Samenvatting The Sociology of Education
Hoofdstuk 1
De sociologie maakt gebruik van theorieën over hoe ze het onderwijs zien. Je kan theorieën
onderscheiden op macro en op micro niveau. Macro niveau heeft betrekking op de educatie
systemen van verschillende landen in de wereld. Micro niveau heeft betrekking op interacties binnen
een school, binnen het klaslokaal zelf. Eerst kijken we naar het macro niveau.
We kunnen twee belangrijke benaderingen onderscheiden: functionalisme en conflictsociologie.
Functionalisme
Het functionalisme ziet educatie als iets noodzakelijk om te overleven. Het wordt vergeleken met het
menselijk lichaam. Ieder orgaan heeft zijn eigen functie en is noodzakelijk voor het lichaam om goed
te kunnen functioneren. Zo ziet het functionalisme het onderwijssysteem ook. Ieder deel van het
sociale systeem (familie, educatie, religie etc.) spelen een rol in de totale maatschappij, allemaal
afhankelijk van elkaar en op zo’n manier dat er consensus wordt bereikt onder de individuen.
Functionalisten zien verandering als iets positiefs: je moet je aanpassen aan nieuwe
omstandigheden.
Durkheim wordt gezien als grondlegger van het functionalisme. Hij zag de maatschappij als een
cohesie van onafhankelijke delen. Onderwijs werd door hem gedefinieerd als de invloed van
volwassen generaties op diegene die nog niet klaar waren voor het sociale leven. Het doel is om
kinderen op te laten groeien en te ontwikkeling in de dingen die de maatschappij van jou vraagt.
Onderwijs is dus een middel om normen en waarden aan kinderen mee te geven. Behalve normen en
waarden worden ook disciplines getraind. Je wordt voorbereid op je toekomst, kwalificaties die je
late nodig hebt in het werkveld.
Een groot probleem in het functionalisme is de verschillende interesses/ideologieën tussen de
groepen. Er wordt nu gekozen voor de interesses van de meest dominante groep, de kleinere
groepen passen zich hier op aan.
Een tweede probleem is dat het geen rekening houdt met de inhoud van educatie. Er wordt alleen
gekeken naar het proces zelf, niet naar wat er nou precies wordt onderwezen.
Een derde probleem is dat verandering wordt gezien als iets heel langzaams en iets wat de balans
niet verstoord. In werkelijkheid is dit echter zelden het geval.
Conflict sociologie
De conflict sociologie ziet de samenleving als een arena waar veel spanning en strijd is. Er is veel
strijd tussen verschillende groepen en individuen. Dit zorgt ervoor dat de structuur en de functie als
gevolg worden bepaald, strijd zorgt voor verandering. Er is continu strijd over wie het zeggenschap
heeft over het onderwijs. Wat moet er worden onderwezen en waarom? onenigheid.
Max Weber is een belangrijke aanhanger van de conflict sociologie. Hij zag verschillende groepen als
de basis structuur van een samenleving. Individuele status zorgt ervoor dat iedereen zijn of haar
positie krijgt binnen de groep. Er is dus telkens strijd om de macht tussen verschillende groepen en
individuen. Als we dit betrekken op de school: binnen de school zijn er insiders, deze hebben macht
op een school en outsiders, deze hebben moeite met succes binnen scholen. Er is een duidelijk
verschil tussen de groepen, de dominante groepen hebben vaak ook meer bezit. Het is dus ook een
soort klassenstrijd. Kinderen uit een rijk gezin worden eerder toegelaten dan armere kinderen.
Marx zag educatie echt als een klassenstrijd. Volgens hem moest deze klassenstrijd minder worden
en moest het verschil tussen hoge en lage sociale klassen, ofwel ongelijkheid, kleiner worden.
,Als tweede kijken we naar theorieën op micro niveau.
Interactie theorie
De interactie theorie kijkt naar wat leraren en studenten precies doen op school. Kinderen uit
hetzelfde milieu, met dezelfde culture interpreteren dingen vaak hetzelfde.
Binnen deze theorie kijken ze naar de interacties tussen leraren en studenten, maar ook tussen
leraren zelf en studenten zelf of directeuren. Ze kijken wat voor invloed de interacties hebben.
Nieuwe theorieën kijken ook naar interacties, om te kijken wat er precies in het curriculum moet
komen. Wat hebben kinderen later nodig in het sociale leven, dat is wat ze nu moeten leren op
school.
Modernisme vs postmodernisme.
Modernisme = individualisme boven autoriteit, technologie en democratie zijn belangrijk in educatie.
Postmodernisme = vooral belangrijk tijdens de industrietijd, veel connectie tussen theorie en
praktijk. Respect en begrip voor verschil tussen mensen is belangrijk. Er moest meer respect komen
voor ongelijkheid.
Feminisme
Het feminisme komt op voor de ongelijkheid tussen vrouwen en mannen. Ze vinden dat vrouwen en
meisjes worden benadeeld of in ieder geval achtergesteld in het onderwijs. Meisjes worden anders
behandeld, waardoor mannen later betere banen krijgen.
Er is een 5 stappen proces om tot de juiste benadering van educatie te komen:
1. Organisatie
2. Omgeving er is interactie met de omgeving, alles wat om de organisatie heen gebeurt en
op bepaalde manier beïnvloedt.
3. Input de organisatie krijgt input van de omgeving, bijvoorbeeld in de vorm van informatie,
studenten, ideeën etc.
4. Output alles wat de organisatie zelf doet/maakt en dus afgeeft aan de omgeving,
producten, personeel, onderzoeksresultaten etc.
5. Feedback de organisatie past zich telkens aan aan veranderingen en vragen vanuit de
omgeving.
Je kunt het onderwijs op verschillende manieren onderzoeken. Een aantal manieren zijn: observeren,
experimenten (je hebt zelf invloed), bestaande data gebruiken (toetsresultaten), situatieschetsen etc.
Hoofdstuk 2
Er is veel discussie over de functie van onderwijs. In de meeste samenlevingen zijn de functies
ongeveer wel hetzelfde, maar niet elke functie is even belangrijk overal. De 5 belangrijkste functies
van onderwijs zijn:
1. Socialisatie = leerlingen vormen tot goede, competente leden van de samenleving, ze leren
de normen en waarden en hoe ze moeten handelen/reageren.
2. Overdracht van cultuur
3. Sociale controle en persoonlijke ontwikkeling = kinderen leren niet alleen vakinhoudelijke
dingen, maar ook verantwoordelijkheid, discipline etc.
4. Selectie, training en je plekje vinden in de samenleving = vaak worden de leerlingen getraind
op niveau van hun sociale klasse, ze leren vaardigheden etc.
5. Verandering en innovatie = nieuwe kennis en technologie leren toepassen
, De structuur van het onderwijs is stabiel. Met de structuur bedoelen we de functie van iedereen:
leraren, studenten, ouders etc. We hebben allemaal onze eigen structuur, onze eigen
persoonlijkheid. We handelen allemaal volgens bepaalde processen, waardoor de structuur blijft
gehandhaafd. We handelen volgens onze eigen persoonlijkheid.
Socialisatie
We moeten alle leden van de samenleving voorbereiden op de samenleving. We moeten ze smeden
tot goede leden en ze bewust maken dat ze productief moeten zijn en bepaalde rollen moeten
vervullen. Het socialisatieproces begint vanaf de geboorte en eindigt pas op de dag dat je sterft. In de
eerste jaren van je leven, leer je het meest en wordt je intelligentie gevormd. Er is veel discussie op
wat voor leeftijd kinderen naar school moeten etc.
Familie is de belangrijkste factor voor socialisatie, dit is waar je vooral in het begin van je leven de
meeste tijd door brengt en dus het meest door beïnvloed wordt. Kinderen uit een hoog sociaal
milieu, hebben een streepje voor en kinderen uit een laag sociaal milieu lopen vanaf het begin
achter. Daarom zijn er een aantal mensen die graag al vroeg onderwijs willen aanbieden, voordat de
kinderen verplicht naar school gaan. Argumenten:
- Geeft een waardevolle leerervaring die ze van thuis uit niet altijd meekrijgen
- Jonge kinderen moeten in aanraking komen met andere kinderen en volwassenen in plaats
van alleen hun ouders
- Ouders en broertjes en zusjes zijn niet altijd meest geschikte opvoeders voor kinderen
- Vaak werken beide ouders tegenwoordig en is opvang dus noodzakelijk
- Kinderopvang is vaak beter dan een kind naar een oppas sturen, vaak is dit namelijk familie
of buren en dan komt het kind dus alsnog met dezelfde mensen in aanraking
Kinderen uit een laag sociaal milieu hebben lagere cognitieve vaardigheden. Door vroeger onderwijs
aan te bieden, kun je deze cognitieve vaardigheden verhogen. Het zorgt voor beter succes op school
voor later. Het is dus voornamelijk handig voor risicovolle kinderen. Voordelen: betere training
cognitieve vaardigheden, levert meer op voor de economie, kinderen worden gezonder, doordat ze
daar beter worden verzorgd en kinderen zijn minder betrokken in gevaarlijke omgevingen, waardoor
ze minder gedragsproblemen vertonen.
Tegenwoordig speelt technologie een steeds grotere rol. De taak aan scholen is om leerlingen te
leren hoe je tot de juiste informatie komt en kijkt of het betrouwbaar is en volledig. Niet alle scholen
staan achter het gebruik van social media in de les.
Ook de TV heeft een steeds grotere invloed op het socialisatie proces. Kinderen kijken steeds meer
TV. Ze ontdekken hierdoor minder, ze ontwikkelen minder vaardigheden, hebben een grotere kans
op overgewicht en krijgen meer stereotype beelden te zien. Er wordt ook beweerd dat kinderen
agressiever worden door de TV.
Er zijn echter ook leerzame programma’s, die wel positief zijn voor de ontwikkeling van de kinderen.
Er is nog niet echt een balans gevonden tussen educatie en technologie, waarbij beide evenveel
voordelen hebben.
Cultuur overdracht
Er is tegenwoordig nog steeds veel ongeletterdheid, of in ieder geval heel laag geletterd. Kinderen
worden te weinig voorbereid voor een hogere niveau van lezen.
Het leerproces wordt niet alleen beïnvloed door de leerkracht, maar ook de technieken, de inrichting
van het klaslokaal, het materiaal, de motivatie, gevoelens, ervaringen etc.
Er zijn verschillende meningen hoe we de cultuur nu het beste kunnen overdragen. De een vindt
bijvoorbeeld dat we het best de basis vaardigheden kunnen aanleren, terwijl de andere juist vind dat
we moeten kijken naar de omgeving en de toekomst, wat is handig om te leren.