ONDERZOEKSOPZET voorbeeld
Samenvatting
In dit document zal meer te lezen zijn over het onderzoek naar de belevingen en ervaringen
van adolescenten met een eetstoornis. Er is een antwoord gezocht op de vraag: ‘Hoe
ervaren jonge adolescenten met een eetstoornis hun plek in de maatschappij en hoe
beïnvloedt dit hun mentale welzijn?’ Om een antwoord op deze vraag te vinden, is er een
kwalitatief onderzoek uitgevoerd. Hierbij zijn er drie respondenten tussen de 18 en 25
geïnterviewd door gebruik te maken van een semigestructureerd interview. Voordat de
interviews van start konden gaan, is er een probleemschets geschreven en zijn er
verschillende theoretische perspectieven uitgewerkt op gebied van schoonheidsideaal,
zelfbeeld, stigmatisering en stereotypering en schaamte. Deze perspectieven zijn ook
meegenomen tijdens de interviews om te zien hoe de respondenten hier tegenaan keken en
wat zij hierin ervaren.
In de resultatensectie is dieper ingegaan op de thema’s: ‘Het ontstaan van de eetstoornis’,
‘De beleving en de ontwikkeling van het zelfbeeld’, ‘De invloed van de eetstoornis op de
omgeving’ en ‘De invloed van de eetstoornis op de studie en het werk’. Uit deze resultaten
kwam naar voren dat twee van de drie respondenten veel last ervaart of heeft ervaren in zijn
of haar plek in de maatschappij door de eetstoornis. Daarnaast is er een grote aantasting
geweest van het zelfbeeld tijdens de ontwikkeling van deze stoornis. Dit is bij alle
respondenten terug te zien. Naast deze aspecten heeft de eetstoornis invloed op de
omgeving. Uit de directe omgeving wordt er veel steun ervaren, maar verder is het
onderwerp vaak onbekend en wordt er weinig over gesproken. Hierdoor kan onbegrip
ontstaan.
Omdat er nog steeds erg weinig bekend is over jongens er transgenders met een
eetstoornis, wordt er aangeraden om dit verder op te pakken in een volgend onderzoek.
Hierbij kan er ook meer gekeken worden naar andere eetstoornissen dan alleen de vorm
anorexia.
2.1 Probleemschets
Vanaf het moment dat je geboren bent kom je direct in aanraking met eten. De eerste
duizend dagen vanaf bevruchting van de eicel tot het 2 levensjaar van het kind zijn cruciaal
e
in de ontwikkeling van het latere eetgedrag. 80% van je eetgedrag wordt bepaald door je
omgeving en de rest door je genetische opbouw (van der Kleij, et al. 2020). Voor het grootste
deel van Nederland resulteert dit in een gezond eetpatroon, toch lijden er in Nederland
jaarlijks 200000 mensen aan een eetstoornis. Een eetstoornis kan zijn dat je, vaak door een
slecht zelfbeeld, zo min mogelijk eten consumeert om zo te voorkomen dat je te dik wordt
zoals bij Anorexia en Boulimia, maar kan ook betekenen dat je veel te veel of schadelijke
dingen eet door een onverzadigbare eetlust zoals bij een Binge Eating Disorder (BED),
Orthorexia of een pica eetstoornis (Parnassia groep z.d.) Het is moeilijk om een exact beeld
te krijgen van hoeveel mensen er lijden aan een eetstoornis omdat mensen vaak
terughoudend zijn in naar de huisarts stappen en liever hun probleem ontkennen. Van alle
mensen die lijden aan een eetstoornis is het grote merendeel vrouwelijk. Eetstoornissen
komen in alle lagen van de bevolking voor, bij vrouwen en mannen, bij jonge mensen en
volwassenen. Ze komen echter het meest voor bij jonge vrouwen. In Nederland kampen
jaarlijks meer dan 100.000 meisjes tussen de 12 en 18 met een eetstoornis. Ruim 370
daarvan aan boulimia nervosa en ongeveer 1700 aan anorexia nervosa.(Hoek &
Vandereycken, 2008) Wat vooral een rol speelt bij de lichaamsbeleving zijn seks specifieke
ervaringen en ideaalbeelden. Voor vrouwen en meisjes draait het hier vaak om de beleving
van vet de beleving van borstontwikkeling en menstruatie, de seksualiteit en dan
voornamelijk negatieve seksuele ervaringen. Bij mannen en jongens spelen ook de beleving
van vet(verdeling) en negatieve seksuele ervaringen een rol maar ook de gespierdheid en
het uiterlijk beeld van mannelijkheid. Voor 20% van deze jongens en mannen speelt ook hun
,seksuele geaardheid een rol. (GGZ-standaarden z.d.) Omdat eetstoornissen vooral bij
vrouwen voorkomen is daar veel meer over bekend dan bij mannen. Echter is het aantal
jongens met een eetstoornis in de laatste decennia wel toegenomen (van den Berg, H.,
et.al., 2008). Er is een onderzoek gedaan naar jongeren met een eetstoornis. Hieruit bleek
dat meiden hoger scoren op verstoord eetgedrag dan jongens. Dit werd onderzocht met een
steekproef waarbij 76,2% van de jongens normaal scoren op verstoord eten, tegenover
45,8% van de meiden. Hierin is dus een verschil te zien van 30,4% (Vanbeisen, B., 2014-
2015). Door onderzoekers zijn er een aantal factoren gevonden die het risico op een
eetstoornis vergroten. Dit zijn onder andere: de druk vanuit de omgeving om slank te zijn,
internalisering van het slankheidsideaal, lichaamsontevredenheid, lijnen, perfectionisme,
impulsiviteit en het hebben van negatieve stemmingen (Goossens, L., et. al., 2014).
2.2 Doel van het onderzoek en onderzoeksvraag
Het doel van dit onderzoek is om meer kennis en inzicht te krijgen over eetstoornissen bij
mannelijke en vrouwelijke adolescenten. Hoe adolescenten deze ziekte beleven op zowel
mentaal vlak als fysiek vlak en hoe zij hun plek in de maatschappij ervaren als gevolg van
hun eetstoornis. Ook wordt er gefocust op het ontstaan van eetstoornissen, de beleving, de
gevoelens en de invloed van omgeving en maatschappij. Om het doel voor het onderzoek te
bereiken, is de de volgende onderzoeksvraag opgesteld: ‘Hoe ervaren jonge adolescenten
met een eetstoornis hun plek in de maatschappij en hoe beïnvloedt dit hun mentale
welzijn?’
2.3 Theoretisch perspectief
2.3.1 Mannelijke schoonheidsideaal beeld
In het verleden heeft het onderzoek naar lichaamsbeeld zich vooral gefocust op het slanke
ideaal bij vrouwen (Calzo et al., 2013). De huidige classificatieboeken voor ED zijn nog altijd
voornamelijk gericht op de vrouwelijke vormen (Laura Roberts, 2013). Dit heeft als gevolg
een gebrek aan de aanpassing aan de zorgen van het mannelijke lichaamsbeeld en
veroorzaakt gewichtscontrole gedrag. (Eik-Nes et al., 2018)
In voorgaande studies is aangetoond geweest dat er een sterke associatie aanwezig is
tussen lichaamsontevredenheid en ongeordend eetgedrag bij mannen, wat in sommige
gevallen ontwikkelt in een klinische eetstoornis. De voornaamste zorgen liggen bij gewicht,
slankheid, gespierdheid, omvang en vorm met een sterke nadruk op magere gespierdheid.
Dezen kunnen leiden tot het ontwikkelen van een eetstoornis (Murray, 2017). Volgens de
studie van Eik-Nes blijkt de drang naar gespierdheid veel voor te komen bij mannen in de
adolescentie en de vroege volwassenheid (Eik-Nes et al., 2018). Deze drang wordt in
verband gebracht met opmerkelijke gevolgen voor de gezondheid zoals eetstoornissen, een
laag niveau van zelfwaardering en depressie. (Eik-Nes et al., 2018)
2.3.1 Vrouwelijke schoonheidsideaal beeld
In eerder onderzoek werd aangetoond dat er een sterk en consistent verband bestaat tussen
vrouwen met lichamelijke zorgen en gematigde niveaus van ontevredenheid over hun
lichaam en een ongeordende eethouding (Wyssen et al., 2016). In ditzelfde onderzoek door
Wyssen werd vastgesteld dat ontevredenheid over het lichaam en het verlangen om het
ideaalbeeld, een dunner lichaamsbeeld, te bereiken universeel blijken te zijn onder jonge
vrouwelijke adolescenten (Wyssen et al., 2016).
Bailey heeft geconcludeerd dat jonge vrouwelijke adolescenten een hoog risico lopen op
ontevredenheid over het lichaam en ongeordende eetgewoonten ter oorzaken van de
ongezonde gewichtstoename die vaak optreedt tijdens deze levensfase (Bailey et al., 2014).
Sociale media speelt en grote rol in het hebben van onzekerheden en eetstoornissen door
de promotie van schoonheidsidealen dat hier plaatsvindt (Wyssen et al., 2016).
, 2.3.2 Zelfbeeld
Het begrip zelfbeeld is te definiëren als ‘het min of meer afgeronde beeld dat een individu van
zichzelf heeft’ (Van der Werff, 1989, p.10). Zelfbeeld of ook wel zelfconcept genoemd verwijst
naar de cognitieve representatie van de eigen persoon. De eigen persoon is voor de meeste
mensen niet neutraal, maar een object met een unieke, affectieve betekenis (Markus & Sentis,
1982).
Vanuit verschillende perspectieven kan er gekeken worden naar de eigen persoon. Het reële
beeld is wanneer men zichzelf kan zien, zoals men denk werkelijk te zijn. Bij een ideale
zelfbeeld ziet men zichzelf als hetgeen wat men eigenlijk zou willen zijn. Dit zijn twee manieren
van hoe je naar jezelf kunt kijken, maar het zelfbeeld kan ook komen vanuit het eigen
perspectief, perspectief van een ander of een groepje anderen. Deze perspectieven zijn in
werkelijkheid niet zo scherp en bewust van elkaar te onderscheiden. Er treedt vaak perspectief
vermenging of perspectief verwarring op (Van der Werff, 1985). In het reële zelfbeeld
bijvoorbeeld kunnen ongewild toch eigen idealen en wensen of opvattingen van anderen
binnensluipen.
Een studie van Ricciardelli en McCabe toont de relatie aan tussen het hebben van een laag
zelfbeeld en lichaamsontevredenheid met verstoring van het eetgedrag bij kinderen tussen 7
en 11 jaar. Cordero onderzocht dezelfde relatie alleen dan bij personen jonger dan 18 jaar,
hieruit bleek dat er meer kans is dat men het slankheidsideaal nastreeft naarmate men over
een lager zelfbeeld beschikt. Het internaliseren van het slankheidsideaal is een sterke
predictor van lichaamsontevredenheid als men het gevoel heeft dat men niet voldoet aan het
ideaalbeeld. Zowel voor het algemene zelfbeeld als op vlak van fysieke verschijning geldt dat
een laag zelfbeeld dus samenhangt met de verschillende vormen van eetpathologie
(Goessaert C., 2011)
2.3.3 Stigmatisering en stereotypering
Een stigma kan letterlijk vertaald worden als ‘een slechte reputatie’. Bij stigmatisering krijgt
een persoon of een groep mensen een negatieve stempel opgedrukt vanwege een bepaald
kenmerk. Stigmatisering bestaat in totaal uit vier kenmerken, namelijk een persoon krijgt van
zichzelf of van anderen een ‘stempel’ of ‘label’ opgelegd, de stempel heeft een negatieve
lading, de stempel maakt de persoon minderwaardig op basis van ongefundeerde oordelen en
de persoon wordt als gevolg van het stigma door anderen afgewezen of genegeerd. Mensen
met een eetstoornis kunnen door stigmatisering een negatieve stempel van de buitenwereld
op zichzelf ervaren. Een eetstoornis wordt vaak gezien als een ‘meisjes’ ziekte. Dit komt omdat
er in verhouding meer vrouwen zijn met een eetstoornis dan mannen, daarom is er ook meer
onderzoek gedaan en weten we nu meer over eetstoornissen bij vrouwen. Dit zorgt ervoor dat
mannen met een eetstoornis vaak over het hoofd worden gezien en dat deze mannen vaak
worden gezien als vrouwelijker (Tobias & Beer, 2011)
Er zijn vijf aspecten of categorieën door van Brakel (2006) benoemt betreffende het stigma:
1. Het ervaren van feitelijke discriminatie en/of vormen van uitsluiting door de betreffende
persoon
2. De houdingen en attitudes jegens de betreffende personen
3. Stigma zoals de betreffende persoon deze ervaart