Eigen complete uitwerkingen Filosofie
Hoofdstuk 1 De vrije markt en het goede leven in meervoud:
vijf dimensies (1.1 t/m 1.4)
Eindterm 2 en 3is gewoon algemeen, je snapt de gehele stof en kan het gebruiken.
4. De kandidaten kunnen de vraag naar het goede leven relateren aan de vraag wat het
betekent dat de mens ‘zich tot zichzelf-in-de-wereld verhoudt’. Hierover kunnen zij een
beargumenteerd standpunt innemen aan de hand van:
De mens in-de-wereld. Wereld is niet een fysieke plek maar meer onze omgeving waar we ons in bevinden,
familie, baan de gehele samenleving dus.
-reflectie op de “wereld” leidt tot vragen over het goede leven
We kunnen ons als het ware buiten onszelf plaatsen om naar onszelf en naar onze plek in de wereld te kijken
en dan rijst de vraag: doe ik het goed, ben ik gelukkig met mezelf? Leid ik dus het goede leven? De vraag wat
ben ik aan het doenleidt automatisch naar de vraag wat is het goede leven. Ons reflectievermogen en die
vraag hangen samen.
- Socrates’ opvatting dat het niet onderzochte leven niet de moeite van het leven waard is;
-Scorates: het niet-onderzochte leven is het niet waard geleefd te worden
-altijd reflecteren?
Met andere woorden als je niet kritisch onderzoekt of je wel het maximale uit je leven haalt en of je het
wel eens bent met de soms automatische keuzes die je maakt, ja dan had je net zo goed niet kunnen
leven.
- Het verschil tussen mensen en dieren volgens Cassirer;
Cassirer: mens is een animal symbolicum
tekens/taal stellen ons in staat tot reflectie.
Het symboliserende dier: we gebruiken symbolen of tekens om te kunnen reflecteren/dankzij taal en
symbolen kunnen we ons buiten onszelf plaatsen. Het is vaak niet voor niets dat je pas goed kan
reflecteren als je met een vriend praat of in een dagboek schrijft of gedachten op papier schrijft: het staat
tegenover je, met je eigen gedachten uitgesproken of zwart op wit.
- Nietzsches opvatting van de mens als ‘niet-vastgesteld dier’;
In tegenstelling tot dieren volgen we niet een vooraf vastgesteld lot of instinct, nee wij moeten op elk
moment van de dag die beslissingen maken: kies ik voor thee of voor koffie?
Nietzsche zag in dat get vest een last voor de mensen kan zijn, we zijn het niet-vastgestelde dier, we
zijn niet gebonden aan een instinct, maar we kunnen kiezen. Maar we doen heel veel om die keuze
niet te maken of uit te stellen, de mens is daarom volgens Nietzsche een ziek dier, het leidt tot stress
al die keuzes, we krijgen geen rust. Iedereen heeft wel eens te maken gehad met keuze-stress.
-Nietzsche: de mens is het niet-vastgestelde dier
-niet gebonden aan instinct
-Keuzestress: mens is het zieke dier!
Zeker nu, onze huidige samenleving is die keuzestress enorm. Je wordt geacht om te reflecteren, om
een zo’n goed mogelijke keuze te maken. Maar hoe doe je dat? Je sluit de ene keuze uit door de
ander te kiezen. Gevaar: niet kiezen. Of voor het makkelijke gaan.
,5. De kandidaten kunnen de kritiek van Nussbaum weergeven op de opvatting dat het
bruto nationaal (BNP) als criterium voor het goede leven kan worden gehanteerd. Daarbij
kunnen ze de capabilities approach, uitleggen, toepassen en beoordelen.
Kan het BNP echt als criterium voor het goed leven worden gebruikt?
Je kunt heel rijk zijn, maar heel slecht onderwijs hebben. Er kan sprake zijn van grote ongelijkheid. Je kunt
rijk zijn maar nauwelijks de mogelijkheid hebben om jezelf te ontplooien, om kunst te maken, literatuur te
lezen, leuke filmpjes kijken.
Nussbaum: vindt dus van niet.
Systeem heeft ze bedacht als alternatief: capability approach.
Capabilities: wat moet een goede samenleving mogelijk maken voor haar burgers?
Dus: 10 zaken die de overheden en instanties mogelijk moeten maken voor haar burgers, pas dan kan de
samenleving daadwerkelijk goed genoemd worden.
Capabilities/mogelijkheid:
1. Leven
je bent in staat een goed leven te lijden zonder aan een vroegtijdige dood te sterven door
bijvoorbeeld honger.
2. Lichamelijke gezondheid
Goede reproductieve gezondheid, dat je niet ziek bent de hele tijd en een dak boven je hoofd
3. Lichamelijke integriteit
Beweging
4. Zintuigelijke waarneming
alles wat je met die zintuigelijke waarneming kan doen: onderwijs volgen, op muzikaal gebied je
uiten, een religie volgen
5. Emoties
Je wordt niet geblokkeerd in je emoties, je kunt voelen wat je wilt en daar dus ook naar kunt
handelen.
6. Plannen maken
Je bent zelf in staat om te weten wat je doelen zijn, zelf te bepalen wat je doelen zijn, daarnaar te
handelen, dus je eigen gewetensvrijheid.
7. Relaties
Je kunt relaties hebben met wie dan ook
8. Andere soorten
Je draagt zorg voor de omgeving, de natuur en dieren.
9. Spel
Recreatie, lachen
10. Zeggenschap over omgeving
Je mag andere mensen overtuigen van datgene wat jij vindt, je mag iets stom vinden, ergens mee
eens of oneens zijn.
Auteurs:
Kritiek op Nussbaum:
1. Behoorlijk westers, er ligt een nadruk op keuzevrijheid en zelfontplooiing
2. Het menselijk bestaan legt ons verplichtingen op, we hebben niet de keuzevrijheid om niet samen
met de natuur te leven of niet in een samenleving te leven, die keuze hebben we niet: we zitten
al in een samenleving en zonder de natuur gaan we simpelweg dood.
3. Instituties geven ons mogelijkheden, maar beperken onze vrijheid ook. Een staat zorgt niet alleen
voor keuzevrijheid, maar neemt die keuzevrijheid ook weg, het verplicht ons tot bepaalde dingen,
dus we worden beperkt in onze vrijheid: de schoolplicht bijvoorbeeld.
,Nussbaum heeft een typisch westers modern idee van vrijheid dat geen rekening houdt met de manier
waarop we in de wereld zijn (eindterm 4) en de manier waarop de wereld beroep op ons doet.
Auteurs denken dat we een systeem nodig hebben dat niet te individualistisch is en dat rekening houdt
met de manier waarop de omgeving in onze brede zin onze vrijheid inperkt.
Voorstel auteurs:
We moeten het goede leven begrijpen in 5 zogenaamde dimensies van het menselijk bestaan. Dit zijn 5
condities/voorwaarden, zonder deze dimensies kan het goede leven niet bestaan.
1. Relaties met medemensen, je bent nooit alleen, we zijn altijd op de een of andere manier met
andere mensen verbonden: sociale relationaliteit, hier moeten we iets mee.
2. Instituties, we leven nu eenmaal in een samenleving waarin er allerlei structuren zijn die ons
leven bepalen, met andere woorden we zitten in een netwerk van instituties: overheid, school,
internetprovider etc.
3. Lichaam, we zijn nu eenmaal in een bepaald lichaam geboren, daar kun je niet voor kiezen, ook
kun je niet kiezen voor de lichamelijke behoeften die je hebt, je moet eten, drinken ademen etc.
is dus belangrijk, het concretiseert je ook, het plaatst je in het hier en nu, je kunt niet nu zomaar
in Amerika zijn.
4. Natuur, we hebben de natuur nodig, we zijn verbonden met de natuur, terwijl we tegelijkertijd
ook de natuur proberen buiten te houden.
5. Zin, wat is de zin van het leven, de mens stelt die vraag. Elk concept van het goede leven moet
ruimte inbouwen voor de vraag naar het goede leven.
Als 1 van deze dimensies wordt verwaarloosd, is een goed leven niet meer mogelijk en misschien
staat de vrije markt wel op gespannen voet met 1 of meerdere dimensies. centrale vraag boek.
Hoofdstuk 2: Plato en Aristoteles over het goede leven (2.3
t/m 2.7)
6. De kandidaten kunnen Plato’s argumentatie voor de ‘ideale staat’ reconstrueren en
evalueren. Hierbij kunnen zij:
Het goede leven is een leven waar iedereen een goede plaats heeft, dat betekent dat wie geboren wordt om op
het land te werken, moet op het land werken; wie geboren wordt om leiding te nemen, moet leiding nemen.
- De kritiek van Plato op de democratie weergeven;
Democratieheerschappij van het volk
dit werkt alleen maar als het volk in staat is om voor het algemeen belang te kiezen, maar als de meeste
burgers alleen maar lust nastreven en ook niet in staat zijn om iets anders te doen, zijn de beslissingen niet op
wijsheid gebaseerd, dat is niet de schuld van een volk, ze zijn gewoon te dom, daar kunnen ze niks aan doen.
-Plato democratie werkt niet. Het volk streeft naar eigenbelang (lust)
- Uitleggen wat bij Plato het verband is tussen de hiërarchische orde in de samenleving en de
drie delen van de menselijke ziel;
Hij vergelijkt de staat met de menselijke ziel, oftewel met de vermogens die de mens bezit. De menselijke ziel
bestaat volgens plato uit drie delen, die overeenkomen met een deel van het lichaam:
1. Vegetatief verlangen deel van de ziel (BOEREN)
dit deel van de ziel zit in de menselijke onderbuik, hier komt lust vandaan.
2. Thymotisch-eergevoelig deel van de ziel (STRIJDERS)
zit in de borstkas, hogere emoties (je zou je leven willen geven uit liefde voor je land)
3. Denkend-schouwend deel (FILOSOOFKONINGEN, LEIDERS BEVOLKING/POLIS)
Zit in je hoofd, dit is het deel van de ziel dat overeenkomt met de ratio, met het maken van wijze
beslissingen.
, Volgens Plato zijn de verschillende delen van de ziel niet bij elk mens even sterk, soms is de ratio niet sterk
genoeg om de lust te onderdrukken.
Leren je lusten te onderdrukken, dat kon niet volgens Plato.
-Overgrote deel is niet in staat tot helder nadenken. Dus overgroot vegetatief-verlangend deel. De grote
onderlaag bestaat uit mensen die hun lust niet kunnen beheersen en nu dus matigheid zouden moeten kweken
(is dus de bijbehorende deugd), dit zijn boeren en mijnwerkers die aan het werk gezet moeten worden om
ervoor te zorgen dat deze mensen niet in opstand zouden komen.
-de soldaten, de mensen met het grootste Thymotisch-eergevoelig/emotioneel deel, houden hen (boeren etc)
En ze volgen bevelen van de filosofie-koningen.
- Beargumenteren dat Plato’s ‘ideale staat’ zowel als een utopie als een dystopie kan worden
beschouwd en daarbij de kritiek van Propper betrekken;
Utopie: want: iedereen heeft zijn/haar plek, een perfecte samenleving en doordat iedereen perfect op zijn
plek is wordt er optimaal samengewerkt.
Dystopie: want: er is maar één waarheid toegestaan (Popper zegt dit), een samenleving moet altijd ruimte
openlaten voor meerdere waarheden, zelfs filosofen hebben de universele eeuwige waarheid niet alleen in
bezit. We moeten het toelaten dat anderen het met ons oneens zijn, daarom is de staat van Plato een staat
waarin een kleine groep een grote groep monddood maakt en slechte samenleving volgens Popper.
7. De kandidaten kunnen Aristoteles’ argumentatie dat er verschillende goede
staatsvormen zijn, reconstrueren en evalueren. Daarbij kunnen zij:
- Uitleggen welke rol de rede (logos), de deugd (aretè) en het handelen (energeia) als
werkelijkheid van de ziel daarin spelen;
Deugd een pen, dan doet hij wat hij moet doen, doel is optimaal schrijven; op dezelfde manier kijkt Aristoteles
naar het menselijk leven. Vervult hij wel zijn doel, haalt hij eruit wat erin zit. De vraag naar geluk is dus volgens
Aristoteles te beantwoorden als we kijken naar wat de mens eigenlijk in wezen is en wat het zou moeten zijn.
En het wezen van een mens is een animal rationale, zooion logon echon een met rede begiftigd persoon. Je
hebt vervuld van dat wat je in wezen bent, dus dat je gebruikt maakt van je logos, je rede. Je moet kunnen
nadenken. Volgens Aristoteles is het gebruik van je logos verbonden met het kunnen handelen, iemand die niet
nadenkt, handelt niet. Handelen is niet hetzelfde als iets doen, handelen is bewust handelen, iets doen omdat
je er over hebt nagedacht. Het is handelen met een intentie. Een goed leven is het gebruik maken van de rede