Journalistiek Cultuur in Nederland
Samenvatting
1. Journalistieke cultuur in Nederland, Jo Bardoel en Huub Wijfjes
Een professie tussen traditie en toekomst
Crisis of modernisering?
o In relatief korte tijd enorme ontwikkeling in het debat rond de journalistieke professie:
o Vraagstukken in 2002:
Concentratiebewegingen in de dagbladwereld
De groeiende betekenis van audiovisuele media
Vragen over de vermenging van amusement en informatie in de politieke journalistiek
o Hedendaagse debat over:
Uitdagingen van de nieuwe media, vooral: sociale media.
Is overigens een uitdaging aan de cultuur in het algemeen.
o ‘De nieuwe journalistiek’: de burger altijd, overal en optimaal van relevante informatie voorzien.
o Opkomst van sociale media + firma’s die zelf ook content leveren > veranderen ook het discours
over de aard en de betekenis van de journalistiek:
Voorheen kon de journalistiek als vak nog redelijk worden afgegrensd, en aangeduid als
een wezenlijke en noodzakelijke schakel in de productie van en toegang tot
maatschappelijk relevante informatie:
Jaren ’70: ‘informatiesamenleving’ > kennis steeds meer centrale plaats in de
moderne maatschappij.
2000: ‘netwerksamenleving’ > ook incorporatie van de toenemende wereldwijde
vervlechting van communicatiekanalen en sociaal verkeer.
Maar nu lijkt journalistiek op te gaan in het totaal van informatie, opinie, vermaak en
sociaal verkeer rondom internet en mobiele communicatie.
Velen spreken van een crisis die het vak fundamenteel aantast/wegvaagt.
Wellicht vormt het algemeen verlies van kwaliteit en professionaliteit de grootste
bedreiging: ‘iedereen kan journalist zijn, maar niemand is het nog’.
o Technologie wordt doorgaans gezien als:
o Een prime mover: een verschijnsel dat zich met een eigen dynamiek van technische vindingen
en economische innovatie voortstuwt, en dat onomkeerbare en disruptieve
gevolgen heeft voor samenleving, politiek en cultuur.
Een deterministisch discours, opgericht door Marshall McLuhan.
Technologie is allesbepalend: de mens heeft weinig andere keuze dan zich hieraan over te
geven.
Het is de vraag of dit zo is: geschiedenis leert dat culturele en sociale patronen
veelal bestendiger zijn dan technische vindingen > maatschappelijke patronen
worden niet eerst of door technologische dynamiek bepaald > bijv. nieuwe media
moeten hun positie bevechten te midden van bestaande media, sociale
gedragingen en culturele opvattingen.
o Sociologen en historici zeggen: het welslagen van nieuwe technologie is
altijd gebaseerd op een samenspel van technologische en
maatschappelijke factoren (het hangt met name af van vaak
onvoorspelbaar sociaal gedrag).
o Het huidige debat over de toekomst van de journalistiek is niet ‘nieuw’ > dergelijke discussies worden al 1,5
eeuw gevoerd:
1
, o De verhouding van de journalistieke professie tot nieuwe technologie heeft bij elke grote innovatie
die eerder heeft plaatsgevonden ter discussie gestaan (telegraaf/industriële drukpersen en
telefoon/fotografie en film/radio/televisie/computer).
Discussies altijd een wisseling tussen de uitersten van:
optimistische omarming > snelheid van het nieuws kan worden opgevoerd in
meer aantrekkelijke en diverse vormen.
sceptische afwijzing > de techniek zou een obstakel kunnen vormen voor het
creatieve journalistieke vak en haar esthetische en ethische normen.
o Er is een nieuwe generatie journalisten opgestaan die de potentie van innovatieve technologie van harte
omarmt vangwege de grotere journalistieke mogelijkheden en meer en betere manieren om het publiek te
bereiken:
o In een combinatie van technologische, maatschappelijke en economische veranderingen zoekt de
huidige journalist naar nieuwe wegen om een relevante factor in de samenleving te blijven.
o Aantal ontwikkelingen hebben de verdienmodellen waarop de journalistiek per traditie was
gebouwd onder druk gezet:
Sterk toegenomen concurrentie in het mediaveld;
Grotere autonomie en atomisering van een geïndividualiseerd en mondig publiek;
Technologische trends richting convergentie en interactie.
o Het is in deze context dat het huidige crisisgevoel moet worden begrepen.
De traditionele kerntaken en –waarden van de journalistiek alleen lijken niet
langer toereikend te zijn om een belangrijke maatschappelijke rol te blijven
spelen.
Daarom steeds meer studies naar nieuwe journalistieke vertelvormen en
herijking van kernwaarden als objectiviteit, onafhankelijkheid,
verantwoordelijkheid en betrouwbaarheid.
o Dus de vraag is: compleet nieuwe journalistiek of slechts een volgende fase in het voortschrijdende
moderniseringsproces sinds 1,5 eeuw?
o De Nederlandse journalistieke cultuur heeft zich in 4 periodes ontwikkeld, met steeds wisselende primaten
voor technologie, politiek, publiek en professie:
o Opbouw van een professionele standaard, 1850-1918
De al langer bestaande pers groeit uit tot massamedium dankzij de technologie van de
industriële revolutie.
De journalistiek groeit uit tot afzonderlijk beroep.
Journalistiek werd een belangrijke rol toegekend in de voortgang van politiek en
samenleving.
o Uiteenlopende interpretaties botsten wel.
Liberale vooruitgangsideeën leken te domineren: journalistiek
als een soort vierde stand, met een eigen taak om de politiek in
de actualiteit te volgen > op een onbevangen en onpartijdige
manier zodat een actief burgerschap van lezeres kon worden
bevorderd.
Veel debat over de wenselijkheid van het streven naar objectiviteit vs. een meer
kleurende journalistiek-narratieve vorm:
o Franse benadering: journalist als een quasi-literaire en sterk
gepolitiseerde vorm van burgerschap > grote politieke pluriformiteit en
verschillende narratieve stijlen.
o Angelsaksische benadering: de kritische benadering van de politiek stond
weliswaar ook centraal, maar daarbij waren de opvattingen en smaak
van het publiek in hoge mate richtinggevend voor de manier waarop
media inhoud en vorm kregen.
De journalistiek zelf was in beide opvattingen het meest gebaat bij:
o Een beroepsmatig handelen vanuit transparante routines en conventies
bij het garen, selecteren, presenteren en duiden van nieuws.
o Het streven naar het achterhalen van de waarheid in dienst van het
publieke belang. Realisatie op verschillende manieren:
Praktijken van hoor- en wederhoor.
2
, Het checken van feiten.
Het scheiden van nieuws en commentaar.
Het bewaren van afstand tot bronnen.
Het schrijven in gestandaardiseerde narratieve vormen:
Nieuwsbericht in omgekeerde piramidevorm.
Reportage, analyse en column: meer persoonlijke stijl.
o Deze routines en conventies behoorden in vrijwel elk genre tot de
journalistieke kernwaarden. Dagelijkse, praktische invulling verschilde
wel sterk bij verschillende media.
o Politiek-maatschappelijke sturing, 1918-1960
Een sterk maatschappelijke oriëntatie en afhankelijkheid > journalist vooral spreekbuis
van politiek-maatschappelijke emancipatiebewegingen gekoppeld aan de verzuiling.
Wilden de toenemende mediamacht instrumenteel inzetten voor eigen
doeleinden.
Journalistieke producten die gebonden waren aan politieke, maatschappelijke en
religieuze belangen en identiteiten waren dominant.
o ‘externe sturing van media door zuilen’.
Maar de Angelsaksische manier van journalistiek bleef wel
voorbestaan, vooral middels De Telegraaf > vanwege de hoge
oplage behield deze benadering invloed op wat wel de publieke
opinie werd genoemd.
o Verzuiling het meest tot uiting in opkomst radio-omroep (na 1920).
Verdeelsleutel zendtijd gebaseerd op politiek-maatschappelijke
groepen > kernwaarden zoals onafhankelijkheid en
betrouwbaarheid konden hierin niet tot ontwikkeling komen.
Een sterke sociale verantwoordelijke houding.
Vanaf WOII werd journalistiek opvatting sterker dan ooit expliciet gedefinieerd in
termen van ‘sociale verantwoordelijkheid’. Door de periode van zware
mediamanipulatie + een commercieel gedreven journalistiek veld dat ook niet als
ideaal werd gezien > beschouwers pleitten voor een vierde model: media moest
in hun journalistieke werkwijze ‘sociale verantwoordelijkheid’ tonen.
o Uitgangspunt: wat media rapporteerden, moest de samenleving ten
goede komen.
Onder acceptatie van de grote pluriformiteit (die nou een keer
bestond), was het leidende principe dat kritiek opbouwend
moest zijn en dat er respect moest bestaan voor ‘andere’
maatschappelijke groepen > verantwoordelijkheidsbesef.
Hierin mocht journalistiek niet te sterk gericht zijn op
de smaken van de massa (populistische opvattingen).
Binding van inhoud aan commercie werd ook
afgekeurd.
o Dus: journalistiek een eigen en autonome taak, die best mocht leiden
tot een vrijwillige binding aan politiek of religie, maar in de uitoefening
van het vak ook moest letten op geschiktheid voor het publiek.
Er ontstond dus een ethisch besef dat een morele rem zette op
al te grote nieuwsgerichtheid en sensationele verslaggeving.
o Kritische autonomie, 1960-1989
Collectieve emancipatiebewegingen maken plaats voor individuele ontplooiing
(ontzuiling).
Door de opkomst van een sterk groeiende mediamarkt + de televisie als krachtig
nieuw medium > verdere schaalvergroting en professionalisering van de
journalistiek.
o Bedrijfseconomische efficiëntie werd het richtsnoer > mediabedrijven
op zoek naar grotere en meer vlottende doelgroepen.
Leidde tot het fenomeen van persconcentratie > een
herwaardering van massamedia + een periode van grote bloei.
3