WEEK 1
Je bent in staat om de argumentatiestructuur van een tekst te analyseren.
oorzaak- gevolg zien en verbanden kunnen leggen
+ verbanden toelichten met signaalwoorden
- enkelvoudige argumentatie; je onderbouwt je standpunt met één argument
--> [standpunt] want, omdat, aangezien, immers ... [argument]
--> [argument] dus, derhalve, hieruit volgt dat ... [standpunt]
want, dus
- onderschikkende argumentatie; een sub-argument ondersteunt een reeds genoemd argument
--> [standpunt] want, omdat, aangezien, immers ... [sub/argument]
--> [sub/argument] dus, derhalve, hieruit volgt dat ... [standpunt]
want, dus
- nevenschikkende argumentatie; meerdere argumenten (op hetzelfde niveau) die enkel gezamenlijk
de conclusie onderbouwen
--> signaalwoorden; bovendien, daarnaast, daarbij komt, sterker nog, zelfs ...
en
- meervoudige argumentatie; je onderbouwt je standpunt met meerdere argumenten
--> signaalwoorden; trouwens, ten overvloede, plus…
bovendien
Je bent in staat te analyseren hoe de overtuigingsmiddelen logos, ethos en pathos een rol spelen in
het betoog en op welke manier zij het publiek kunnen beïnvloeden.
retorica = kunst van het spreken in openbaar
argumentatie belangrijk voor;
- feiten betwistbaar
- belangen kunnen botsen
drie overtuigingsmiddelen; retorisch overtuigend
logos = inhoudelijke argumentatie
(helder presenteren van argumenten)
bewijsmateriaal, getuigenis
ethos = geloofwaardigheid van de spreker zelf
(karakter van de spreker/ imago)
intelligentie, moraal
- pathos = beroep dat een spreker doet op de emotie van het publiek
(gevoel van het publiek)
emoties, gevoelens
, WEEK 2 formele drogredenen = vorm
Je bent in staat om argumentatie kritisch te beoordelen en drogredenen op te sporen en te
benoemen.
interne kritiek = de redenering is niet geldig (onlogische incorrecte zin) – eigenschap redenering
externe kritiek = of de premisse (argumenten) waar zijn, inhoudelijk gezien – eigenschap zin
- deugdelijke redenering = geldig + waar
geldig? (intern) --> aristotelisch syllogisme
P1 Alle meesters in de rechten zijn academici
P2 Alle rechters zijn meesters in de rechten
C Alle rechters zijn academici
ja, zie cirkels
P1 Alle meesters in de rechten zijn academici
P2 Geen astronaut is meester in de rechten
C Geen astronaut is academicus
nee, astronaut kan alsnog academicus zijn
waar? (extern)
P1 Alle meesters in de rechten zijn academici
P2 Alle rechters zijn meesters in de rechten
C Alle rechters zijn academici
nee, niet alle meesters zijn rechters (logisch redeneren)
Je bent in staat om de (on)geldigheid van een redenering vast te stellen en uit te leggen.
formele drogredenen
hypothetische proposities;
1. modus ponens, geldig
P1; als p, dan q
P2; p
C; dus q
P1; als jij hebt gestolen (als p), dan verdien jij straf (dan q)
P2; jij hebt gestolen (p)
C; dus jij krijgt straf (q)
2. modus tollens, geldig
P1; als p, dan q
P2; niet q
C; dus niet p
P1; als Rosa goed heeft gestudeerd (als p), dan slaagt zij voor haar tentamen (dan q)
P2; Rosa slaagt niet voor haar tentamen (niet q)