Toets LU 6 “haar- en talg (afwijkingen) week 16 t/m 19
(LD 13 t/m 19)
Inhoud
LD 13: ” kan de oorzaak/ontstaanswijze, klinisch beeld, therapeutische mogelijkheden en prognose
beschrijven van nagelafwijkingen (+ anatomie nagel).” (week 14, 6 vragen). ................................... 136
Dermatologie voor Huidtherapeuten: ............................................................................................ 136
LD 14: ” herkent kenmerken van transseksualiteit, transgender en geslachtsaanpassende operaties en
kan de relatie leggen met onthaarbehandelingen.” (week 16, 8 vragen). ......................................... 139
LD 15: ” kan de anatomie en fysiologie van het zenuwstelsel beschrijven.” (week 16, 9 vragen). ..... 142
Anatomie en fysiologie: .................................................................................................................. 148
Hoofdstuk 9: De algemene en speciale zintuigen ....................................................................... 151
Artikel(s)/Video’s:........................................................................................................................... 153
Zenuwstelsel: anatomische en functionele indeling................................................................... 153
LD 16: ” kan de ontstaanswijze en verschijnselen van TIA, CVA, ziekte van Parkinson, parkinsonisme,
dementie en neuralgie beschrijven.” (week 16, 6 vragen). ................................................................ 154
Hoorcollege: Neurologische ziektebeelden .................................................................................... 154
LD 17: ” kan bestanddelen van bloed benoemen en weet hoe het afweersysteem werkt.” (week 18, 12
vragen). .............................................................................................................................................. 155
Hoorcollege: Bloed en afweer ........................................................................................................ 155
Bloed en afweer ......................................................................................................................... 155
Ontsteking .................................................................................................................................. 157
Besmetting ................................................................................................................................. 158
Anatomie en fysiologie: .................................................................................................................. 159
Hoofdstuk 11 Cardiovasculair stelsel; bloed. .............................................................................. 159
Hoofdstuk 14: Lymfestelsel en immuniteit ................................................................................. 163
Klinische pathologie ....................................................................................................................... 169
Artikel(s)/Video’s:........................................................................................................................... 171
Afweersysteem: de basis ............................................................................................................ 171
LD 18: ” kan bacteriële en virale infecties herkennen en benoemen.” (week 18, 9 vragen)................ 172
Hoorcollege: bacteriële en virale infecties ..................................................................................... 172
Dermatologie voor Huidtherapeuten: ............................................................................................ 172
Bacteriële huidinfecties .............................................................................................................. 172
20.2 Oppervlakkige folliculitis................................................................................................. 174
20.4 Furunkel ............................................................................................................................. 175
20.5 Abces .................................................................................................................................. 176
20.6 Impetigo vulgaris + secundaire impetiginisatie .................................................................. 176
134
, 20.9 Cellulitis .............................................................................................................................. 177
20.10 Erysipelas (een vorm van cellulitis) ................................................................................... 177
20.12 Ecthyma ............................................................................................................................ 178
20.14 Erytrasma ......................................................................................................................... 178
20.15 Erythema migrans ............................................................................................................ 179
21.1 Virale huidinfecties ............................................................................................................. 179
21.2.1 HPV huidinfectie v/d huid................................................................................................ 179
21.3 Herpes simplex virus, zowel type 1 & 2 als primaire & recidief infectie ............................. 181
21.4 & 21.8.1.6 Varicellen zoster virus (primaire infectie = waterpokken en endogeen recidief
infectie = herpes zoster) ............................................................................................................. 182
21.5 Molluscum contangiosum .................................................................................................. 183
LD 19: ” kan farmacologische begrippen benoemen en toepassen.” (week 18, 10 vragen). .............. 184
Hoorcollege: Farmacologie, deel 3 (overige delen, zie LD 7) .......................................................... 184
Dermatologie voor Huidtherapeuten: ............................................................................................ 185
3.2 Uitwendige therapie ............................................................................................................. 185
Klinische pathologie: 6.1 (zie HC, LD 19) ........................................................................................ 185
Natuurwetenschappen voor para- en perimedische beroepen (Zie HC, LD 7) ............................... 185
Per leerdoel aantal vragen (toets III):
Leerdoel Vragen Welke week?
13. De student kan de oorzaak/ontstaanswijze, klinisch beeld, therapeutische 6 16
mogelijkheden en prognose beschrijven van nagelafwijkingen (plus anatomie
nagel).
14. De student herkent kenmerken van transseksualiteit, transgender en 8 16
geslachtsaanpassende operaties en kan de relatie leggen met
onthaarbehandelingen.
15. De student kan de anatomie en fysiologie van het zenuwstelsel beschrijven. 9 16
16. De student kan de ontstaanswijze en verschijnselen van TIA, CVA, ziekte van 6 16
Parkinson, parkinsonisme, dementie en neuralgie beschrijven.
17. De student kan bestanddelen van bloed benoemen en weet hoe het 12 18
afweersysteem werkt.
18. De student kan bacteriële en virale infecties herkennen en benoemen. 9 18
19. De student kan farmacologische begrippen benoemen en toepassen. 10 =60 18
Ttl: 105
❖ Semester 1: 3 deeltoetsen over de kennis van LU6 (1 eindcijfer, 10 studiepunten);
❖ Multiple choice: week 7 (30 vragen), 14 (45 vragen) 20 (105 vragen =180 vragen) en herkansing (90);
❖ 3 antwoordopties. Cesuur vastgesteld op 55% (+ gokkans);
❖ Eerste toets: 126 punten voor 5,5. Tweede toets: 63 punten voor 5,5. Elk toetsmoment herhaling van de vorige stof + nieuwe
stof.
❖ Na elk toetsmoment een inzagemoment (zie rooster en lesplanning voor data). Antwoorden niet vergeten mee te nemen.
Belangrijk:
De samenvatting is gemaakt op basis van de leer- en subdoelen. Daarom zijn sommige literatuur
en/of hoorcollege niet samengevat, zodat het niet dubbel staan. Het is voornamelijk bij elkaar
toegevoegd.
135
, LD 13: ” kan de oorzaak/ontstaanswijze, klinisch beeld, therapeutische mogelijkheden en prognose
beschrijven van nagelafwijkingen (+ anatomie nagel).” (week 14, 6 vragen).
Subdoel: De oorzaak/ontstaanswijze, symptomen en therapeutische mogelijkheden beschrijven van onychomycosen,
nagelafwijkingen bij psoriasis, horlogeglasnagels,
koilonychie, onychia punctata, leukonychia punctata, onychohypertrofie, unguis incarnatus, paronychia.
Dermatologie voor Huidtherapeuten:
1.2.4.2 Nagels
Nagels -> gekeratiniseerde producten; onderdeel nagelapparaat, waartoe proximale & laterale
nagelwallen, nagelbed & cuticula behoren. Het biedt bescherming aan vingers & tenen, maken
bij oppakken makkelijk en hebben functie bij jeuk. Nagel wordt aan zijkanten begrensd door
laterale nagelwallen & proximaal door proximale nagelwal (nagelwal = perionychium). Distaal
heeft de nagel een vrije rand. Huid onder vrije nagelrand= hyponychium. De groeisnelheid v/d
vingernagels: 1,9 tot 4,4 millimeter per maand (jonge gezonde volwassenen van 3,5
millimeter). Tenen 1,6 millimeter per maand. De grote teennagel groeit sneller dan andere
teennagels. Naarmate men ouder wordt gaan de nagels langzamer groeien.
22.2.3 (onychomycosen) en 22.2.4 (alleen behandeling onychomycosen)
Nr. 1 Onychomycosen
KB: Behandeling:
- Witgele verkleuring, later kan bruine/zwarte verkleuring optreden. Zonder medicatie:
Hyperkeratosis v/d nagel, onycholysis (nagelloslating). Predisponerende factoren worden opgeheven (langdurig
- Kan overgaan in dystrofische onychomycoses contact met water, zeep, hyperhidrose). Bij dermatomycose
- Beschadigde of langzaam groeiende nagels zijn extra gevoelig. slippers dragen bij vochtige ruimte.
Besmetting moet achterhaald worden (ook bij hun kinderen,
6 soorten onychomycosen: huisdieren etc.)
1. Distale/laterale subunguale onychomycose: begint in de hyponychium
(de huid onder de vrije nagelrand) of door laterale nagelwal en Met medicatie:
verspreidt zich van daaruit door de nagelplaat als gele/witte plekken of Lokale: Terbinafine, ciclopiroxolamine en de
lijnen naar proximaal. Kan later bruin/zwart worden, plaat wordt dikker imidazolderivaten: bifonazol, miconazol, ketoconazol,
en kan scheuren door hyperkeratose. . Onycholyse enige symptoom-> clotrimazol, en sulconazol. In crème, poeder, zalf of lotion.
later-> dystrofisch worden (soms alle 10 nagels).
2. Oppervlakkige witte onychomycose: witte plekken in het bovenste deel Orale: Terbinafine tablet en itraconazol capsule. Behandeling
v/d nagelplaat. Het poederachtige kan gemakkelijk worden duurt tussen 2/6 weken. Terbinafine is effectiever dan
afgeschraapt. itraconazol bij het geval van dermatofyten. Wanneer infectie
3. Proximale subunguale onychomycose: bij pt. met hiv-infectie. Vanuit de door gisten-> itraconazol betere keuze.
proximale nagelwal wordt de nagel zeer snel wit, maar geen verdikking.
4. Endonyx onychomycose: aan de vingernagels gelokaliseerd, vooral bij Overige behandelingen:
patiënten met tinea capitis. Putjes op nagelplaat en kleine nagellamellen - Aangetaste nagels zo kort mogelijk knippen
die gevolg zijn van nagelsplijting. - Naast orale therapie ook lokale behandeling.
5. Gemengd type onychomycose: combi van 2 soorten onychomycosen. - Chirurgische nagelverwijdering/extractie wordt
6. Totale dystrofische onychomycose: nagels geheel dystrofisch veranderd afgeraden.
door schimmelinfectie. - Fotodynamische therapie, waarbij schimmels
7. Secundaire onychomycose: schimmelinfectie in de nagels, bijv. door worden gedood. Vraagt wel veel tijd.
psoriasis, lichen planus of dystrofie door andere oorzaken. - Sommige onderzoekers-> CO2 laser, waarmee de
nagels vernietigd worden.
Oorzaak/ ontstaanswijze: Diagnose:
- Dermatofyten (schimmels) - Kalknagels: geel verkleurde, verdikte, brokkelige
- Ontstaat meestal uit schimmelinfectie v/d voet die doorgaat naar je en/of verdikte nagels.
nagel - Risicofactoren: diabetes mellitus,
- Prevalentie: 3% v/d populatie, loopt op met de leeftijd tot 40% bij pt. immunosuppressie en verminderde bloedcirculatie
ouder dan 75 jr. Bij kinderen -> komt incidenteel voor en meestal (nagels groeien dan langzamer) of beschadiging
afkomstig van een voet- en nagelinfectie v/d ouders. door slecht passende schoenen, afwijkende
voetstand of intensief sporten.
- KOH-preparaat.
- Microscopisch onderzoek met de PAS (Periodic
acid-Schiff).
136