Samenvatting psychologie en
sociologie van het boek Wijsman →
Molendijk 7e druk
,Hoofdstuk 1, psychologie
Gedragswetenschappen
- Psychologie⇒ de wetenschap die zich bezighoudt met het bestuderen van gedrag,
van de mentale processen die aan dat gedrag ten grondslag liggen en van de
factoren die op gedrag van invloed zijn.
- Sociale psychologie⇒ de psychologie die de wisselwerking tussen het individu en
zijn sociale omgeving bestudeert.
- Sociologie⇒ bestudeert de manier waarop mensen samenleven. Hoe beïnvloeden
sociale structuren gedrag?
Factoren die gedrag beïnvloeden
- Fysieke factoren⇒ lichamelijke omstandigheden (genen, pijn, ziekte, honger etc.)
- Psychische factoren⇒ vermogens & leerervaringen, persoonlijkheidseigenschappen,
drijfveren, attitudes
- Sociale factoren⇒ invloed door mensen, imitatiemodel, identificatiemodel
- Culturele en spirituele factoren⇒ opvattingen, waarden, normen, cultuur, geloof
- Fysische en geografische factoren⇒ fysica= met betrekking tot natuur
Psychologische visies (verschillende stromingen)
1. Psychoanalyse (Freud)⇒ gaat ervan uit dat onbewuste krachten sterke invloed
hebben.
2. Behaviorisme (Watson)⇒ richt zich alleen op gedrag, niet op innerlijk,
omgevingsfactoren meer bepalend voor gedrag dan erfelijke factoren.
3. Humanistische psychologie⇒ Zekere aanleg bij mensen, maar de omgeving zorgt
voor vruchtbare grond. Mensen hebben behoefte zichzelf te ontwikkelen.
4. Cognitieve psychologie⇒ Richt zich niet alleen op gedrag, maar ook op innerlijke
processen die het gedrag beïnvloeden. Mensen gaan actief en betekenisvol met
situaties om.
5. Positieve psychologie⇒ nieuwe stroming die zich richt op het bestuderen en
bevorderen van welzijn en geluk.
Flow⇒ volledig opgaan in een activiteit
Welbevinden⇒ dat iemand zich goed voelt
Cognitie⇒ gaat om kennis & inzicht , maar ook om verwachtingen, voorstellingen en
overtuigingen.
Cognitieve gedragstherapie⇒ verzamelnaam voor hulpvormen waarin cliënten leren hoe
ze beter kunnen omgaan met hun negatieve gedachten en gevoelens over zichzelf en hun
omgeving.
Rationeel- emotieve therapie⇒ ligt de nadruk op je gedachten en overtuigingen. Het
uitgangspunt bij deze therapievorm is dat niet een gebeurtenis zelf, maar de interpretatie
van de gebeurtenis oorzaak is van psychische problemen.
, Hoofdstuk 2. persoonlijkheid & persoonlijkheidsfactoren
Persoonlijkheid (karakter)⇒ de verzameling van duurzame eigenschappen die iemand
kenmerken. Die eigenschappen bepalen hoe iemand denkt, voelt en zich gedraagt.
Gedrag en persoonlijkheid zijn nauw met elkaar verbonden: de persoonlijkheid van iemand
komt tot uiting in zijn/ haar gedrag.
Psychoanalyse
- Belangrijkste grondlegger ⇒ Sigmund Freud (1856-1939)
- Aannames: De mens is (1) een conflictwezen, (2) een driftwezen, en (3)
psychologisch gedetermineerd
⇒ zijn visie op de persoonlijkheid: bestaat uit 3 delen: id, het ego en het superego
Ontwikkelingsfasen volgens Freud
1. Orale fase⇒ het kind beleeft de eerste jaren lust en onlust via de mond
2. Anale fase⇒ het kind beleeft in de peuterfase plezier aan het plassen en poepen
3. Fallische fase⇒ tijdens de kleutertijd ontdekt het kind de eigen geslachtsorganen en
kan daar ook lust aan beleven.
4. Latente fase⇒ het kind heeft volop tijd om zich te richten op de buitenwereld en op
school kennis te verwerven.
5. Genitale fase⇒ kind is nu in staat een betekenisvolle relatie aan te gaan met een
persoon van het andere geslacht, na een periode van zoeken en uitproberen
Afweermechanismen⇒ onbewuste, automatische reacties die je beschermen tegen het
ervaren van te grote spanning, pijn of sterke emoties.
Afweermechanismen Freud
1. Verdringing⇒ reactie om emotioneel beladen gebeurtenissen of gevaarlijke driften
ver weg te stoppen en te vergeten
2. Projectie⇒ toeschrijven van eigen emoties, driften of behoeften aan anderen
3. Regressie⇒ terugvallen in kinderlijk of afhankelijk gedrag door emotionele
gebeurtenissen
4. Overdekking door het tegendeel⇒ tonen van gedrag dat tegenovergesteld is aan het
gedrag dat hoort bij bepaalde impulsen en behoeften
5. Rationalisatie⇒ wegredeneren van nare emoties (‘afspraak vergeten’ of (te druk om
te blijven’)
6. Verplaatsing⇒ verschuiving sterke emotie die iemand bij je teweegbrengt naar een
andere persoon (woede voor leidinggevende afreageren op familie thuis)
7. Vluchtgedrag⇒ je zoekt afleiding of een andere prikkel op in de hoop ongewenste
emoties kwijt te raken.
Psychoanalyse Neofreudianen
- Benadrukken het belang van culturele factoren
- Hebben kritiek op fasen
- Minder deterministisch