Samenvatting Pedagogiek periode 2.2 Opvoedsystemen
Orthopedagogiek
Werkcollege 1
Ouder: ‘een persoon met een besef van onvoorwaardelijk en tijdloos verantwoordelijk- zijn
voor een kind’
Ouderschap impliceert besef van verantwoordelijkheid en maakt kwetsbaar. Daarnaast
ontwikkelt het zich in de loop der tijd.
Ouders laten zich drijven door Illusies
Illusies van ouders
- Maakbaarheid: Het idee dat ouders kinderen kunnen vormen tot van alles, als ze
goed hun best doen.
- Management van het dagelijks bestaan: Onderschatten van de veranderingen.
- Gezondheid: Je gaat er vanuit een gezond kindje te krijgen, geen handicap etc.
- Het beeld van het kind: Je vormt een beeld van hoe het kind zal zijn, dit kan compleet
anders zijn.
- Het ouderschap zelf: je denkt te weten hoe je handelt in bepaalde situaties, maar dit
kan compleet anders zijn.
Illusies van hulpverleners
- Laagdrempeligheid
- Nieuwe methodieken (‘collectieve reddersfantasie’)
- Ideeën over hoe ouder hun taak (behoren te) vervullen
- Gevoel van falen
- Deskundigen (vanuit kennis) of dialoogmodel (samen kijken?
- Ouder is ervaringsdeskundige
- Verantwoordelijk zijn
- Balans opvoedingstaken en vaardigheden
Hoorcollege 1
KOPP-kinderen: kinderen van ouders met psychiatrische problemen.
Een van de ouders is tenminste een keer opgenomen is geweest in de psychiatrie en bij wie
een psychiatrisch ziektebeeld is vastgesteld.
Psychiatrische problematiek van ouders vormt een risico voor de ontwikkeling van het kind.
Psychiatrische problematiek vergroot de kans, dat de ouder minder goed in staat is om de
opvoedkundige taken naar behoren uit te voeren.
Risicofactoren voor de ontwikkeling van KOPP-kinderen
- Complicaties bij de geboorte (alcoholgebruik, stress etc)
- Ouders hebben mogelijk moeite met hechting hechtingsproblematiek.
- Moeilijk temperament van het kind. (hierdoor gaat het extra belemmerend werken)
- Type, ernst en chroniciteit van de problematiek bij de ouder.
, - De mate waarin de psychiatrische problemen het ouderlijk functioneren beïnvloeden.
- Disfunctioneren van de andere ouder
- Ingrijpende veranderingen op het niveau van het gezin
- Scheiding en relatieproblemen tussen ouders.
Beschermende factoren voor de ontwikkeling van KOPP-kinderen
- Goede ouder-kindrelatie, ondanks de problematiek.
- Competenties van het kind om met de situaties om te gaan en coping
- Steun van de andere ouder
- Ondersteunend netwerk of ondersteunende vertrouwenspersoon
- Gunstig schoolmilieu en goede schoolervaringen, kind moet kind kunnen zijn.
- Juist beeld bij het kind van de problematiek.
Gevolgen:
Ongeboren en pasgeboren kind:
- Ontwikkelingsproblemen (bv. Premature baby’s)
- Syndromen (bv. Foetaal alcohol syndroom)
- Aard van het kind (bv. Moeilijk temperament)
Baby en peuter
- Psycho-sociale problemen (bv. Seperatieangst)
- Ontwikkelingsproblemen (bv. Hechtingsproblemen, door stoornis kan een ouder
bijvoorbeeld niet zo responsief reageren)
Basisschoolkind
- Psycho-sociale problemen (bv. Angstig gedrag)
- Ontwikkelingproblemen (bv. Extreme fantasieën)
- Schoolproblemen (bv. Problemen met naar school gaan)
Jongere
- Psychosociale problemen (geringe sociale vaardigheden)
- Ontwikkelingsproblemen (bv. Extreme verantwoordelijke gevoelens)
- Schoolproblemen (bv. Schooluitval)
- Middelengebruik (bv. problematisch Drugs- en alcoholgebruik)
Volwassenen
- Psychosociale problemen (bv. Seperatieangst (je erg vastclaimen aan iemand
anders))
- Middelengebruik (bv. Problematisch drugs- en alcoholgebruik)
Kenmerken gedragingen KOPP-kind
- Parentificatie: kind neemt de rol en verantwoordelijkheid van ouder over.
- Wil geen vriendjes mee naar huis
- Schaamte- en schuldgevoelens
- Cijfert zichzelf weg
- Geringe copingvaardigheden: voortdurend bezig met andere zaken, waardoor ze die
copingsstrategieën niet leren.
- Schoolverzuim
- Seperatieangst
Mogelijke gevolgen KOPP-kinderen
, - Zelf hogere kans op stoornis
Tweezijdig risico voor het ontstaan:
Belasting vanuit de situatie in het gezin.
Erfelijke belasting
- Problemen bij het vervullen van ontwikkelingstaken (uitbouwen van intieme relaties)
- Problemen in aandachtsfunctie (sociale problemen en slechter presteren op school)
- Ouders vaak moeite met sensitief en responsief reageren.
- Hierdoor, door deze problemen, kan kind moeite krijgen met het reguleren met
emoties, overnemen van negatieve denkpatronen, zich schuldig voelen, zich isoleren,
ontwikkelen van gedragsproblemen en het overnemen van de rol als ouder.
Vraag van het kind
Vraagt om een stabiele relatie tussen ouder en kind, waarbij de ouder zijn rol op zich neemt
of terugneemt.
Het kind heeft voorspelbare omgeving nodig, duidelijkheid, vertrouwen in de volwassenen,
hulp nodig bij uiten van emoties en deze een plek kunnen geven.
Equifinaliteit: problematieken verschillend; kinderen ervaren dezelfde negatieve gevolgen.
Multifinaliteit: Meerdere negatieve ontwikkelingsgevolgen, terwijl ouders hetzelfde probleem
ervaren.
Begeleiding
- Weging van de risicofactoren: m.n. chronische problematiek, slecht sociaal
functioneren ouder of psychiatrische problemen beide ouders.
- Aansluiten bij aanwezige beschermende factoren – afzwakken risicofactoren
- Overleg met collega’s
- Vroegtijdig KOPP-kinderen herkennen voorkomt problemen (richtlijnen jeugdhulp)
- SIK-lijst screeningsinstrument
- Hieruit voortvloeiend interventies zoals KopOpOuders, Kopzorgen en SurvivalKid.
- Voorlichting/ondersteuning voor ouders en kind
- Algemene maatregelen, gericht op het optimaliseren van de leefomstandigheden
- Vergroten sociaal netwerk kind/gezin
- Overwegen plaatsing in stabiele opvoedingssituatie.
De begeleiding moet zich richten op:
- Goede interactie ouder-kind
- Aanwezigheid van ondersteunend netwerk
- Goede ondersteuning door andere ouder
- Hoge competentie en sociale redzaamheid bij het kind
- Positieve schoolervaring en activiteiten buiten het gezin.
Interventies
- Cursus/ondersteuningsgroep kind/ouder: KOPP-groepen
- Opvoedingsondersteuning thuissituatie
- Psycho-educatie
- Relatietherapie
- gezinstherapie
,Borderline (BPS) DSM-V
Kenmerken (“hoge pieken en diepe dalen”)
- een diepgaand en instabiel patroon van gevoelsleven, zelfbeeld en intermenselijke
relaties.
- Een duidelijke impulsiviteit.
Vanuit theorie KOK: problemen op affectief gebied (intermenselijke relaties) en conatief
gebied (zelfbeeld, zelfgevoel)
Ouder met BPS
- Moeite met het aangeven van grenzen
- Gevoel van onzekerheid
- Lastig om sensitief en responsief te reageren
- Claimend naar hun kinderen toe.
- stemmingswisselingen
gevolg voor het kind
- relatie met de ouder wordt vaak als negatief ervaren.
- Onzeker, het kind heeft geen duidelijkheid.
- Weinig ruimte om kind te zijn.
Begeleiding
- Duidelijke grenzen
- Psycho-educatie
- Verwachtingen naar elkaar duidelijk maken.
Werkcollege 2
Kenmerken van borderline (minimaal 5 criteria)
1. Krampachtig proberen te voorkomen om feitelijk of vermeend in de steek gelaten te
worden.
2. Een patroon van instabiele en intense intermenselijke relaties gekenmerkt door
wisselingen tussen overmatig idealiseren en kleineren
3. Identiteitsstoornis: Duidelijk en aanhoudend instabiel zelfbeeld of zelfgevoel
4. Impulsiviteit op ten minste twee gebieden die in potentie betrokkene zelf kunnen
schaden (bv. Geld verkwisten, seks, misbruik van middelen, roekeloos autorijden)
5. Ernstige stemmingswisselingen.
(bv. periodes van intense somberheid, prikkelbaarheid of angst meestal enkele uren
durend en slechts zelden langer dan een paar dagen)
6. Chronisch gevoel van leegte.
7. Inadequate, intense woede of moeite kwaadheid te beheersen.
8. Voorbijgaande, aan stress gebonden paranoïde ideeën of ernstige dissociatieve
verschijnselen.
9. Recidiverende suicidale gedragingen, dreigingen uiten automutileren.
SIK-vragenlijst: een lijst voor screening en interventiekeuze, kijken naar de impact binnen
het gezin en naar mogelijke beschermende factoren.
, Interventies
- Psycho-educatie voor kinderen en ouders.
- Ziekte-inzicht als aandachtspunt meenemen in volgende gesprekken.
- Ouders adviseren hoe te praten met kinderen over KOPP.
- Gesprek tussen ouders en kind begeleiden.
- Hulpbronnen geven. (kipizivero-brocuchures, www. KopOpOuders.nl)
- Stimuleren met derden te praten en een sociaal netwerk te onderhouden en op te
bouwen voor ouders en kinderen.
- Informatie geven.
- Aanbieden van of verwijzen naar opvoedingsondersteuning.
- Nagaan of de opvoedingstaken van de ouders worden overgenomen door anderen.
- Bespreken hoe het sociaal netwerk/omgevingssteun kan worden ingeschakeld.
- Op basis van signalen verwijzen naar:
Ondersteunende instanties
Geestelijke gezondheidszorg of de huisarts.
Werkcollege 3
5 soorten van kindermishandeling:
- Seksuele mishandeling
- Psychische en emotionele mishandeling
- Fysieke mishandeling (lichamelijke mishandeling)
- Lichamelijke of psychische verwaarlozing
- Blootstelling aan huiselijk geweld (Getuige)
Risicofactoren voor kindermishandeling
Kind
- Laag IQ
- Problemen voor- of tijdens de geboorte/vroeggeboorte
- Handicap
- Moeilijk temperament
- Slechte schoolprestaties
- Negatief zelfbeeld
Ouder
- Moeder rookte/slechte voeding/minderjarig tijdens de zwangerschap.
- Alleenstaand
- Laag opleidingsniveau/laag IQ
- Verslaving, ziekte, psychische of gedragsproblemen
- Zelf als kind mishandeld (intergenerationele overdracht)
- Negatief zelfbeeld
- Gebrek aan pedagogisch inzicht
Omgeving