Thema 4 Openbaar bestuur
Inleiding op het thema:
In het politieke staatsrecht zoals dat wordt gedoceerd aan de meeste universiteiten wordt ten aanzien
van de uitvoerende macht op nationaal niveau meestal vooral aandacht besteed aan ministers en
staatssecretarissen. Ook in dit thema zal dat gebeuren. Wie echter denkt dat deze uitvoerende macht
ophoudt bij deze bewindspersonen (en wellicht een handjevol ambtenaren) komt bedrogen uit. De
uitvoerende macht is veel groter en veelvormiger dan menigeen beseft.
In dit thema zullen we dan ook kennismaken met de verschillende gedaantes die de uitvoerende macht
in Nederland aanneemt. Daarbij kan het gaan om gedeconcentreerde onderdelen van ministeries, om
zelfstandige bestuursorganen en om staatsdeelnemingen. Daarvan wordt steeds bekeken hoe deze
georganiseerd zijn, wat de reden is dat voor deze organisatievormen gekozen is en vooral wat de
gevolgen daarvan zijn voor de wijze waarop democratisch toezicht op deze uitvoerende macht is
vormgegeven. In veel gevallen loopt dit over de band van ministeriële verantwoordelijkheid, maar we
zullen zien dat deze in veel gevallen praktische en juridische beperkingen kent.
Tot slot zal aandacht worden besteed aan decentralisatie. Meer en meer taken worden door de
nationale overheid overgeheveld naar decentrale overheden (vooral gemeenten). Ook hier kan de
vraag worden gesteld waarom dat gebeurt, hoe dat gebeurt en wat dat betekent voor de democratische
controle op de uitoefening van deze taken.
Literatuur:
- Kortmann, Constitutioneel recht, Deel II: hfdst. 2.1-2.2 (m.u.v. 2.2.3); 2.7; 4.1-4.2 (m.u.v.
4.1.7; 4.2.1-4.2.2.5)
- J.W.C. van Rossem, W. van der Woude, Ministeriële homogeniteit in een kabinet van
staatssecretarissen, NJB 2015/2223 (p. 3083-3089) (Blackboard)
- S.A.J. Munneke, Systeemverantwoordelijkheid, in Gst. 2014/54 ((Blackboard)
- W. van der Woude, Commentaar op artikel 132 van de Grondwet, in: E.M.H. Hirsch Ballin en
G. Leenknegt (red.), Artikelsgewijs commentaar op de Grondwet, webeditie 2017
(www.Nederlandrechtsstaat.nl) ((Blackboard)
- Ministerie van Financiën, Nota deelnemingenbeleid 2013, p. 7 – 23, alsmede par. 6.5- 6.7
(zelf opzoeken)
- Notitie ministeriële verantwoordelijkheid bij zelfstandige bestuursorganen, EK 2013– 2014,
C, Q (zelf opzoeken)
Jurisprudentie:
- ABRvS 14-05-2014, ProRail, ECLI:NL:RVS:2014:1723, JB 2014/138 (raadpleegbaar via
Kluwer Navigator of www.rechtspraak.nl)
Leerdoelen:
Na bestudering van de voorgeschreven literatuur en jurisprudentie en het voorbereid en actief
bijwonen van de onderwijsbijeenkomsten:
1. hebt u overzicht over de reguliere structuur van een ministerie;
2. kunt u de staatsrechtelijke verhouding tussen een minister en diens staatssecretaris duiden;
3. kunt u het de werking van ministeriële verantwoordelijkheid ten aanzien van zelfstandige
bestuursorganen beschrijven en toepassen;
4. kunt u de verhouding tussen de centrale overheid en de decentrale overheden beschrijven en hebt u