H6.1: (Eigenlijke) vertegenwoordiging
Vertegenwoordiging is het namens een ander verrichten van een rechtshandeling, waarbij de
rechtsgevolgen voor die ander gelden. Het kan ontstaan door een wettelijke bepaling of door het
verlenen van een volmacht. Vertegenwoordiging heeft verschillende toepassingen, zoals
ouders/voogden die namens handelingsonbekwame personen optreden, curatoren bij faillissement,
bewindvoerders, zaakwaarnemers, bestuurders van rechtspersonen en vennoten van
vennootschappen. Een volmacht kan uitdrukkelijk of stilzwijgend zijn en kan algemeen of specifiek
van aard zijn. De wet behandelt de volmacht, maar niet de algemene gevolgen van
vertegenwoordiging. Verschillende aspecten van vertegenwoordiging worden besproken, zoals de
bevoegdheid van de gevolmachtigde, handelingsonbekwame gevolmachtigden, de gevolgen voor
eigendomsverkrijging en betaling, en de concepten van "meester" en "Selbsteintritt".
H6.1.1: Vertegenwoordiging krachtens volmacht
Volmacht is de bevoegdheid die door middel van een rechtshandeling wordt verleend om namens
een ander rechtshandelingen te verrichten. De gevolmachtigde handelt namens de volmachtgever en
de rechtsgevolgen van de verrichte rechtshandelingen komen toe aan de volmachtgever. Volmacht
kan zowel uitdrukkelijk als stilzwijgend worden verleend. Het kan worden gekoppeld aan een
specifieke overeenkomst, zoals lastgeving, of voortvloeien uit een andere overeenkomst, zoals een
arbeidsovereenkomst.
Een gevolmachtigde treedt op als tussenpersoon en brengt de volmachtgever en de wederpartij
juridisch tot elkaar. Hoewel de gevolmachtigde namens de volmachtgever handelt, wordt de
gevolmachtigde zelf geen partij bij de gesloten overeenkomst. Het is belangrijk dat de wederpartij op
de hoogte is van de vertegenwoordigingsbevoegdheid van de gevolmachtigde. Dit kan expliciet
worden vermeld door de gevolmachtigde of kan voortvloeien uit de omstandigheden. Het
vertrouwensbeginsel speelt hierbij een rol, waarbij redelijkerwijs mag worden verwacht dat de
persoon met wie de wederpartij te maken heeft, bevoegd is om namens de volmachtgever op te
treden.
Als er twijfel bestaat over de bevoegdheid of de omvang van de bevoegdheid van de gevolmachtigde,
kan de wederpartij altijd om bewijs van de volmacht vragen. De gevolmachtigde is verantwoordelijk
voor het feit dat hij een geldige volmacht heeft en voor de inhoud en omvang ervan. Als de
gevolmachtigde niet direct kan aantonen dat hij een volmacht met de juiste bevoegdheid heeft, kan
de wederpartij de verklaringen van de gevolmachtigde als ongeldig beschouwen.
, H6.1.2: Onbevoegde vertegenwoordiging
In het geval van volmacht is de volmachtgever/vertegenwoordigde alleen gebonden aan de
rechtshandelingen die de gevolmachtigde (vertegenwoordiger) binnen de grenzen van zijn
bevoegdheid heeft verricht. Als de gevolmachtigde buiten zijn bevoegdheid handelt of er geen sprake
is van een volmacht, is er sprake van onbevoegde vertegenwoordiging.
Er zijn twee manieren waarop onbevoegde vertegenwoordiging kan plaatsvinden. Ten eerste kan
iemand optreden als vertegenwoordiger/gevolmachtigde zonder een volmacht te hebben. In dat
geval is de vertegenwoordigde in principe niet gebonden aan de rechtshandelingen die namens hem
zijn verricht. Ten tweede kan een gevolmachtigde weliswaar bevoegd zijn om op te treden, maar
handelt hij buiten de grenzen van zijn volmacht. Ook in dat geval is er sprake van onbevoegde
vertegenwoordiging en is de vertegenwoordigde niet gebonden.
Er zijn echter twee uitzonderingen op deze hoofdregel. Ten eerste kan de volmachtgever toch
gebonden zijn als hij zelf de schijn heeft gewekt dat de (pseudo)gevolmachtigde bevoegd was om
namens hem rechtshandelingen te verrichten. Dit wordt het opgewekte schijn genoemd. Ten tweede
kan de volmachtgever de onbevoegd verrichte rechtshandeling bekrachtigen, waardoor hij alsnog
gebonden wordt.
Bij opgewekte schijn moet de persoon in wiens naam gehandeld is, in beginsel zelf de schijn van een
toereikende volmacht hebben gewekt. Het toedoenvereiste, dat ooit vereist was, is inmiddels in de
rechtspraak genuanceerd en verlaten.
Bekrachtiging van een onbevoegd verrichte rechtshandeling heeft terugwerkende kracht tot het
moment waarop de (toen) onbevoegde gevolmachtigde de rechtshandeling tot stand heeft gebracht.
Het is echter belangrijk op te merken dat bekrachtiging niet meer mogelijk is als de wederpartij al
heeft aangegeven dat ze de rechtshandeling als ongeldig beschouwt vanwege het ontbreken van een
volmacht. Bovendien kan de onbevoegd vertegenwoordigde de rechtshandeling niet meer
bekrachtigen als hij op het moment van handelen wist of redelijkerwijs had moeten weten dat er
geen toereikende volmacht was verleend. In sommige gevallen kan een onmiddellijk
belanghebbende de (pseudo)volmachtgever een redelijke termijn stellen voor de bekrachtiging, als
er twijfel bestaat over het moment en de mogelijkheid van bekrachtiging.
Als een onbevoegd vertegenwoordigde schade veroorzaakt, is hij verplicht schadevergoeding aan de
wederpartij te betalen, tenzij de wederpartij wist of had moeten weten dat de gevolmachtigde
onbevoegd was. Hierbij geldt het principe van het positief contractbelang, wat betekent dat de
wederpartij in de financiële situatie moet worden gebracht alsof de rechtshandeling geldig was. Om
aan aansprakelijkheid te ontsnappen, moet de gevolmachtigde de inhoud van zijn volmacht volledig
aan de wederpartij kenbaar maken.
De wederpartij heeft het recht om bij twijfel over de bevoegdheid van de gevolmachtigde meteen
bewijs van de volmacht te eisen. Als de gevolmachtigde niet slaagt in het bewijs van zijn volmacht,
kan de wederpartij zijn verklaringen verwerpen. Het is echter ook de verantwoordelijkheid van de
wederpartij om zelf na te gaan of een gevolmachtigde bevoegd is, bijvoorbeeld door het raadplegen
van het Handelsregister. Als de wederpartij geen gebruikmaakt van deze mogelijkheid, verliest zij het
recht om schadevergoeding van de gevolmachtigde te eisen. Het is ook mogelijk dat de wederpartij
een vordering uit onrechtmatige daad indient (art. 6:162 BW), maar dan moet zij slagen in het bewijs
van de vereisten die daaraan worden gesteld.