BREIN EN OMGEVING: OPTIMALISEREN
VAN DE EERSTE 1001 DAGEN VAN DE
ONTWIKKELING
Cursuscode 202000009
2022-2023
Alle cursusliteratuur voor deeltentamen B
, EFFECTEN VAN DISTALE FACTOREN OP DE ONTWIKKELING
Literatuur: Li et al., 2020 (19 pag), Noble & Giebler, 2020 (5 pag), Rosen et al., 2019 (13 pag)
LI ET AL. (2020)
The relationships between screen use and health indicators among infants, toddlers, and
preschoolers: a meta-analysis and systematic review
Introductie
Adviezen van de WHO/AAP zijn om kinderen <1 jaar nog niet bloot te stellen aan mediagebruik en
tussen 2-5 jaar max. 2 uur per dag.
Volgende de WHO is overmatig schermgebruik: kinderen <1 jaar die blootgesteld worden aan
mediagebruik en kinderen 2-7 jaar >1 uur schermtijd per dag. Steeds meer kinderen gaan over deze
grenzen heen. Er zijn wel wat gegevens over wat overmatig schermgebruik doet bij jonge kinderen:
Positieve effecten: meer aandacht, verbeterde letterkennis & beter in staat tot training/leren
Negatieve effecten: overgewicht/obesitas, korter slapen en verminderde kwaliteit van de slaap,
taalachterstand, lichamelijke blessures
Leeftijd, mediagebruik van de ouders, inkomen van de familie, leeftijd van de ouders en
opleidingsniveau zijn allemaal factoren die meespelen als het gaat om de schermtijd van kinderen.
Methode
Fysieke, gedrags- en psychosociale uitkomsten werden onderzocht onder 0-7-jarigen.
Resultaten systematic review
Fysieke gezondheid
- Hoger risico op overgewicht/obesitas/adipositas/hoger BMI
- Hoger risico op vertraagde taalontwikkeling, taalproblemen
- Hoger risico op problemen met rekenen
- Hoger risico op problemen met lezen
- Meer ‘muskuloskeletal’ pijn
- Slechtere executieve functies en (fijne én grove) motorische ontwikkeling
- Verband tussen schermtijd en cognitieve ontwikkeling blijft onduidelijk
Gedrag
- Meer slaapproblemen
- Vaker ongezond eetpatroon
- Vaker onvoldoende fysieke activiteit
Psychosociale uitkomsten
- Meer agressief gedrag
- Meer hyperactiviteit en aandachtstekort
- Meer emotionele problemen
- Meer gedragsproblemen
- Meer pesten (zowel zelf pesten als gepest worden)
- Grotere sociaal-emotionele achterstand
, - Grotere responsiviteit naar hun ouders (!)
- Minder prosociaal gedrag en meer problemen met peers
Resultaten meta-analyse
Kinderen met meer schermtijd als aanbevolen hebben:
- Tot 2x groter risico op obesitas.
- Meer dan 2x groter risico op kortere slaaptijd.
Discussie
Evidence was alleen onduidelijk wat betreft cognitieve ontwikkeling en de ontwikkeling van
emotionele en sociale vaardigheden.
Volgens de 24-uur theorie van Rossano et al. is het zo dat hoe meer tijd een kind doorbrengt op een
scherm, hoe minder fysieke activiteiten en tijd buiten ze hebben.
Door het gebrek aan beweging & de hoeveelheid reclames op tv voor ongezond eten/drinken
ontstaat een hoger risico op overgewicht en obesitas.
NOBLE & GIEBLER (2020)
The neuroscience of socioeconomic inequality
Eerder onderzoek liet al invloed zien van sociaaleconomische achterstand op het neurocognitieve
systeem vanaf het 2e levensjaar, het hele leven lang. Een longitudinale studie liet inderdaad zien dat
SES geassocieerd was met later functioneren in taal en executieve functies.
SES en hersenstructuur
Corticale grijze stof
SES is gelinkt aan corticaal oppervlaktegebied, corticale dikte en volume grijze stof, met name in
frontale en temporale regio’s die verantwoordelijk zijn voor taal, aandacht, executieve functies,
emotieregulatie en geheugen.
- Inkomen en SES zijn gelinkt aan corticaal oppervlaktegebied. Hierdoor kan het lezen,
executief functioneren en IQ verslechteren.
- De invloed van SES op de corticale dikte is variabeler; sommige studies vinden dikkere cortex
bij hoge SES, anderen vinden dit niet. In een studie waarbij onderscheid werd gemaakt
tussen ‘omgeving-SES’ en ‘familie-SES’, bleek dat ‘omgeving-SES’ wél van invloed was op de
corticale dikte, maar ‘familie-SES’ niet. De gevonden tegenstrijdigheden kunnen ook het
gevolg zijn van variabele leeftijd en cognitieve vaardigheden.
- Sociaaleconomische achterstand was geassocieerd met meer psychopathologie en slechtere
neurocognitieve prestaties + lager volume grijze stof. Hoger inkomen was geassocieerd met
meer grijze stof in frontale en temporale kwab.
Subcorticale grijze stof
Lagere SES is geassocieerd met langzamere groei van de hippocampus. Toename van verschil in
volume met de leeftijd. Ook de amygdala, thalamus en striatum zijn gelinkt aan SES, hoewel de
resultaten hier variabeler zijn en kunnen variëren per sekse of leeftijd.
Witte stof
Hoge SES geassocieerd met grotere fractionele anisotropie (FA) (maat voor witte stof); met name in
banen voor executieve functies, taal en lezen. Als geheel is de netwerkvorming ook sterker. Een
andere studie vond echter dat alleen opleidingsniveau van de ouders (niet het inkomen)
geassocieerd was met witte stof.
, Wat echter opvallend is, is dat kinderen met lagere FA het in een omgeving van lage SES inderdaad
minder goed doen, terwijl kinderen met lagere FA uit hoge-SES-huizen het prima deden.
Sociaaleconomische voorsprong lijkt dan ook een buffer te vormen tegen neurobiologische
risicofactoren.
SES en breinfunctie
EEG en fMRI-studies
6 maanden na de geboorte is een hogere SES geassocieerd met hogere frequenties en meer kracht
op het EEG, wat geassocieerd is met betere taalontwikkeling. Ook meer functionele connectiviteit in
het ‘default mode netwerk’ en ‘sensorimotor network’. Lager inkomen in voorschool-fase leidt tot
lagere connectiviteit tussen hippocampus en amygdala & een aantal corticale regio’s.
ERP en fMRI-studies
Sommige studies stellen dat SES verband houdt met neurale processen rond taalverwerking, maar
onderzoeksgroepen zijn vaak klein dus resultaten niet goed te interpreteren. We weten wel dat lage
SES invloed heeft op de taalontwikkeling.
Onderzoeken over de invloed op het werkgeheugen variëren in uitkomsten.
Bij lage SES grotere neurale activatie op boze gezichtsuitdrukkingen en grotere activatie van de
amygdala. Moeders met lage SES hebben een verminderde response van de amygdala op positieve
gezichten van het 6-maanden oude kind, maar verhoogde response op negatieve gezichten.
Balans genetica/omgeving
Het is de vraag of neuro-ontwikkelingsachterstanden ontstaan door daadwerkelijk verschil in sociale
omstandigheden of verschillen in genen, waardoor ook verschil in SES ontstaat. Het blijkt een
combinatie van beiden te zijn. 60% SES, rest genen.
Meerdere recente studies hebben gevonden dat de effecten van lage SES op hersenstructuur en -
functie voor taalgebieden ontstaan door verschil in responsieve verbale interacties.
ROSEN ET AL. (2019)
The role of the visual association cortex in scaffolding prefrontal cortex development: a novel
mechanism linking socioeconomic status and executive function
Executieve functies: cognitieve processen van hogere orde, waaronder het werkgeheugen, conflict
monitoring, inhibitie-controle en het kunnen wisselen tussen sets van regels. Zit met name in
prefrontale cortex.
In vroege kindertijd geassocieerd met ‘school readiness’ en academisch succes en in adolescentie
risicogedrag + een grote groep ontwikkelingsuitkomsten (gezondheid, SES, crimineel gedrag, IQ).
De omgeving beïnvloedt de ontwikkeling door 2 type processen:
- Experience-expectant: in bepaalde sensitieve perioden zijn de neurale circuits gevoelig voor
specifieke input uit de omgeving (bijv. de visuele cortex voor bepaalde licht-input).
- Experience-dependent: ontstaat door unieke ervaringen uit ieders persoonlijke omgeving
(bijv. lange-termijn geheugen).
Hogere SES is geassocieerd met betere executieve functies. Verschillen in hersenstructuur en functie
van de prefrontale cortex zijn ook aangetoond voor verschillen in SES en inkomensniveau.