Middeleeuwen I hoorcolleges en boek
Hoorcollege 1: Inleiding in de middeleeuwen
De duistere middeleeuwen
- Een hardnekkige mythe
- Christoph Cellarius (1753) was de eerste die de term gebruikte en hiermee de
eerste die een driedeling maakte
- Francesco Petrarca (1304-1374) was de eerste die negatief sprak over de
middeleeuwen, zonder het de middeleeuwen te noemen dus nog geen
driedeling dit nieuwe tijdbeeld gaf geen progressieve groei in de hele
geschiedenis, maar eerder in golven
- Verschillende eindpunten:
o 476: West-Romeinse keizer afgezet
o 632: Dood profeet Mohammed
o 800: Keizer Karel de Grote
o 1088: Oprichting universiteit van Bologna
o 1321: Dood Dante
o 1453: Val Constantinopel
- Verschillende beginpunten:
o 166-80: Marcomannenoorlog
o 313: Edict van Milaan
o 325: Concilie van Nicaea
o 378: Slag bij Adrianopolis
o 410: Visigoten plunderen Rome
o 476: West-Romeinse keizer afgezet
o 493: Doop van Clovis en opkomst Theoderik de Grote (Ostrogotisch
Italië)
o 535-72: Gotische oorlogen en Justinianus herovert deel Italië
o 597: Augustinus van Canterbury
o 630: Opheffing Romeinse senaat?
Bronnenkritiek
- Externe bronnenkritiek
o Hoe luidt de precieze tekst?
o Waar, wanneer en door wie is de tekst opgesteld?
o Waar, wanneer en door wie is de tekst gekopieerd?
o In hoeverre heeft de auteur zijn formuleringen aan anderen ontleend?
- Interne bronnenkritiek
o De vraag naar de herkomst van de informatie. Hoe is de auteur aan zijn
informatie gekomen?
o De vraag naar de relatieve ouderdom van de informatie
o De vraag naar het referentiekader van de auteur. Met welke aannames
en vooroordelen benadert de auteur de wereld om zich heen?
o De vraag naar de motivatie van de auteur
Wat was het directe doel van de auteur met het schrijven van de
tekst?
Welk publiek had de auteur voor ogen?
,Van Oudheid naar Middeleeuwen
Welke Middeleeuwen?
- Imago van de Middeleeuwen
o ‘De duistere Middeleeuwen’
o Negatief imago Mediëvisten zetten zich af tegen dit beeld
o Een hardnekkige mythe het gaat mis tijdens de Middeleeuwen,
omdat het christendom voor een halt zorgde van wetenschappelijke
vooruitgang
o Oncreatieve benaming voor deze periode
Christoph Cellarius (1753) was de eerste die de benaming
toepaste
Idee was al ouder, namelijk door Francesco Petrarca (1304-
1374) Italië liep voor in de Renaissance dan de andere
westerse landen
Vooruitgangsdenken in historiografie werd door hem ontkracht,
omdat hij de Oudheid beter vond dan de Middeleeuwen
- Begin- en eindpunt verschilt door de manier waarop je ernaar kijkt, voor
verschillende data zijn verschillende argumenten te bedenken
o Verschillende zaken zijn eigenlijk ontstaan in de vroegmoderne tijd of
spelen nu nog steeds door, zoals de heksenjachten, het feodale stelsel
en de koningshuizen
- In de historiografie wordt meer geschreven over een transformatie van de
Romeinse Tijd en niet de val, grote perioden kunnen dan ook genomen
worden bijvoorbeeld 400-900
o The transformation of the Roman World AD 400-900
o The inheritance of Rome: A History of Europe from 400 to 1000
- Hoe er nu gedacht wordt over de Middeleeuwen is een negentiende-eeuws
gedachtegoed (door de Romantiek)
- Het ‘beeld’ dat onze maatschappij heeft van de Middeleeuwen wordt meer en
meer gekleurd door populaire cultuur, zoals games, films en series
- Van wie zijn de middeleeuwen?
, o Extreemrechtse groepen dragen vlaggen met ‘middeleeuwse’ schilden
en Oud Noorse runen (eerder al gebruikt door nazi’s)
Het einde van de Oudheid? De slag bij Adrianopolis (378)
- De slag bij Adrianopolis (378)
- Voor veel mensen eindigt de Oudheid bij de plundering van Rome (410) en
aan de andere kant de adolescentie en verval van de vroege Romeinse
keizers naar verwende ‘kindkeizers’
o De stad viel nadat Theodosius het Christendom als staatsreligie
instelde Augustinus schreef als reactie hierop dat het niet uitmaakte
dat de materialistische stad viel want dat doet er niet toe
o De plundering van Rome past binnen de gebeurtenissen, namelijk de
Neosassinieden, druk op de noordelijke grens, artificiële grens met de
‘barbaren’
o Volksverhuizingen door Attila de Hun zijn een negentiende-eeuws idee,
maar er is een permanente instroom mét toestemming
Wat er verandert in de Late Oudheid is dat de politieke structuur
instabiel raakt Permanente ruzie wie er heerst en met de
Perzen
o Keizer Valens slaat de opstand van de Visigoten neer, maar verliest in
Adrianopolis
Een groep niet-Romeinen in het Romeinse Rijk wint van de
Romeinen belangrijk moment, maar er verandert niet veel
Alaric merkt dat ze dus kunnen winnen van de Romeinen
en gaat eisen stellen
o Maar na de dood van Theodosius komen zijn zonen aan de macht,
maar dit waren nog kinderen dus nog meer politieke instabiliteit
Alaric had een verbond met Theodosius en niet met de kinderen,
Arcadius en Honorius, dus hij gaat kijken wat er te halen valt
Oftewel veel politieke onrust, waarbij het oostelijke en westelijke
deel veel ruzie met elkaar hebben
Het begin: het einde van Rome
- Wat is de oorzaak geweest van de ‘val’ van het west-Romeinse Rijk?
o 210 redenen in het Duits, zit van alles in zoals sauna’s, retorica,
slavernij of juist vrijlating van slavernij
Maar toch wordt de inval van de barbaren altijd als oorzaak
gezien ‘vermoord’ door de barbaren
o Edward Gibbons noemde de barbaren en christenen als oorzaak,
vooral om kritiek te leveren aan de geestelijkheid
Barbaren
- Romeinse invloed op de barbaarse samenleving
- De Romeinen waren bang dat de stammen zich samen zouden organiseren
tegen hen, dus maakte ze gebruik van verdeel- en heerspolitiek
o Legpuzzel van verschillende stammen die allemaal een andere relatie
hadden met de Romeinen, maar dit verstoorde de barbaarse
samenleving
Van een ‘platte’ tribale samenleving naar een hiërarchische
structuur
, Maar de aandacht van de Romeinen verzwakte (koste veel tijd
en energie), waardoor zij zich toch wel konden organiseren
In tijden van onzekerheid is er vaak behoeft aan ‘sterke leiders’
Buit maken; uitdelen aan getrouwen; elite (ook: Romeinse
luxegoederen werken sociale differentiatie in de hand)
Romeinen wilden graag met één leider zakendoen
Dit zorgt voor spanning, rivaliteit binnen barbaarse stammen, en
onrust (en deels volksverhuizingen)
Centrum van periferie
- Politieke chaos het is een puinhoop, want iedereen probeert een stukje van
de macht zich eigen te maken
- Iedereen die een taak buiten Rome had wilde dat heel goed doen, omdat ze
dan misschien een baantje konden krijgen in Rome Romeins burgerschap
in eerste instantie en een comfortabel baantje in Rome
o De Gallo-Romeinse elite en de Britto-Romeinse elite trekken zich terug,
omdat de grip van het centrum van de periferie niet meer zo sterk is
Ze kregen er namelijk niks meer voor terug als ze hun taken
goed uitvoerden en de stad die ze in handen hadden
financierden
- Er ontstaat een machtsvacuüm waardoor de Barbaren de macht grijpen
Het einde van de Oudheid? Byzantium
- De stichting van Constantinopel als hoofdstad
o Strategische plek ook qua handel
o Nieuwe stad geeft mogelijkheid om deze christelijk te maken
- Mensen in het Byzantijnse Rijk noemden zich Romein, dus continuïteit van het
Romeinse Rijk
- Het Vandaalse koninkrijk in Noord-Afrika was een probleem voor het
Byzantijnse en west-Romeinse Rijk, omdat daar veel rijkdom en grondstoffen
lagen
- Maar wel veel continuïteit in het Vandaalse koninkrijk, namelijk zelfde Latijnse
en Romeinse administratie en keizercultus
- Daarentegen ook Vandaalse munten met Carthaagse iconografie, terwijl dit de
grote vijand was van de Romeinen
Onrust en migratie
- Groepen mensen migreren
o Samenstelling verandert continu
o De omvang varieert dus ook (en blijft onduidelijk)
o Identiteit wordt gevormd rondom een kleine ‘traditie kern’
o Deze ‘etnische’ identiteit is een cultureel gegeven (niet biologisch – al
zullen er vast soms wat genetische overeenkomsten zijn)
- Barbaren en Romeinen vormen allianties voor bescherming tegen de
Barbaren of Romeinen
- De benamingen van de barbaren waren niet gebonden met grondgebied en
waren juist erg uitnodigend flexibele groepen