprake van depressie bij Down Syndroom.
Fragiele X-syndroom
Oorzaken:
Wordt veroorzaakt door een afwijking op het X-chromosoom
Fysieke kenmerken:
Relatief lang gezicht, grote oren
Breed voorhoofd
Platte voeten
Range mate van VB:
Licht tot ernstige VB
Gezondheidsproblemen en/of gedragsproblemen
Uiterlijke kenmerken komen meer naar voren naarmate diegene ouder
wordt.
(stereotype) probleem gedrag: flapperen met de handen wanneer ze
opgewonden of enthousiast zijn (60-90%)
Vaak schuw gedrag/en of vermijden ze oogcontact (autistische trekjes)
Communicatie is lastig: vaak hak op de tak, papegaaien
Geen specifieke gezondheidsproblemen.
Fragile X syndroom – volle mutatie
Mannen:
Ontwikkelingsachterstand: lichte tot matige verstandelijke beperking.
Stereotype probleem gedrag: flapperen (60-90%)
Overprikkeling
Vrouwen:
Ontwikkelingsachterstand: sommige vrouwen met fragiele x syndroom
hebben geen VB, maar dan wel bijv. leerproblemen (problemen in de
executieve functies.
Diagnose wordt later gesteld bij vrouwen dan bij mannen.
Stereotype probleem gedrag
Overprikkeling
Eigenlijk hetzelfde als bij mannen, maar op alle gebieden net wat beter.
,Fragile X syndroom – premutatie
Mannen:
Type 1: functioneert cognitief normaal, normale intelligentie. Leerproblemen
komen wel voor, of op het gebied van visueel ruimtelijk verwerken. Autisme
spectrum kenmerken komen vaak voor.
Type 2: komt pas vanaf 50 jaar voor, samentrekkingen van spieren, meer
neurologische klachten.
Vrouwen:
Geen kenmerken van fragile x, soms gezichtskenmerken. Vaak verlegen en
angstig. Vaak meerlingszwangerschap bij vrouwen die het hebben.
Foetaal alcoholsyndroom
Oorzaak:
Foetaal Alcohol Syndroom, of FAS, is een hersenaandoening veroorzaakt door
alcohol tijdens de zwangerschap. De alcohol komt in de bloedsomloop van de
moeder en wordt via de placenta doorgegeven aan de bloedsomloop van de
baby.
Fysieke kenmerken:
Dunne bovenlip
Lage oren
Wipneus
Range mate VB:
Lichte tot matige VB.
Gezondheidsproblemen en/of gedragsproblemen
Grote hoeveelheid gedragsproblemen: ongeveer de helft heeft ADHD
Grote moeite met functioneren in de maatschappij, heftige problematiek.
Afwijkende motoriek; houterig bewegen en vaak epilepsie
Epilepsie
Epilepsie aanvallen bij 1 op de 10 kinderen. Stuiping zijn vaak eenmalig
oorzaak kan zijn overdosis medicatie. Epilepsie kan ophouden om dat de
hersenen zich ontwikkelen je kan er over heen groeien. Hoe ernstiger de VB,
hoe minder snel erover heen gegroeid wordt. Het gaat vaak samen met ADHD,
leerproblemen, depressie en angststoornis. Epilepsie gaat samen met de ernst
van VB.
Soorten epileptische aanvallen
Gegeneraliseerde aanval
Bij gegeneraliseerde aanvallen doet de tijdelijke verstoring van de elektrische
prikkeloverdracht zich in de hele hersenen voor: in beide hersenhelften, links en
rechts. Bij gegeneraliseerde aanvallen is er altijd een stoornis van het bewustzijn.
Mensen reageren niet tijdens een dergelijke aanval, en kunnen zich vaak niets
van de aanval herinneren. Er zijn twee soorten gegeneraliseerd aanvallen:
Primair gegeneraliseerde aanval: de aanval begint en eindigt
plotseling.
, Secundair gegeneraliseerde aanval: een aanval die plaatselijk begint en
waar pas later alle hersencellen bij betrokken raken.
Soorten gegeneraliseerde aanvallen:
Absences (petit mal): een of enkele seconden ‘afwezig’. Men staart en is
even niet aanspreekbaar. Soms wordt de activiteit die diegene doet
automatisch doorgezet, bijv. fietsen.
Tonisch (verstijving/verkramping)- clonische (samentrekking
spieren): een deel van het lichaam, of het hele lichaam gevolgd door
ritmische schokken.
Myoclone aanvallen: kortdurende spierschokken/samentrekking in de
armen/of benen met een erg kortdurende bewustzijnsstoornis. Soms is er
één schokje, soms is er sprake van een reeks.
Partiële aanvallen
Partiële aanvallen beginnen vanuit een bepaald gebied in de hersenen. Het
bewustzijns is soms nog intact, soms verminderd en soms helemaal afwezig.
Deze vorm van epilepsie komt het meest voor; bij ruim 2/3e van de patiënten.
Bijna iedereen die na zijn dertigste epilepsie ontwikkeld, heeft partiële epilepsie.
Status epilepticus
Normaal gesproken houden epileptische aanvallen vanzelf op na seconden tot
enkele minuten. Als dit niet het geval is, spreken we van aanvalsontregeling.
Wanneer een aanval langer dan 10 minuten duurt, is er sprake van een status
epilepticus. Een status epilepticus kan bij alle vormen van epilepsie optreden,
maar komt bij sommige vormen vaker voor dan bij andere. Om een status te
beëindigen, is medisch ingrijpen vaak noodzakelijk.
Cerebrale parese
Bij cerebrale parese zijn de hersenen niet in staat de juiste spanning aan de
spieren door te geven en ze onderling op de goede manier te laten samenwerken.
Typen cerebrale parese
Spastische cerebrale parese (hemiplegia, diplegia, quadriplegia)
Bij dit meest voorkomende type, zijn een of meer spiergroepen stijf, waardoor
kinderen moeite hebben zich te verplaatsen of voorwerpen vast te pakken en los
te laten.
Dyskinetische cerebrale parese (athetiod, dystonic)
Bij dit type CP maakt het lichaam onbewuste en doelloze bewegingen, ook in
rust, waardoor spreken, slikken, eten en het vastpakken van voorwerpen
worden bemoeilijkt. Door de lage spierspanning (slappe spieren) kunnen deze
kinderen slecht zitten en lopen.
Atactische cerebrale parese (ataxic)
Dit is een zeer zeldzame vorm waarbij het evenwichtsgevoel en het vermogen
om diepte in te schatten aangetast zijn.
,Kinderen met dit type CP staan
wankel op hun benen en zetten
de voeten abnormaal wijd uit
elkaar bij het lopen. Het
verrichten van taken waarbij
fijne motoriek is vereist, zoals
schrijven en kleine voorwerpen
vasthouden, kost meer tijd en
moeite dan bij gezonde
leeftijdsgenoten.
,Literatuur Verstandelijke Beperking – Annet ten Brug
In de voetsporen van bladergroen… (sporen van de reiziger)
Van der Putten (2014)
Binnen de onderzoekslijn “science in motion” zijn verschillende studies
uitgevoerd naar (het effect van) motorische activering bij mensen met ZEVMB.
Het gaat om de volgende vier studies:
1. Stand van zaken in de praktijk met betrekking tot motorische activering
2. Literatuurreview naar het verloop van motorische activering
3. Literatuurreview naar de effecten van motorische activering
4. Effecten van binnen de praktijk ingezette interventies
a) effecten bewegingsgeoriënteerde programma Mobility Opportunities
Via Education
b) effecten van het binnen de praktijk ontwikkelde “bewegingsbeleving”
Deze studies, die werden geleid door Carla Vlaskamp- volgen de lijn van
Wilhelmina Bladergroen, de eerste vrouwelijke hoogleraar orthopedagogiek in
Nederland. Bladergroen benadrukte al het belang van bewegen voor de
ontwikkeling. Daarnaast zag zij een directe relatie tussen motoriek en cognitie:
verbetering van motorische functies zou volgens haar ook leiden tot een
verbeterd cognitief functioneren.
1. Stand van zaken in de praktijk met betrekking tot motorische activiteit
Methode: bij dit onderzoek is er gekeken welke activiteiten worden uitgevoerd
bij mensen met ZEVMB en in welke mate die motorische activering samenhangt
met leeftijd en omgevingsfactoren. Van 58 mensen is een dagboek bijgehouden.
Binnen dit onderzoek wordt een motorische activiteit beschouwd als een
aangeboden activiteit, waarvan het doel is om een beweging bij de participant uit
te lokken.
Resultaten: er wordt gemiddeld 1.5 activiteit per persoon per dag aangeboden.
Zo’n activiteit duurt gemiddeld 45 minuten. Daarnaast verandert een persoon
met ZEVMB gemiddeld drie keer per dag van lichaamshouding (= transfer) en
wordt hij of zij gemiddeld 7.7 keer verplaatst (= verplaatsing). Verschillende
factoren spelen hierbij een rol. Allereerst is de motorische activering op een
doordeweekse dag (op het dagcentrum of in de groep) hoger dan in het weekend
(in de groep). Ook leeftijd speelt een rol: hoe ouder de persoon met ZEVMB is,
des te minder hij of zij geactiveerd wordt.
Ondersteuning voor de praktijk: uit de resultaten blijkt dat motorische activering
geen structureel onderdeel is van de zorgverlening aan mensen met ZEVMB.
Wanneer dit in de praktijk zou veranderen, zodat motorische activering wel een
structureel onderdeel is van de ondersteuning, dan zullen niet alleen de
motorische vaardigheden van de persoon met ZEVMB verbeteren, maar zal
diegene ook beter in staat zijn een relatie met de omgeving aan te gaan,
waardoor hij of zij meer invloed kan uitoefenen op de omgeving en eigen leven.
, 2. Literatuurreview naar het verloop van motorische activering
Methode: met dit onderzoek wilde men erachter komen hoe de motorische
ontwikkeling bij personen met ZEVMB verloopt, of en wanneer er kritische
momenten zijn en welke factoren van invloed zijn op het inzetten van de juiste
interventie op het juiste moment. Voor dit onderzoek zijn 31 publicaties
geanalyseerd.
Resultaten: uit de resultaten blijkt dat de motorische ontwikkeling van mensen
met ZEVMB (ernstig) vertraagd is en vaak ook een afwijkend patroon kent. Ook
lijken factoren als ernst van de verstandelijke beperking, leeftijd, genen,
comorbide gezondheidsproblemen en het type motorische taak van invloed te
zijn op de motorische ontwikkeling. Echter zijn er grote verschillen tussen de
studies, waardoor het moeilijk is om een eenduidig, alomvattend beeld te
vormen van dé motorische ontwikkeling van personen met ZEVMB.
Ondersteuning voor de praktijk: deze studie geeft niet heel veel kennis voor de
praktijk. Wat wel duidelijk is geworden is dat de motorische ontwikkeling van
personen met ZEVMB ernstig is vertraagd en dat er grote verschillen bestaan
tussen mensen met ZEVMB onderling, die mogelijkerwijs worden bepaald door
bijvoorbeeld leeftijd en de ernst van de verstandelijke beperking. Op basis
hiervan kun je dus verschillende effecten van een interventie verwachten bij
verschillende groepen. Voor de praktijk geldt de aanbeveling om hiermee
rekening te houden en waar mogelijk verschillende interventies te ontwikkelen
voor verschillende groepen.
3. Literatuurreview naar de effecten van motorische activering
Methode: voor deze literatuurreview is gebruik gemaakt van dezelfde vier
databanken als bij de tweede studie. In totaal zijn 45 studies geanalyseerd,
waarvan 40 N=1 studies.
Resultaten: bij alle interventies werden positieve effecten van motorische
activering gevonden en bij 38 studies was een verbetering te zien van basale
motorische vaardigheden, zoals lopen en het maken van hoofdbewegingen. Acht
studies vonden een verbetering in meer complexe en recreatieve vaardigheden,
zoals dansen en een bal gooien.
Ondersteuning voor de praktijk: uit dit onderzoek blijkt dat iets doen nog altijd
beter is dan niets doen. Ook dit onderzoek benadrukt dus het belang van
motorische activering als structureel onderdeel van de zorg aan mensen met
ZEVMB.
4. Effecten van binnen de praktijk ingezette interventies
Methode: in deze studie zijn twee interventies geanalyseerd: het Mobility
Opportunities Via Education (MOVE) programma en “bewegingsbeleving”. Het
MOVE-programma heeft als doel het verwerven van functionele vaardigheden,
zoals eten, drinken, zelfredzaamheid en communicatie en interactie met de