Samenvatting Verbintenissenrecht
De Jong hoofdstuk 31
§3.1 Inleiding
Mogelijke gevolgen niet-nakoming: nakoming, schadevergoeding, ontbinding of opschorting.
Verzuim: wettelijk verankerd. Niet-nakoming en tekortkoming niet.
Niet-nakoming: ieder geval, waarin de schuldeiser de hem verschuldigde prestatie niet ontvangt, zowel
toerekenbaar aan schuldenaar of niet.
Tekortkoming: alle gevallen, waarin de prestatie achterblijft bij hetgeen de verbintenis vergt. De
verbintenis is opeisbaar. Kan verder dus ook het achterwege blijven van presteren omvatten en
situaties van overmacht. Bij blijvende onmogelijkheid treedt moment van tekortkoming meteen in. Bij
vertraging zijn twee opvattingen te vinden mbt het tijdstip van tekortkomen, namelijk:
1. pas bij verzuim schuldenaar, moment verzuim + moment tekortkomen vallen samen à enge
leer
2. reeds sprake van tekortkomen zodra duidelijk wordt dat schuldenaar niet aan zijn
verplichtingen zal voldoen. Zonder dat de eis van verzuim dus wordt gesteld à ruime leer
Wetgever + HR kiezen enge leer.
Wanprestatie + overmacht bestrijken het gebied van de tekortkoming. Wanprestatie voor toerekenbare
tekortkoming en overmacht (6:75) voor niet-toerekenbare tekortkoming.
Verzuim: meest beperkt van de drie. Toerekenbare niet tijdige nakoming à vertraging. Niet iedere
vertraging is verzuim, volgens art 6:81 moet voldaan zijn aan:
1. opeisbare vordering
2. schuldenaar presteert niet of ondeugdelijk
3. Prestatie is niet blijvend onmogelijk
4. Toerekenbaar aan schuldenaar
5. Voldoen eisen 82 + 83
§3.3 Onmogelijkheid van de prestatie
Blijvende onmogelijkheid:
absoluut(logisch, volstrekt, theoretisch): wanneer het uitgesloten is dat nog zal kunnen worden
nagekomen, bijv zaak die teniet is gegaan.
Relatief: wanneer de prestatie weliswaar niet in absolute zin onmogelijk is, maar het verrichten ervan
op overwegende bezwaren stuit omdat er sprake is van een praktische(nakoming is zo
onwaarschijnlijk of dusdanig buitenproportionele offers vraagt van de schuldenaar, dat het onredelijk
is nakoming te verlangen), dan wel een morele of juridische/wett(bijv het goed aan een ander dan
schuldeiser overdragen) belemmering. HR Oosterhuis-Unigro: dubbele verhuur supermarkt: criterium
voor onmogelijkheid: het geval waarin de prestatie slechts kan worden verricht door het brengen van
offers door de schuldenaar die, alle omstandigheden in aanmerking genomen, niet van hem kunnen
worden gevergd.
HR Van der Gun-Farmex: in sommige omstandigheden, zoals hier in het arrest in casu het verkeerd
bouwen van een graansilo, hoeft soms niet eerst een ingebrekestelling te worden verstuurd, om schade
vergoed te krijgen. Dit bezien vanuit het praktisch standpunt van de schuldeiser.
Morele onmogelijkheid: specifieke vorm van praktische onmogelijkheid: wanneer zich zodanige
gevaren aan bijv de gezondheid voordoen dat nakoming niet kan worden gevorderd.
Juridische onmogelijkheid: overheidsmaatregel die de prestatie, dus nakoming, verbiedt.
Tijdelijke onmogelijkheid:
Vertraging in nakoming levert het op.
Mogelijkheden bij tijdelijke onmogelijkheid:
1. Vordering tot nakoming 3:296
2. Schadevergoeding 6:74 lid 2. Ingebrekestelling sturen, met het karakter van een
aansprakelijkstelling. Zie ook art 6:82 lid 2
3. Ontbinding 6:265 lid 2
1
G. De Jong, M. Wissink en B. Krans, Verbintenissenrecht algemeen, Kluwer Deventer