Literatuursamenvatting
Week 1:
Boek Hoofdzaken H1 en H2
Hoofdstuk 1 – geschiedenis van de winstbelastingen in Nederland
• vanaf de invoering, heeft de wet VPB grote wijzigingen ondergaan. Zo is het tarief aangepast. In
2022 werd de schijf verhoogd naar 395.000 euro, duit is in 2023 weer aangepast om ongewenste tax
planning tegen te gaan.
• de grote tariefdaling is vooral betaald uit een verbreding van de heffingsgrondslag.
• de wet is ook vaak aangepast om het in overeenstemming met EU regelgeving te brengen.
• de wetgever wil het Nederlandse vestigingsbeleid ondersteunen (innovatie box etc.)
• soms wordt de wet aangepast om conjuncturele doeleinden.
Hoofdstuk 2 – rechtsgrondslagen voor een vennootschapsbelasting?
2.1 Relatie met de IB
• men kan de volgende stelsels onderscheiden: 1) klassieke stelsel 2) geïntegreerde stelsels a) het
stelsel van volledige integratie b) overige geïntegreerde stelsels (aftrekvarianten en toerekening
varianten of verrekening stelsels).
• klassieke stelsel: er wordt VPB geheven over de winst van het lichaam en wordt los daarvan IB
geheven over de daarna door het lichaam aan de participanten uitgekeerde winst (-> zie voorbeelden
in het boek). De belangrijkste vooronderstellingen met een duidelijke invloed op de verschillen tussen
de diverse aandeelhouders zijn:
a) toptarief voor IB-ondernemer van 49,5%
b) ab-tarief van 26,9%
c) bruto rendement voor de vennootschap van 10% de waarde van de aandelen
d) een tarief in box 3 van marginaal 1,7143% van de waarde van het vermogensbestanddeel
e) uitdeling van alle na VPB resterende winst door de vennootschap.
• stelsel van volledige integratie: VPB wordt volledig in de IB geïntegreerd. VPB wordt gezien als een
voorheffing van de IB die de aandeelhouder verschuldigd is over de door het lichaam gemaakt winst.
> achtergrond: lichaam heeft geen draagkracht maar persoon erachter.
• overige geïntegreerde stelsels: aftrek- en toerekeningvariant:
• aftrekvariant: brengt de integratie aan de zijde van de VPB aan:
a) aftrek van een primair dividend; de te achten vergoeding over het in de
onderneming werkzame eigen vermogen een fiscaal aftrekbare kostenpost bij de VPB-heffing.
b) stelsel waarin alle dividenden als fiscale kostenpost voor de VPB-gelden resulteert
per saldo slechts een VPB voor ingehouden winsten.
c) stelsel van aftrek van primair rendement stelt men aftrekbaar de normale beloning
voor het eigen vermogen dus onafhankelijk van de vraag of die beloning aan de aandeelhouders ter
beschikking wordt gesteld als dividend. -> zie voorbeelden in het boek p. 11
• verrekening stelsels: VPB wordt verrekend met de door de aandeelhouder verschuldigde IB
over de uitgekeerde winst, de uitgekeerde winst wordt gebruteerd en de aandeelhouder kan het
belastingkrediet verrekenen met de verschuldigde inkomstenbelasting.
> indien niet alle winst door de vennootschap wordt uitgekeerd heeft in dit systeem de fiscus een
latente claim op de ingehouden winst voor het verschil tussen het marginale IB-tarief en het VPB-tarief
voor de ingehouden winst,
> NL hanteert ook een forfaitaire verrekening van de VPB sinds 1997.
2.2. Rechtsgrondslagen voor de vennootschapsbelasting
• grondslagen voor de VPB:
1) antropomorfe visie: lichaam is een zelfstandige entiteit waaraan belastingheffing kan worden
gekoppeld. Wat de IB is voor natuurlijke personen, is de VPB voor de rechtspersonen.
> kritiek: Meeles: NV staat tegenwoordig zo ver weg van de aandeelhouders, dat het lichaam
zelfstandig in een VPB mag worden betrokken en dan ook de beloning van alle productiefactoren
gelijk behandeld moet worden, dit impliceert het primaire deel van dividend bij de fiscale
winstberekening van het lichaam aftrekbaar behoort te zijn. In de BV staan de aandeelhouders weer
niet ver weg van de vennootschap. Er zou dan geen aparte VPB behoren te gelden.
,> of een lichaam zelfstandig is date r een zelfstandige inkomensheffing aan kan worden gehangen,
hangt samen met de vraag of een lichaam draagkracht heeft. Brull en Treub beantwoordden deze
vragen met een nee. Achter ieder lichaam zitten natuurlijke personen.
> let wel op: onderscheid direct en indirecte belasting, komt eigenlijk allebei neer op belasting bij de
aandeelhouders en hun draagkracht, hierdoor kan er afgewenteld worden en dan komt de vraag of er
dan niet misschien sprake is van dubbele belasting.
2) leer van het globale evenwicht: rechtvaardigt een aparte VPB vanuit de gedachte dat zij nodig is om
een globaal evenwicht te bewerkstelligen tussen de ondernemer in de IB en in de VPB.
> probleem: het globaal evenwicht bestaat niet, dus het zal al helemaal niet bestaan op microniveau.
Allerlei factoren kunnen van invloed zijn op de keuze om te ondernemen in de IB of VPB.
3) de compensatietheorie van Zeven en Kaldor: VPB als heffing over de capital gains van de
aandeelhouder. Niet verklaarbaar is dan waarom uitgedeelde winst met VPB moet worden belast.
4) het profijtbeginsel: een belasting is naar rato van het profijt dat een persoon van de overheid geniet,
de gedachte is dat aandeelhouders profiteren van het door de overheid gecreerde en in
standgehouden rechtsstelsel dat het hen mogelijk maakt de aansprakelijkheid te beperken tot de
storting op hun aandelen.
> vaststellen waar de winst wordt gemaakt (at arms lenght beginsel, dat de zelfstandigheid van elke
vennootschap van een concern als uitgangspunt neemt).
5) het buitenkansbeginsel: staat toe een belasting te heffen naargelang een persoon met de
verkrijging van een bate in een bevoorrechte positie verkeert in vergelijking tot een ander. Een
aandeelhouder die zijn geld in een goed lopend bedrijf heeft gestopt, heeft in die zin dus een
bevoorrechte positie.
> de Nederlandse VPB is geen overwinstbelasting omdat alle winst in de heffing betrokken wordt. De
VPB kan worden vormgegeven als een overwinstbelasting door aftrek t geven over het eigen
vermogen via aftrek van een primair rendement,
6) budgettaire argument: de budgettaire opbrengst van de VPB kan niet gemist worden en deze
belasting dus niet wezenlijk ter discussie kan staan. Het budgettaire argument vindt geen grondslag in
de huidige VPB en behoeft niet te betekenen dat aan de VPB niets veranderd zou kunnen worden.
• ondernemingswinstbelasting: als sluitstuk waarom er VPB wordt geheven deze belasting. Van Dijck
is voorstander van een ondernemer winstbelasting waar alle VPB-ondernemingen onder vallen. Bij de
aandeelhouders wordt dan aanvullend IB geheven. Aan dit systeem zijn grote voordelen gebonden:
a) stelsel is volstrekt neutraal.
b) fiscaliteit behoort niet zo dominant te zijn dat het zakelijk handelen van mensen erdoor wordt
bepaald.
c) neutraliteit tav financiering met eigen of vreemd vermogen de rente is aftrekbaar en wordt belast bij
de aandeelhouder, dus leidt tot een lagere verrekening van de ondernemingsbelasting in de IB.
d) winstinkomen krijgt binnen de Ib de aprt4e plaats die het verdient, winst is immers uitgaande van de
going-concerngedachte niet zomaar te consumeren maar dient deels als buffer te worden gezien om
te investeren.
Slot
• geen overtuigende grondslagen voor VPB, die los van de IB geheven wordt. Voor de ab-houder is
het te zien als een voorheffing, het buitenkansbeginsel kan ervoor zorgen dat er alleen geheven zou
worden over de overwinst,
• men kan tot de conclusie komen dat er geen plaats is voor een zelfstandige heffing van lichamen.
• auteurs: meest waarschijnlijke scenario is dat de huidige VPB met zijn gebrekkige rechtsgrond
vooralsnog moet worden geaccepteerd, hoewel de belasting door ontwijking als zodanig steeds meer
onder druk is komen te staan blijft de opbrengst op kort termijn budgettair niet aan belang inboet. Ook
is de VPB voor politiek oogpunt van belang.
• de discussie over de rechtsgronden van de VPB verdwijnt steeds meer naar de achtergrond…
,S. Cnossen, Vennootschapsbelastingregimes: keuzes in kaart, WFR 2018/223
• De meeste lidstaten hebben een voorkeur voor het aan de bron belasten van door vennootschappen
gegenereerd inkomen. Naast het belasten van de winst passen zij finale bronheffingen toe op rente en
royalty’s (alsook dividend) en stellen deze inkomensbestanddelen vrij op het niveau van de ontvanger.
> lijkt op ondernemingswinstbelasting.
• Hetzelfde resultaat wordt bereikt onder een duale IB/VPB met finale voorheffingen tegen het VPB-
tarief.
• Vreemd vermogen is nauwelijks te onderscheiden van eigen vermogen door het gebruik van
derivaten en hybride financieringsinstrumenten. In tegenstelling tot inkomen uit eigen vermogen blijft
rente in principe onbelast in het bronland als het aan buitenlandse schuldeisers of vrijgestelde fondsen
ten goede komt. De toegenomen schuldfinanciering die hiervan het gevolg is, heeft de
belastinggrondslag uitgehold en de kans op deconfitures vergroot. > indiceert dat inkomen uit eigen en
vreemd vermogen gelijkelijk dient te worden belast op vennootschapsniveau.
• Het normale of drempelrendement is vereist om de marginale investering van een onderneming net
rendabel te maken. De VPB slaat een gat in dat rendement waardoor het investeringsniveau lager
uitvalt dan optimaal is. Op zijn beurt kan dit de economische groei schaden. Om dit te vermijden zou
de normale vergoeding misschien niet moeten worden belast, zo wordt betoogd, en rente ook niet. In
tegenstelling daarmee kan de bovennormale vergoeding wel worden belast zonder dat dit het
investeringsniveau regardeert, omdat het kan worden toegeschreven aan voordelen, zoals een
productievoorsprong, patent, ontdekking of een andere vorm van natuurlijk monopolie.
Drie soorten stelsels: Klassiek stelsel, dividendverlichting en volledige integratie
• Klassiek stelsel: Winst volledig belast na aftrek van rente. Uitgedeelde winst-na- VPB opnieuw belast
op aandeelhoudersniveau onder IB. In de praktijk, vermogenswinsten belast op realisatiebasis tegen
verlaagd IB-tarief.
• Dividendverlichtingstelsel: Winst volledig belast na aftrek van rente, maar dubbele belasting van
uitgedeelde winst verlicht door: a) verrekeningstelsel (aftrek VPB van IB op uitgedeelde winst
gebruteerd met daaraan toe te rekenen VPB); b) dividendaftrekstelsel (uitgedeeld dividend aftrekbaar
van winst en IB over volledig dividend-na- VPB); c) splitsingstelsel (lager VPB-tarief op uitgedeelde
winst); en d) ad hoc benaderingen (lagere IB of gedeeltelijke vrijstelling van netto dividendinkomen).
Vermogenswinst belast als onder klassiek stelsel.
• Volledige-integratiestelsel: Winst volledig toegerekend aan aandeelhouders naar rato van de grootte
van hun aandelenpakket. Indien ingehouden, VPB dient als voorheffing op IB.
Duale IB/VPB en ondernemingswinstbelasting
• Duale IB/ VPB: belasten kapitaalinkomen grosso modo naar het VPB-tarief, met uitzondering van
vermogenswinsten die dubbel worden belast, zij het naar een gematigd IB-tarief. Achtergrond: kleine
open economie zich niet kan permitteren kapitaalinkomen naar dezelfde hoge progressieve tarieven te
belasten, omdat de differentieel hogere belasting dan op de factor arbeid wordt afgewenteld.
• Duale IB/VPB: Alle kapitaalinkomen, uit vennootschap of privé, belast tegen uniform VPB-tarief
separaat van arbeidsinkomen. Winst volledig belast na aftrek van rente die onderworpen is aan een
voorheffing. Dividend vrijgesteld van IB of, gelijkwaardig, belast op aandeelhoudersniveau tegen
kapitaalinkomenstarief (= VPB- tarief) met verrekening van VPB. Rente belast onder IB naar VPB-
tarief met aftrek van voorheffing. Vermogenswinst belast onder IB op realisatiebasis.
• Ondernemingswinstbelasting: Winst volledig belast zonder aftrek van rente en royalty’s of aftrek
maar finale voorheffingen. Uitgedeelde winst, rente en royalty’s vrijgesteld op niveau ontvanger.
Vermogenswinst belast op realisatiebasis
Cashflow-belastingen
• cashflow-belastingen: grondslag beperkt tot het bovennormale rendement door investeringen ineens
ten laste van de winst te brengen maar geen aftrek van rente en royalty’s toe te staan, of de normale
vergoeding op vermogen (te vergelijken met rente) in mindering op de winst te brengen. Dit kan een
VPB met aftrek van primair dividend genoemd worden (ACE) De ACE kan tot privékapitaalinkomen
worden uitgebreid door middel van een normale-rendementsaftrek, van kapitaalinkomen.
• Merk op dat “economic rents” op vennootschapsniveau gelijk zijn aan de ondernemings-
cashflowcomponent van een BTW, die kan worden berekend door de loonsom in mindering te
brengen op het verschil tussen verkopen en inkopen, de toegevoegde waarde.
• Onder een goed functionerende ACE-belasting worden marginale investeringen niet belemmerd en
, wordt de eigen-vreemd vermogensverhouding niet beïnvloed. Om eenzelfde VPB-opbrengst te
genereren dient het VPB-tarief echter te worden verhoogd wat winstverschuiving door middel van het
manipuleren van verrekenprijzen in de hand werkt. Andere vormen van “rentbelasting” komen niet
voor in de EU, maar de destination-based cash-flow tax is onlangs in Amerika ter sprake gekomen.
• Cashflowbelasting of vlaktaks (flat tax)|: Winst belast aan de bron, maar onmiddellijke en volledige
afschrijving van investeringsgoederen en geen aftrek van rente en royalty’s. Uitgedeelde winst en
gerealiseerde vermogenswinst belast naar (verlaagd) IB-tarief. Alternatief: bovennormale vergoeding
op vermogen belast op basis van bestemmingsbeginsel in land van gebruiker of consument van
product van de vennootschap (bestemmings-cashflowbelasting genoemd). Equivalent aan de
cashflow component van een BTW. Gerealiseerde vermogenswinst belast naar (verlaagd) IB-tarief.
• Aftrek primair dividend: Aftrek van normale vergoeding op vermogen van de winst na aftrek van
rente. Uitgedeelde winst en gerealiseerde vermogenswinst belast naar verlaagd IB-tarief.
• Aftrek normale vergoeding: Aftrek van normale vergoeding op vermogen van rendementen op
vennootschaps- en individueel niveau. Uitgedeelde winst en vermogenswinst belast op individueel
niveau na aftrek van normale vergoeding.
Geen VPB of IB
• Geen vpb: Belasting op uitgedeelde winst = IB. Vermogenswinst belast onder IB op realisatiebasis.
• Geen ib: VPB maar geen IB op uitgedeelde winst (of andere vermogensinkomsten) maar
vermogensbelasting. Vermogenswinst niet belast.
Waarheen?
• EU-lidstaten heffen bij voorkeur belastingen aan de bron, op ondernemingsniveau.
• Oplossing voor eventuele problemen: een combinatie van VPB-hervorming in de lidstaten met VPB-
coördinatie tussen de lidstaten. Een begin zou kunnen worden gemaakt met verdere toepassing van
duale IB/VPB’s waaronder alle kapitaalinkomen naar een matig uniform tarief wordt belast en rente en
royalty’s aan voorheffingen worden onderworpen. Vervolgens zou overeenstemming kunnen worden
bereikt over de hoogte van de finale voorheffingen op deze inkomensbestanddelen, evenals op
dividend. Om dubbele heffing te vermijden zouden domiciliestaten dan hun fiscale claim op de
belasting van deze inkomensbestanddelen moeten opgeven. Tegelijkertijd zouden de Europese
richtlijnen over de vrijstelling van bronbelasting op dividend, rente en royalty’s tussen gelieerde
ondernemingen moeten worden ingetrokken.
FIT-bundel: 50 jaar vennootschapsbelasting
Fundamentele vragen en problemen
• De vennootschapsbelasting lijdt onder een latente identiteitscrisis, omdat een overtuigende
rechtsgrondslag ontbreekt. Moet het lichaam slechts als zelfstandige persoon in de heffing worden
betrokken (antropomorfe visie) of is de vennootschapsbelasting uiteindelijk een belasting van de
aandeelhouders? In het verlengde van deze zelfstandigheid ligt ook de fiscale fictie dat
concernonderdelen worden geacht als onafhankelijke derden met elkaar te handelen.
• De zelfstandige belastingplicht veroorzaakt ook het tweede fundamentele probleem, namelijk de
dubbele heffing die optreedt indien bedrijfswinsten worden uitgekeerd door een vennootschap aan de
aandeelhouder. In de derde plaats is een fundamenteel probleem de ongelijke fiscale behandeling van
eigen en vreemd vermogen. Tot slot is een probleem dat de traditionele fysieke aangrijpingspunten
voor belastingheffing in toenemende mate voor moderne ondernemingen niet meer toereikend zijn.
Invloeden op de vennootschapsbelasting
• Vestigingsklimaat: de VPB is traditioneel een belangrijk onderdeel van een aantrekkelijk
vestigingsklimaat voor (internationale) ondernemingen in Nederland. Dat betekent dat fiscale regels
(internationale) activiteiten van bedrijven niet onnodig moeten belemmeren.
• Verhouding met het civiele recht: bestaat een wisselwerking tussen het civiele recht en de Wet VPB.
Civiele reorganisaties moeten fiscaal worden begeleid omdat de fiscale heffingen anders gewenste
reorganisaties kunnen belemmeren. Een wijziging van het civiele recht kan ook nopen tot een
aanpassing van fiscale regels om ongewenste fiscale gevolgen te voorkomen.
• Globalisering: heeft de VPB kwetsbaarder gemaakt voor grondslaguitholling.
• Internationale en Europese recht: Bosal-arrest; Nederland werd gedwongen rente in verband met de
financiering van buitenlandse deelnemingen in aftrek toe te staan. Negatieve en positieve (moeder-