Communicatie samenvatting
Hoofdstuk 2
Er zijn twee typen hulpverleners, om ze te vergelijken zijn er drie vragen als richtlijn.
- Hoe wil de hulpverlener dat mensen leven en welk doel wil hij met hen bereiken?
- Hoe wil de hulpverlener dat doel bereiken?
- Wat zijn de belangen die op het spel staan bij de hulpverlener en de cliënt.
Diagnose-receptmode: de hulpverlener stelt veel vragen en laat weinig ruimte over voor de cliënt.
Het is een doelgerichte en eenvoudige aanpak van de problemen. Vaak heeft dit niet de voorkeur bij
het behandelen van persoonlijke problemen.
Samenwerkingsmodel: het belangrijkste doel is dat de psychologe een beter inzicht krijgt in de
gevoels-, denk- en leefwereld van de cliënt. Ze probeert zich o goed mogelijk te verplaatsen in zijn
belevingswereld. De psychologe en de cliënt werken samen aan de verheldering, nuancering en
behandeling van de problemen. Dit is wat veel mensen zoeken bij persoonlijke problemen. De
geraffineerde hulpverlener probeert een goed beeld te krijgen van de denk-, leef- en gevoelswereld
van de cliënt. Ze ordent zo nodig feiten en omstandig in het leven van de cliënt als hij zijn verhaal
warrig vertelt. De hulpverlener zal ook niet aarzelen om dingen te zeggen die soms pijnlijk en moeilijk
kunnen zijn voor de cliënt.
Hoofdstuk 3
Cliëntgerichte benadering: de persoon, als uniek individu, met zijn eigen kenmerken en
eigenschappen en wijze van denken en voelen staat centraal. De hupverlener richt zich op de
persoonlijke kant van de cliënt.
De cliëntgerichtheid theorie van Rogers bestaat uit een aantal kenmerken:
Zelfactualisering:
- De mens beschikt over het bijzondere vermogen dat hij zich bewust is van zichzelf en zijn
omgeving. Hij kan hierover nadenken.
- Mensen hebben voor hun zelfactualisering de verbondenheid met andere mensen in sociaal
verband nodig.
- De mens ontwikkeld een toekomstgericht streven. Daarbij neemt hij doelbewust beslissingen
en maakt keuzes over waarden en richting voor zijn denken en handelen.
- experiencing: allerlei stimuli vanuit de persoon en zijn omgeving zonder remming of afweer
bewust te beleven en te verwerken. Dit vind als ware vanzelf plaats, mits er
onvoorwaardelijke acceptatie is
onvoorwaardelijke acceptatie:
Zonder voorwaarden geaccepteerd worden zoals je bent en voldoende warmte en liefde ontvangen.
Het betekent niet dat je omgeving alles mooi en prachtig moet vinden wat je doet, maar wel dat de
je als basisgevoel de zekerheid hebt als mens geaccepteerd te worden. Het kan worden geuit door
een glimlach, een knikje, een blik van verstandhouding, een hand op de schouder etc. Problemen
ontstaan als iemand geen onvoorwaardelijke acceptatie krijgt van zijn omgeving en alleen onder
voorwaarde geaccepteerd en geliefd wordt door anderen. De voorwaarde is dan bijvoorbeeld het
gewenste gedrag vertonen.
Incongruence: als een persoon niet meer af durft te gaan op zijn eigen directe ingevingen, gedachten
en gevoelens, maar zich in zijn belevingen en zijn gedrag gaat richten naar de verwachtingen en
normen van zijn omgeving. De persoon doet dit niet bewust.
De methode van Rogers (voor het gedrag van hulpverleners)
Om een cliënt te helpen uit hun persoonlijke problemen te komen moet een hulpverlener tegenover
de cliënt gedrag gaan vertonen dat een compensatie bevat voor het verstorende gedrag van
belangrijke personen in de omgeving van de cliënt die het proces van zelfactualisering belemmeren.
Dit moet een hulpverlener doen door:
, - onvoorwaardelijke positieve waardering: een hulpverlener streeft naar een goede relatie
met zijn cliënten. Dit kan hij doen door hem te accepteren, met al zijn goede en slechte
gedachten, gevoelens en gedragingen.
- Echtheid: De hulpverlener moet binnen de relatie met de cliënt authentiek, transparant en
geïntegreerd functioneren. Hij moet streven naar een contact met een ideaaltoestand van
congruentie (echtheid). Hierbij maken we onderscheid tussen a, het denken en beleven van
de hulpverlener en b, het zijn doen. De hulpverlener moet in de eerste plaats eerlijk zijn
tegenover zichzelf. Deze transparantie van de hulpverlener schept ook duidelijkheid naar de
cliënt toe.
- Empathie: het vermogen om de privéwereld van de cliënt te beleven alsof het je eigen
belevingen en ervaringen waren, maar zonder dit ‘alsof’ uit het oog te verliezen. We moeten
ons niet alleen inleven maar ook laten merken dat we hem aanvoelen, begrijpen wat er in
hem omgaat. Ook ons non-verbale houding kan veelzeggend zijn.
Kritiek op Rogers:
Te optimistisch: Rogers’ basisgedachte is dat de persoon over een potentieel voor zelfverwerkelijking
beschikt, dat onder gunstige omstandigheden vanzelf tot ontplooiing komt. Maar met name
psychologen vinden dat het belang van de persoon actief gestimuleerd en gecorrigeerd moet worden
in het leerproces.
De algemene toepasbaarheid is laag. Zijn vorm van werken vereist dat de cliënt goed kan nadenken
over zichzelf, zijn gedachten en gevoelens kan verantwoorden en het vermogen heeft om inzichten
vorm te geven in adequaat gedrag. Dit vereist een hoog ontwikkeld intellectueel niveau, wat bij een
groot deel van de bevolking niet het geval is.
Zijn verwachting is dat mensen in een omgeving van onvoorwaardelijke acceptatie vanzelf uitgroeien
tot een sociaal voelende burger. Dit is bij lang niet alle mensen het geval.
Te vaag: een belangrijk bezwaar vanuit de cognitieve psychologie; bij problemen moeten er soms ook
oplossingen worden gezocht in het bijsturen van het informatieverwerkingsproces.
Er is te weinig gerichtheid op doelbewuste beïnvloeding van het cognitieve proces. Er is een gebrek
aan directiviteit.
Daarnaast is er vaagheid over de manier waarop zelfactualisering tot stand komt. Rogers zegt dat het
vanzelf gebeurt, als de mens zich maar open stelt.
Rogers wel essentieel:
De kritiek op Rogers, die samengevat is, dat men in de hulpverlening meer moet doen dan de cliënt
de ruimte bieden om zich te ontplooien, is in veel gevallen terecht. Maar de opvattingen en
meningen van Rogers zijn wel essentieel als basis voor de hulpverlening. Een van de belangrijkste
punten is dat de algemene noodzaak voor een goede relatie tussen de hulpverlener en de cliënt,
door Rogers, gezien wordt als een voorwaarde voor een effectieve hulpverlening. Goede
interpersoonlijke vaardigheden van de hulpverlener zijn om die reden een vereiste. Rogers biedt
ruimte aan de cliënt om zelfstandig een oplossing te vinden. Als hulpverlener moet je zo min mogelijk
doen. Hoe meer hij doet, hoe groter de kans is dat je iets verkeerd doet.
Het beleven (experiencing)
Rogers: het beleven is een passief proces. Een persoon moet zich er aan overgeven.
Wexler: het beleven is een actief proces. Vooral actief omdat de mens zelf selecteert, ordent en
betekenis toekent aan wat hij ziet en hoort. Als je passief bent zou een persoon onmiddellijk
overprikkeld raken. Het proces van selecteren, ordenen en betekenis toekennen is beïnvloedbaar.
Men kan leren het anders te doen! Mensen hebben hun eigen methode hiervan maar zijn zich er niet
bewust, tot dat ze zien dat mensen dezelfde feiten ‘anders’ zien.
Men probeert de wereld overzichtelijk en ordelijk te houden door, slechts een deel van de prikkels
van buiten door te laten dringen, door de prikkels snel weer te vergeten, of ze via een systeem van
ordeningsprincipes te organiseren en er betekenis aan toe te kennen.
Er zijn twee aspecten van belang als we willen begrijpen hoe het proces van informatieverwerking
gaat.
1. Taal speelt een belangrijke rol. Het verwoorden en het eigen maken van beelden en