Je hebt 3 centrummaten:
1. Gemiddelde: Alles optellen gedeeld door het aantal
2. Mediaan: De middelste waarde in de reeks
3. Modus: De waarde die het vaakste voorkomt
Hoofdstuk 5: Meetkunde
Meetkundige begrippen: boog, draaien, richting, oriënteren en windrichtingen.
De vijf deelgebieden van meetkunde:
- Oriëntatie in de ruimte
- Viseren en projecteren
- Transformeren
- Construeren
- Visualiseren
Deelgebieden van oriënteren:
- Lokaliseren
- Innemen van een standpunt
- Navigeren
Vogelvluchtperspectief = je ziet alles van bovenaf. Alsof jij de vogel bent.
Viseren = het kijken langs viseer- of kijklijnen.
Projecteren = lichtbundels en schaduwverschijnselen
Parallelle projectie = de schaduwen die door zonlicht worden verkregen, lopen
evenwijdig aan elkaar.
Centrale projectie = de lichtstralen komen vanaf één lichtpunt (projectiepunt).
Transformatie aan figuren en patronen is het draaien en spiegelen van patronen en figuren.
Soorten spiegelen:
- Lijnspiegelen = De spiegel vervangen door een spiegellijn. (dit zie je vaak op werkbladen
staan)
- Puntspiegelen = Hetzelfde als lijnspiegelen, maar dan vanuit een punt.
Symmetrie:
1. Lijnsymmetrie
2. Draaisymmetrie (hierbij draaien de figuren ((rotatie))
3. Puntsymmetrie
Ook kun je iets construeren. Je maakt van losse elementen uit één figuur, een heel figuur. Dit kun je
bijvoorbeeld doen met constructiemateriaal (lego, kapla en blokken)
Visualiseren = het weergeven van de werkelijkheid. Dit doe je met bouwplaten, uitslagen, aanzichten
en plattegronden.
5