Algemene Bewegingspathologie
Hoorcollege 1 ´Ziekten en Oorzaken´
Pathos = lijden, ziekte
Logos = kennis, wetenschap, leer, kunde
Grieken → humorale pathologie
Tegenwoordig → cellulaire pathologie
Pathologie in deze cursus:
• Pathogenese = ontstaanswijze van ziekte
o Ethiologie = leer van oorzakelijke factoren
• Symptomen: gevolgen → manifestatie ziekteverschijnselen
• Klinisch beeld ‘stereotype’ patiënt
• Diagnose, behandeling, link naar Bewegingswetenschappen, ervaring patiënten
Gezondheid (WHO)
• Gezondheid is een toestand volledig lichamelijk, geestelijk en maatschappelijk welzijn en niet slechts de
afwezigheid van ziekte of andere lichamelijke gebreken (1948)
• Gezondheid is een toestand van een zo optimaal mogelijk fysiek, mentaal en sociaal welzijn, waarbij iedereen
de kans moet hebben om als mens capaciteiten te ontwikkelen en te gebruiken met een maximum aantal
vrijheidsgraden en keuzemogelijkheden (1986)
Bewegingswetenschapper
• Wat moet een bewegingswetenschapper met kennis over pathologie? → onderzoek doen bij
bewegingsinterventies van bepaalde interventiegroepen
Opbouw van een organisme:
Cel → weefsel → orgaan → organisme
De cel → cel = de kleinste functionele eenheid van organisme
• Processen in humane cel:
o Energievoorziening
o Selectieve permeabiliteit van membranen
o Essentiële enzymactiviteit
o Genetische informatie (transcriptie & translatie)
Oorzaken ziektes op verschillende niveaus → etiologie van pathologie
kan op drie niveaus
• Genetische functie
• Fysiologische/biochemische functie cel
• Bouw of rangschikking van cellen, weefsels en organen
➔ Vaak afwijkingen op meerdere niveaus
,Homeostase: dynamisch evenwicht tussen verstoringen (noxen) en lichaamsreacties
• Lichaamstemperatuur
• Hormoonspiegels
• Ionenconcentraties intra-/extracellulair
• Bloeddruk, etc
➔ Ziekte; ernstige verstoring homeostase
Wat zou een noxe kunnen zijn?
• Pathologisch: eiwit die niet goed is gevouwen of geproduceerd
• Niet-pathologisch: verstoring glucosegehalte na het eten, calcium
concentraties na een spiercontractie
Noxen → fout met schadelijke invloed
• Fysiologisch (niet-pathologisch) of pathologisch
• Endogeen: vanuit organisme zelf
o Erfelijke predispositie
o Reactie op (in)activiteit
o Senescentie (veroudering)
o Stressreactie
o Immunologische reacties
• Exogeen: van buitenaf
o Fysisch
o Chemisch
o Intoxicatie
o Voedingsdeficiëntie
o Infectieus agens
o Hypoxie
Celtype en aanpassingsvermogen:
➔ Er zijn verschillende soorten celtypen, elk celtype heeft eigen kenmerken, een eigen regeneratievermogen
en een eigen cel differentiatie.
o Celtype: fixed; permanent; blijvend
▪ Regeneratievermogen = – (slecht)
▪ Kenmerken: geen celdelingen
▪ Cel differentiatie: goed
▪ Voorbeelden: zenuwcel, (hart)spiercel, elastisch weefsel, osteocyten
o Celtype: stabiele cellen
▪ Regeneratievermogen = + (matig)
▪ Kenmerken: normaliter geen celdelingen, maar onder stress wel celdelingen
▪ Cel differentiatie: matig
▪ Voorbeelden: levercel, niertubulus cel
o Celtype: labiele cellen
▪ Regeneratievermogen = ++ (goed)
▪ Kenmerken: constante aanmaak, afstoting en vervanging d.m.v. celdelingen
▪ Cel differentiatie: matig
▪ Voorbeelden: hoorncellen van de huid, darmepitheel, klierepitheel
o Celtype: reserve cellen
▪ Regeneratievermogen = +++ (heel goed)
▪ Kenmerken: voorraad, waaruit weefselspecifieke cellen ontstaan d.m.v. celdelingen
▪ Cel differentiatie: slecht
▪ Voorbeelden: lymfoïd weefsel, bindweefsel
,Cellulaire reacties op noxe
• Cellen reageren op schadelijke stimuli met adaptieve processen:
o Grootte
▪ Atrofie → afname celgrootte
▪ Hypertrofie → toename celgrootte
o Aantal
▪ Hypoplasie / involutie / atrofie →
afname aantal cellen
▪ Hyperplasie → toename aantal cellen
o Differentiatie
▪ Metaplasie → overgang naar ander
celtype (normale cellen)
o Grootte, vorm & organisatie
▪ Dysplasie → voorstadium tumorcel
• Geen adaptatie – regressieve verandering en cel beschadiging
o Cel degeneratie
o celdood
Voorbeeld Atrofie
• atrofie: afname celgrootte en aantal; kleiner worden van
cel/weefsel/orgaan
• fysiologisch: veroudering van huid, hersenen, spieren
• pathologisch: ischemie, straling/cytostatica, spierziekte
regressieve verandering – degeneratie
• cel kan niet aanpassen aan noxe, maar sterft niet → minderwaardige cel qua structuur en functie =
degeneratie
o intracellulair → enzymdefect; bijv.
phenylketonurie (PKU)
o intracellulair, bindweefsel → sclerosering,
littekenweefsel; bijv. MS (hyaliene
degeneratie)
regressieve verandering – celdood
• necrose
o ongecontroleerde celdood
o extracellulaire prikkel
o scheuren celmembraan
o ontstekingsreactie
o lichaam ruimt necrotische cellen/weefsel op
• apoptose
o geprogrammeerde celdood
o niet alleen bij ziekte, ook normaal proces
o weefselhomeostase
Gangreen: necrose en rotting onder invloed van bacteriën → bijv. bij diabetes, bevriezing/verbranding
Regressieve verandering – irrevisibel
• ultieme regressie: cel → weefsel → orgaan → uitval van vitale functies/systemen → de dood
, Hoorcollege 2 ´Infectie, Groeistoornissen en Oncologie´
Infectie = ontsteking door pathogeen micro-organisme
• bacteriën
• schimmels/gisten
• protozoa
• virussen
Verloop infectie
1. besmetting
2. incubatietijd
3. Soms prodromaal stadium: algehele malaise
4. Symptomen: ontstekingsreactie
• Koorts
• Uitslag
• Diarree
• Hoofdpijn
• ontstoken slijmvliezen
• ulcera/pusvorming
• neurologische verschijnselen, etc.
5. convalescentie; genezing
Er zijn verschillende besmettingswegen die elk een eigen barrière hebben:
• Cutaan
o barrière: huid, slijmvliezen
o voorbeeld: Ziekte van Lyme, schimmelinfecties
• Enteraal (gastro-intestinaal)
o barrière: spijsverteringsstelsel
o voorbeeld: Cholera, Salmonella
• Aerogeen:
o Barrière: luchtwegen
o Voorbeeld: Influenzavirus, TBC
• Urogenitaal
o Barrière: urinewegen en genitalia
o Voorbeeld: Bacteriële urineweginfecties (E. coli), Vaginale schimmelinfectie
• Hematogeen
o Barrière: bloedvaten (open wond/bloedtransfusie)
o Voorbeeld: HIV (AIDS)
Behandeling/Immuniteit
• Behandeling
o Spontane genezing
o Antibiotica / antivirale middelen / onstekingsremmers
• Immuniteit (actief/passief, natuurlijk/kunstmatig)
o Actief: zelf antilichamen produceren
▪ Ziekte
▪ Vaccinatie: verzwakt/doodt antigeen (DKTP, BMR, griep, HPV, COVID-19)
o Passief:
▪ Borstvoeding
▪ Toediening antilichamen als medicatie
Voorbeeld: Coronavirus
• Algemene naam van een grote familie van virussen
o SARS-CoV-2, maar ook SARS uit 2003 en MERS uit 2012
• Een virusdeeltje bestaat uit een stukje genetisch materiaal, omgeven door een eiwitmantel
• Corona (kroon of krans):
o Virus met envelop van uitstekende eiwitten