Personen- en familierecht:
Week 1:
Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen en naamrecht:
In het publiekrecht heeft de overheid altijd een rol in relatie tot burgers of bedrijven. Deze rol kan
worden uitgeoefend op nationaal niveau, bijvoorbeeld door de regering of het Openbaar Ministerie,
of op lokaal niveau, bijvoorbeeld door een gemeente.
Het privaatrecht ziet op alle juridische betrekkingen tussen personen onderling, waarbij de overheid
in beginsel geen rol speelt. Het privaatrecht wordt ook wel burgerlijk recht of civiel recht genoemd
en kan op diverse manieren worden ingedeeld.
Het personen- en familierecht is een veelomvattend rechtsgebied. Het gaat over mensen en over hun
positie in familierechtelijk verband. Denk aan het naam recht en afstamming, huwelijk en
echtscheiding, familie- en gezinsleven of gezag over minderjarigen.
Natuurlijk persoon: mens van vlees en bloed
Rechtspersoon: niet- natuurlijk persoon zoals een bedrijf, stichting of vereniging
1.1 Juridische persoon:
De wet geeft geen definitie van het juridische begrip persoon. Maar wat verstaan we dan juridisch
gezien onder dit begrip? Een persoon is: degene die drager van rechten en verplichtingen kan zijn.
Het kunnen hebben van rechten en verplichtingen wordt ook wel rechtsbevoegdheid genoemd.
Rechtsbevoegdheid wil zeggen, bevoegdheden die iemand heeft op basis van de wet.
Volgens art. 1:1 lid 1 BW is iedereen in Nederland brij en bevoegd tot het hebben van burgerlijke
rechten. Iedereen is dus rechtsbevoegd.
De Grondwet is de hoogste nationale wet in Nederland en bevat de grondrechten van elke persoon
die zich in Nederland bevindt.
Het zijn van een persoon, ook wel de persoonlijkheid genoemd, begint bij de geboorte van een kind.
Aanvullend vereiste is dat het kind levend ter wereld komt. Art 1:2 BW bepaalt namelijk dat als een
kind dood ter wereld komt, het wordt geacht nooit te hebben bestaan.
Art. 1:2 BW bepaalt verder dat een ongeboren kind als geboren wordt aangemerkt, als het belang
van dat kind daarom vraagt. Wanneer is daarvan sprake?
In bepaalde situaties kan een kinderbeschermingsmaatregel al nodig zijn voordat een kind is
geboren. Bijvoorbeeld wanneer de aanstaande moeder zichzelf, en daarmee het ongeboren kind, in
gevaar brengt door alcohol en/of drugsgebruik. De rechter kan dan een ondertoezichtstelling
uitspreken over het ongeboren kind.
Een andere situatie waarin het in het belang van een ongeboren kind is om als geboren te worden
beschouwd, is bij een nalatenschap. Om als erfgenaam te worden aangemerkt, moet iemand
bestaan. Met behulp van art. 1:2 BW kan een ongeboren, en dus nog niet bestaand kind toch
erfgenaam zijn, mits het levend ter wereld komt.
Op dat moment heeft de rechtsbevoegdheid in het belang van het kind terugwerkende kracht. Dat
wil zeggen dat het kind al recht heeft op de erfenis voordat het geboren is.
Persoonlijkheid eindigt als iemand overlijdt. Alle rechten en verplichtingen die op dat moment nog
bestaan, gaan over op de erfgenamen.
1.2 Bloed- en aanverwantschap:
,Bloedverwantschap duidt op de relatie tussen personen op basis van de geboorte uit bepaalde
ouders. Dit wordt ook wel biologische bloedverwantschap genoemd.
Als we kijken naar het juridische begrip bloedverwantschap, dan is dit meeromvattend dan
biologische bloedverwantschap. Juridische bloedverwantschap ontstaat bijvoorbeeld ook wanneer
een man een kind erkent van wie hij niet de biologische vader is (art. 1:203 BW e.v.).
Als de moeder van een kind op het moment van geboorte getrouwd is met een man of vrouw die
geen biologische band heeft met het kind, dan ontstaat er juridische bloedverwantschap tussen het
kind en die man of vrouw (art. 1:199 en 1:198 BW).
Dit is ook het geval bij geregistreerd partnerschap. En bij adoptie ontstaat bloedverwantschap tussen
de adoptieouder en het geadopteerde kind (art. 1:229 BW e.v.). Juridische bloedverwantschap wil
dus zeggen het bestaan van een juridische relatie tussen personen, vaak aangeduid als
familierechtelijke betrekking.
Bloedverwantschap bestaat in verschillende graden. In art. 1:3 lid 1 BW wordt dit omschreven.
Ouders en kinderen zijn bloedverwant in de eerste graad. Grootouders en kleinkinderen zijn verwant
in de twee graad. In beide gevallen gaat het om verwantschap tussen twee personen, die als het
ware boven of onder elkaar staan. Dit word bloedverwant in rechte linie genoemd.
Om de verwantschap met een oom/tante, broer/zus of neef/nicht te bepalen, moeten we eerst
opklimmen tot de gemeenschappelijke stamvader of stammoeder. Daarbij telt elke geboorte als een
graad. Vervolgens moeten we afdalen naar de oom/tante, broer/zus of neef/nicht in kwestie, waarbij
elke geboorte weer geteld moet worden. Dit is bloedverwantschap in de zijlinie.
De verwantschap tussen een persoon en een broer of zus is tweedegraads, tussen een persoon en
oom of tante derdegraads en verwantschap tussen een persoon en een neef of nicht is derdegraads
(wanneer het de kinderen van een broer of zus zijn), of vierdegraads (wanneer het de kinderen van
oom of tante betreffen).
Art. 1:41 BW bepaalt dat een huwelijk niet mag worden gesloten tussen bloed- en aanverwanten in
de eerste en tweede graad. Daarmee is het verboden voor ouders en kinderen om met elkaar in het
huwelijk te treden. Ook mogen broers en zussen of grootouders en kleinkinderen niet met elkaar
trouwen.
Een huwelijk tussen eerste- en tweedegraads verwanten wordt niet alleen als ongepast aangemerkt,
er bestaan ook grotere risico’s op inteelt of het doorgeven van erfelijke ziekten. Dit is anders
wanneer mensen broer en zus zijn van elkaar door erkenning of door adoptie.
Wanneer een persoon met iemand trouwt, ontstaat er een juridische relatie tussen die persoon en
de bloedverwanten van de ander. Deze relatie wordt in art. 1:3 lid 2 BW aanverwantschap genoemd.
Hetzelfde geldt voor een persoon die een geregistreerd partnerschap aangaat met een ander.
Uit dit artikel volgt dat voor de berekening van de graden van aanverwantschap dezelfde methode
wordt gevolgd als voor bloedverwantschap.
Aanverwantschap ontstaat alleen door een huwelijk of geregistreerd partnerschap, niet door
samenwoning. Wanneer iemand aanverwant is, dan leidt dit tot bepaalde bevoegdheden in zaken die
gaan over gezag en voogdij, alsook verplichtingen in alimentatiezaken.
Zo kan een aanverwant van een kind de rechtbank verzoeken om een voogd over dat kind te
benoemen (art. 1:229 BW). Aanverwantschap wordt niet opgeheven door het eindigen van het
huwelijk of geregistreerd partnerschap (art. 1:3 lid 3 BW).
1.3 familie- en gezinsleven
,In art. 8 EVRM is het recht op familie- en gezinsleven vastgelegd:
Een ieder heeft recht op respect voor zijn privéleven, zijn familie- en gezinsleven, zijn woning en zijn
correspondentie.
Uit deze bepaling volgt dat iedereen recht heeft op respect voor zijn familie- en gezinsleven, ook wel
family life genoemd.
Family life is ruimer dan familierechtelijke betrekking waarvan sprake is bij het hiervoor besproken
bloedverwantschap. Bij family life gaat het om het hebben van een nauwe persoonlijke betrekking
met een ander, vaak een kind.
Daarmee wordt niet alleen bedoeld een nauwe persoonlijke band tussen ouders en kinderen, maar
ook tussen kinderen en grootouders, andere bloedverwanten of zelfs niet-bloedverwanten. Denk
bijvoorbeeld aan de relatie tussen pleegouders en hun pleegkind. Er is geen bloedverwantschap,
maar er kan wel degelijk sprake zijn van een nauwe persoonlijke betrekking op basis waarvan family
life is ontstaan.
Samenwoning is geen vereiste voor familie- en gezinsleven, maar in veel gevallen is het wel een
indicatie.
Marckx-arrest:
In 1979 deed het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) een belangrijke uitspraak over
family life. Het betrof een zaak die was aangespannen door een Belgische vrouw tegen de Belgische
regering. De uitspraak van het EVRM is bekend geworden als het Marckx-arrest.
Een ongehuwde moeder was van mening dat een aantal bepalingen in de Belgische wet
discriminerend was en inbreuk maakte op het recht op gezinsleven. De wet maakte namelijk
onderscheid tussen kinderen geboren binnen een huwelijk en buitenechtelijke kinderen. Een
ongehuwde moeder was niet van rechtswege juridische moeder van haar eigen kind. Zij moest dat
kind eerst erkennen en pas dan was er sprake van juridisch moederschap.
In dit arrest overwoog het EHRM dat lidstaten ervoor moeten zorgen dat burgers een normaal
gezinsleven kunnen leiden. Nationale wet- en regelgeving mag geen inbreuk maken op het recht op
family life. Het EHRM oordeelde dat de Belgische wet niet in overeenstemming was met art. 8 EVRM
en een inbreuk vormde op het recht op family life.
Deze uitspraak heeft ertoe geleid dat de Belgische wetgeving op dit punt is aangepast. Maar ook voor
het Nederlandse familierecht is het arrest van groot belang geweest. Met name in kwesties over het
recht op omgang, ouderlijk gezag na scheiding, uitoefenen van gezag door ongehuwde ouders,
kinderbeschermingsmaatregelen en de rechtspositie van pleegouders.
Het EHRM heeft vele uitspraken gedaan over het al dan niet bestaan van family life. In de volgende
situaties kan sprake zijn van family life:
- tussen echtgenoten (samenwoning is geen vereiste)
- tussen een man en een vrouw die een relatie hebben die vergelijkbaar is met een huwelijk
( samenwoning is geen vereiste)
- tussen ouders en een uit hun huwelijk geboren kind ( vanaf het moment van geboorte,
samenwoning geen vereiste)
- tussen ongehuwde, langdurige samenwonende ouders en hun kind
- tussen moeder en kind
- tussen de man die het kind heeft erkend en het kind
, - tussen de biologische vader en het kind (er moet sprake zijn van bijkomende
omstandigheden: zoals samenleving of omgang met het kind, verzorging van het kind, een
relatie met de moeder)
- tussen naaste bloedverwanten en het kind ( er moet een nauwe persoonlijke betrekking
bestaan)
- tussen pleegouders of opvangouders
- tussen een niet-biologische ouder en kind
Volgens vaste jurisprudentie van het EHRM bestaat tussen mensen die met elkaar getrouwd zijn
gezinsleven. In de meeste gevallen houdt een huwelijk in dat mensen met elkaar samenwonen. Maar
ook wanneer gehuwden niet met elkaar samenwonen, kan family life onder bepaalde
omstandigheden worden aangenomen. Dit is bijvoorbeeld het geval wanneer partijen al wel met
elkaar zijn getrouwd, maar door omstandigheden nog niet met elkaar hebben kunnen samenwonen.
Van belang is dat partijen met elkaar gehuwd zijn, met elkaar samenwonen of van plan zijn met
elkaar te gaan samenwonen en een gezinsleven met elkaar te leiden.
Tussen een kind en de biologische moeder bestaat automatisch family life. Dit is echter niet het geval
tussen het kind en de biologische vader. Wanneer de ouders niet met elkaar gehuwd zijn, geen
geregistreerd partnerschap hebben en niet met elkaar samenwonen, moet sprake zijn van
bijkomende omstandigheden om te kunnen spreken van family life.
Tussen een kind en andere bloedverwanten kan eveneens sprake zijn van family life. Denk hierbij aan
de relatie tussen een kind en een oom of tante, of grootouders. Om in dit geval te kunnen spreken
van family life moet vast komen te staan dat de contacten met het kind ruimer zijn dan de
gebruikelijke, in het dagelijks verkeer plaatsvindende, contacten tussen het kind en de
desbetreffende bloedverwant.
Het enkel bestaan van bloedverwantschap is dus onvoldoende om family life aan te nemen. Er
moeten bijkomende bijzondere omstandigheden zijn waaruit volgt dat tussen het kind en de
bloedverwant een band bestaat die onder de bescherming van art. 8 EVRM valt.
Family life kan ook bestaan tussen een kind en een niet- bloedverwant. Een veelvoorkomende
situatie is family life binnen een pleeggezin. Wanneer een kind in een pleeggezin wordt geplaatst,
kan een nauwe persoonlijke betrokkenheid ontstaan tussen kind en pleegouders. In beginsel wordt
hiervoor een termijn van een jaar aangehouden. Een pleegkind kan na een jaar niet zomaar uit het
pleeggezin naar een ander gezin of een instelling worden overgeplaatst.
Family life kan worden verbroken door latere gebeurtenissen. Om verbreking van family life aan te
nemen, moet worden voldaan aan strenge criteria. Bij adoptie wordt family life met de
oorspronkelijke ouders verbroken. Maar als ouders uit elkaar gaan en de vertrekkende ouder niet
langer samenwoont met het kind, dan heeft dit niet automatisch tot gevolg dat family life tussen die
ouder en het kind eindigt. Zelfs wanneer tussen ouder en kind langere tijd geen contact is geweest,
leidt dit niet zonder meer tot het verbreken van family life.
1.1 voornaam
In verschillende internationale verdragen is het naamrecht vastgelegd: elk kind dat wordt geboren,
heeft recht op een naam. Aan de hand van een naam kan iemand worden geïdentificeerd.
Art. 1:4 lid 1 BW bepaalt dat iemand de voornaam of voornamen heeft die in zijn geboorteakte zijn
opgenomen. Een akte is een schriftelijk en ondertekend stuk dat tot bewijs kan dienen. In dit geval
het bewijs wanneer een kind geboren is. Een authentieke akte wordt in art. 156 lid 2 van het Wet
boek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) als volgt omschreven: