SAMENVATTING PRAKTIJK FYSIOTHERAPIE
BLOK 1.3
Het Fysiotherapeutisch proces:
1. Screening
2. Anamnese
3. Inspectie
4. AROM/PROM
5. Specifieke testen
6. Diagnose
7. Behandeling
SCREENING
Rode vlaggen uitvragen:
- Fractuur
Trauma opgelopen?
Functieverlies?
- Ontsteking
Recent koorts gehad?
- Metastasering
Onlangs ongewenst afgevallen?
Algemene malaise? (gevoel van fitheid)
Kanker in de voorgeschiedenis?
- Ernstige neurologische tekenen
Schietende pijn?
Tintelingen?
Functieverlies?
Screeningstool: Ottawa ankle rules
Er is indicatie voor een röntgenfoto als er sprake is van:
Onvermogen de enkel te belasten (geen vier passen lopen zonder steun
Pijn bij palpatie van dorsale of caudale zijnde van de laterale malleolus
Pijn bij palpatie van dorsale of caudale zijde van de mediale malleolus
Pijn bij palpatie van de basis van het os metatarsale
Pijn bij palpatie van het os naviculare
Asdrukpijn in de voorvoet of de hiel
Druk op het verloop van de fibula
1
,Bij het palperen van deze gebieden druk je op de plek waar je de ruptuur verwacht. Dit zijn: basis van
de metatarsale, laterale malleolus, cuneiforme,
Deze testen kun je alleen direct na een acuut letsel doen (binnen 48 uur), hierna is de test niet meer
betrouwbaar.
ANAMNESE
1: Het begin
De patiënt ophalen, jezelf voorstellen etc.
2: De procedure uitleggen
Vertel de patiënt dat er een aantal vragen zullen komen en vertel wat hij verder kan verwachten.
3: De screening
Zie hierboven
4: De klacht
- Waar zit te pijn precies?
- Wat voor soort pijn is het? Schietend, brandend, zeurend?
- Ontstaanswijze van de klacht (tot in detail)
- Hoelang heeft u al last van de klacht?
- VAS (cijfer van 0-10)
- Constante pijn of afwisselend?
- Naast de pijn, heeft u nog andere klachten?
5: Activiteitniveau
- Zijn er bewegingen/handelingen die de pijn verergeren?
- Zijn er bewegingen/handelingen die de pijn verminderen?
- Op welk punt doen deze bewegingen dan het meest pijn?
- ADL - activiteiten? Boodschappen doen, aan/uitkleden
- Wordt u ook wakker van de klacht?
6: Participatieniveau
- Dag uit uw normale leven?
- Thuissituatie: Woont u samen of alleen? Kinderen?
- Werk: Pijn tijdens het werk? Werkt u alleen of met collega’s?
- Hobby’s: lukken
- Bewegen: sport u? Zit u veel overdag?
7: Samenvatting geven (van alles wat ervoor is gezegd)
Klacht van de patiënt, waar de patiënt het meest last van heeft, hoe de handelingen en
bewegingen gaan
8: Persoonlijke factoren
- Wat doet u wanneer de pijn optreedt?
- Hoe gaat u verder met de klacht om? Hoe denkt u erover?
2
, - Wat denkt u zelf dat het kan zijn?
- Attributie: aan wat of wie schrijf de patiënt zijn klacht toe (intern en extern)
- Coping: emotiegericht en gedragsmatig handelen
9: Hulpvraag
- Wat wilt u graag weer kunnen doen/bereiken?
- Wat verwacht u van mij als fysiotherapeut?
INSPECTIE
Leg voordat je de inspectie begint aan de patiënt uit wat je gaat doen, dit maakt de situatie minder
ongemakkelijk voor de patiënt.
1. Totale inspectie
Let op: Stand van het lichaam, houding van de patiënt
2. Lokale inspectie
Let op: zwellingen, roodheid, kleurverschil, warmte etc.
3. Functionele inspectie
Let op: De manier van bewegen van de patiënt, bijvoorbeeld hoe hij zich uitkleedt of hoe hij
op een stoel gaat zitten
AROM/PROM
De AROM/PROM van het heupgewricht:
Beweging Handeling Bewegingsuitslag
Anteflexie Breng de knie in flexie en trek 110 – 120 graden
zo het been omhoog richting je
schouder. Stop op het punt
waar de rug meehelpt (dit kun
je voelen door het Ilium te
palperen)
Extensie Laat de patiënt op zijn buik 10 – 15 graden
liggen. Vraag de patiënt zijn
been op te tillen.
Exorotatie Laat de patiënt op zijn rug 40 – 60 graden
liggen. Breng de knie in 90
graden flexie en beweeg het
onderbeen naar binnen.
Endorotatie Laat de patiënt op zijn rug 30 – 40 graden
liggen. Breng de knie naar 90
3
, graden flexie en beweeg het
onderbeen naar buiten.
Abductie Beweeg het ene been 30 – 50 graden
horizontaal van het andere
been af naar buiten.
Adductie Zet je linkerbeen over je 30 graden
rechterbeen heen. Schuif je
rechter been zo ver mogelijk
naar links. Dit kan ook
andersom.
De AROM/PROM van de knie:
Beweging Handeling Bewegingsuitslag
Flexie (in lig) Laat de patiënt zijn been naar 0 – 135 graden
zijn borst optrekken terwijl hij
op zijn rug ligt. Laat z’n knie
over de bank schuiven
Extensie (in lig) Laat de patiënt zijn knie in de 0 – 15 graden
bank drukken en zijn enkel
omhoog
Endorotatie (in zit) Je kunt: 20 – 30 graden
- De patiënt laten zitten en hem
zijn tenen naar binnen laten
wijzen
- De patiënt laten liggen en zijn
been optillen en tenen naar
binnen laten wijzen.
(enkel altijd in dorsaalfelxie om
deze op slot te zetten)
Exorotatie (in zit) Je kunt: 30 – 40 graden
- De patiënt laten zitten en hem
zijn tenen naar buiten laten
wijzen
- De patiënt laten liggen en zijn
been optillen en tenen naar
buiten laten wijzen
(enkel altijd in dorsaalfelxie om
deze op slot te zetten)
4
,De AROM/PROM van het bovenste spronggewricht:
Beweging Handeling Bewegingsuitslag
Dorsaalflexie Je tenen richting jezelf trekken 20 graden (deze zal actief
verder komen dan passief)
Bij de PROM omvat de
therapeut de hiel en staat de
rest van de voet tegen je
onderarm
Plantairflexie Je tenen naar voren/beneden 50 graden
laten wijzen
Bij de PROM omvat de
therapeut de hiel en staat de
rest van de voet tegen je
onderarm
Inversie In de binnenkant van je voet Deze beweging test je, in de
kijken hoop dat je geen
bewegingsuitslag krijgt
Eversie Naar de buitenkant van je voet Deze beweging test je, in de
kijken hoop dat je geen
bewegingsuitslag krijgt
De AROM/PROM van het onderste spronggewricht:
Beweging Handeling Bewegingsuitslag
Inversie In de binnenkant van je voet 45 – 60 graden
kijken
Eversie Naar de buitenkant van je voet 15 – 30 graden
kijken
De AROM/PROM van de lumbale wervelkolom:
Bij de lumbale wervelkolom doen we de PROM geleid actief.
Beweging Handeling Bewegingsuitslag
Flexie De patiënt onderuitgezakt 40 – 60 graden
laten zitten of in stand naar
voren laten buigen
Je draait je arm via de voorkant
om de patiënt en trekt hem
mee naar voren.
5
,Extensie De patiënt maakt een holle rug 20 – 35 graden
in zit of in stand naar achteren
buigen.
Passief: Je draait je armen om
de patiënt, houdt het sacrum
tegen en neemt de patiënt
mee naar achteren.
Lateroflexie Zijwaartse flexie waarbij je let 15 -20 graden
op de linea alba. Wanneer je bij
deze beweging je onderrug
schuift in plaats van buigt
noemen we dit een shift
Passief: Je laat de patiënt zijn
armen voor zich gebogen
boven elkaar houden.
Vervolgens steek jij je arm hier
doorheen en vlecht de patiënt
zijn armen weer in elkaar
Rotatie Naar links en rechts draaien 3 – 18 graden
Passief: Jij als fysiotherapeut (wordt vooral uit de thoracale
legt je arm over de gekruiste wervelkolom ingezet)
armen van de patiënt en maakt
de draai met de patiënt mee.
6
, SPECIFIEKE TESTEN
HEUP
Specifieke testen voor de heup: Scour test, Ober test, Thomas test, FABER test (4-figure test of
patrick sign), trendleton test
1. Scour test
Laat de patiënt op zijn rug liggen. Breng het been van
de patiënt in heupflexie en omvat het door je ene hand
aan de mediale zijde van je knie te zetten en je andere
hand aan de meidale zijde van het bovenbeen. Geef
druk op de knie, terwijl je met de kop van het gewricht
rondjes draait in de kom. Vervolgens kun je hier
adductie aan toevoegen door in dezelfde positie het
been naar adductie te brengen en hier rondjes te gaan
draaien over de rand van het gewricht. Hierbij kun je
een scherpe pijn voelen door de vorming van osteofyten.
2. Ober test
Je laat de patiënt op zijn zij liggen. Zorg ervoor dat de
knieën van de patiënt tussen de 70 en 90 graden liggen,
zodat de patiënt stabiel ligt. Vervolgens til je het
bovenste been op en breng je deze naar volledige
extensie en laat je hem van de bank afhangen. Je houdt
het bekken recht met je andere hand. De test is positief
als het been niet gaat hangen maar in dezelfde positie
blijft staan, of als de herkenbare pijn wordt gevoeld.
3. Thomas test
Bij de Thomas – test breng je 1 been in flexie en laat je
de andere op de bank liggen. De bedoeling is dat de
knie van het liggende been niet van de bank af komt
wanneer met het andere been een flexie van de heup
wordt gemaakt. Wanneer dit been wel omhoog komt is
er geen volledige extensiemogelijkheid.
De test is positief wanneer de knie van het liggende
been omhoog gaat bij een flexie van de heup van het
andere been.
7