Kritische Beroepssituatie 1
Coördineren & visite lopen
Stage: Afstudeerstage
Stagecode: OVK4AASS01
Datum: 6-2-2023 t/m 28-6-2023
Stage-instelling: Maasstad Ziekenhuis
Stage-afdeling/team: Chirurgie 1
Situatie
, Kritische Beroepssituatie
Competenties: 1, 2, 3, 4, 5, 6, 9, 10, 11, 12, 13 & 16
Ik werkte een dagdienst en had samen met een verpleegkundige de zorg voor 8 patiënten. In deze situatie
focus ik op 2 patiënten. Deze patiënten hebben een multidisciplinaire behandeling, comorbiditeit en
polyfarmacie wat hen hoogcomplex maakt (ZelCom-model niveau 3).
Mw. Vos is 86 jaar en is opgenomen vanwege osteomyelitis van de hallux en is bekend met OSAS, diabetes
type 2, atriumfibrilleren, COPD en chronische nierinsufficiëntie waarvoor dialyse. Vanwege de infectie wordt
mw. behandeld met antibiotica intraveneus en heeft er een gedeeltelijke halluxamputatie plaatsgevonden.
De operatiewond is geïnfecteerd geraakt en er is necrose ontstaan. Hierom wordt de wond dagelijks
bekeken door de arts. Necrose ontstaat doordat er te weinig voorziening van bloed is. Zowel het nierfalen als
de diabetes heeft invloed op de bloedvoorziening, deze zorgen ervoor dat de vaten stugger worden en
eerder beschadigen. Daarnaast zorgt diabetes ervoor dat atherosclerose eerder optreedt, waardoor de
vaten vernauwen (Erasmus MC, z.d.). Diabetes kan nierfalen veroorzaken doordat dit schade kan aanrichten
in de vaten en de nieren. Door deze schade kan het bloed niet meer goed gefilterd worden en ontstaat
nierfalen (“Diabetic nephropathy”, 2021) (c1). De medicatie die mw. gebruikt zijn paracetamol en oxycodon
tegen de pijn, bisoprolol vanwege een hoge bloeddruk en sevalameer vanwege het nierfalen. Sevelameer
vermindert het fosfaat in het bloed. Dit fosfaat blijft achter in het bloed, doordat dit minder goed kan
worden uitgescheden door het nierfalen (Apotheek.nl, z.d.a). Daarnaast gebruikt mw. s’ avonds
langwerkende insuline. Echter heeft mw. vaak lage bloedsuikers in de nacht. Hierom is deze gisteravond niet
gegeven.
Dhr. Groen is 72 jaar is en opgenomen vanwege cellulitis en meerdere natte necrotische wonden op zijn
been bij fontaine 4. Dhr. is bekend met COPD, hypercholesterolemie, een aneurysma aorta abdominalis en
een myocardinfarct. Omdat de vaten in zijn been erg vernauwd waren, was de doorbloeding van zijn been
erg slecht. Hierdoor is necrose ontstaan en genezen de wonden minder goed. Het hoge cholesterolgehalte
heeft bijgedragen aan de vernauwing. Dit zorgt ervoor dat er eerder atherosclerose optreedt, waarbij
cholesterol en andere delen uit het bloed aan een beschadiging in de vaatwand blijven plakken (trombose).
Dit heeft ook een bijgedragen aan het hartinfarct dat dhr. heeft doorgemaakt. Wanneer een trombus
losschiet en in de kransslagader terecht komt, is er minder bloedvoorziening naar de hartspier. Hierdoor kan
deze het bloed niet goed rondpompen (Hartstichting, z.d.a). Om de doorbloeding te verbeteren is een
bypass geplaatst in dhr. zijn been. Vanwege de infectie wordt dhr. behandeld met antibiotica intraveneus.
Na de operatie is dhr. erg benauwd, waarvoor hij 2 liter zuurstof krijgt, mag vernevelen en een
streefsaturatie van 92% heeft. Longproblemen na een operatie komen voor, doordat tijdens en na de
narcose minder diep kan worden geademd. COPD heeft hier invloed op, doordat hierbij de longen vernauwd
en beschadigd zijn. Ook het veel op bed liggen na de operatie heeft hier invloed op, omdat zo de longen
minder goed geventileerd kunnen worden (Nederlandse Vereniging voor Anesthesiologie, 2012) (c1). De
medicatie die dhr. gebruik zijn paracetamol, metamizol en oxycodon tegen de pijn, perindopril vanwege een
hoge bloeddruk, clopidogrel als antistolling en simvastatine vanwege het hoge cholesterolgehalte.
Taak
Mijn taak in deze situatie is om zelfstandig (ZelCom-model niveau 3) de zorg voor 8 patiënten te coördineren
(c3,11,12). Hierbij loop ik de visite met de vaatchirurg en overleg ik regelmatig met mijn collega (c6).
Daarnaast onderneem ik actie op verhoogde risico’s (c10,13).
De competenties die in deze KBS worden aangetoond zijn: 1, 2, 3, 4, 5, 6, 9, 10, 11, 12, 13 & 16.
Actie
Ik begin de dag met het verdelen van de taken. Ik vraag mijn collega om de EWS af te nemen bij de
patiënten, terwijl ik zelf de medicatie deel. Omdat de bezetting vandaag niet ruim is, probeer ik de zorg zo
efficiënt mogelijk te coördineren en taken te delegeren om zo de continuïteit van de zorg te waarborgen
(c3,11,12). Omdat ik weet dat ik delegeren soms nog lastig vind, heb ik hier extra aandacht voor (c9).
Na het delen van de medicatie vraag ik dhr. Groen of ik hem kan helpen bij de adl. Ik vraag mijn collega om
mw. Vos te helpen (c3,11,12). Dhr. geeft aan dit graag te willen, maar niet te weten hoe hij dit moet doen
2