Prenatale periode: De fase van menselijke ontwikkeling die plaatsvindt vanaf
de conceptie tot de geboorte, meestal verdeeld in drie trimesters. Tijdens deze
periode groeien de cellen uit tot een volledig gevormde baby met verschillende
structuren en organen. Het is een kritieke fase waarin genetische factoren en
omgevingsinvloeden, zoals voeding en blootstelling aan schadelijke stoffen, een
grote impact kunnen hebben op de ontwikkeling.
Cognitieve ontwikkeling: De ontwikkeling van mentale processen zoals
denken, leren, geheugen, probleemoplossing en taal. Dit proces begint vanaf de
geboorte en gaat door tot in de volwassenheid. Belangrijke theorieën, zoals die
van Jean Piaget, beschrijven hoe kinderen door verschillende stadia van
cognitieve ontwikkeling gaan, waarbij ze steeds complexere denkpatronen en
vaardigheden ontwikkelen.
Fysieke ontwikkeling: De groei en verandering van het lichaam gedurende het
leven, waaronder de ontwikkeling van motorische vaardigheden, groei van
spieren en botten, en veranderingen tijdens de puberteit. Fysieke ontwikkeling is
nauw verbonden met genetische factoren, voeding en lichamelijke activiteit.
Persoonlijkheidsontwikkeling: Het proces waarin iemands unieke patronen
van gedachten, emoties en gedrag gevormd worden. Dit begint al vroeg in het
leven en wordt beïnvloed door genetische aanleg, opvoeding en ervaringen.
Theoretici zoals Erik Erikson hebben fases beschreven waarin mensen
uitdagingen tegenkomen die hun persoonlijkheid vormgeven.
Sociale ontwikkeling: De manier waarop individuen leren omgaan met
anderen, relaties opbouwen en zich aanpassen aan sociale normen. Dit begint al
bij baby’s die leren vertrouwen op hun verzorgers en gaat verder met het leren
van sociale vaardigheden, zoals delen, samenwerken en het begrijpen van
sociale rollen.
Ontwikkelingspsychologie: De wetenschappelijke studie van hoe mensen
groeien en veranderen tijdens hun leven. Het onderzoekt fysieke, cognitieve,
sociale en emotionele veranderingen vanaf de geboorte tot ouderdom, en hoe
deze veranderingen met elkaar samenhangen. Ontwikkelingspsychologie helpt
ons te begrijpen hoe mensen zich ontwikkelen en welke factoren deze
ontwikkeling beïnvloeden.
Sociaal-cultureel: Een benadering die benadrukt hoe cultuur, sociale interacties
en omgevingsfactoren de ontwikkeling van een individu beïnvloeden. De sociaal-
culturele theorie van Lev Vygotsky, bijvoorbeeld, stelt dat cognitieve ontwikkeling
grotendeels wordt gevormd door sociale interacties en culturele contexten.
, Freud: Sigmund Freud was een pionier in de psychologie en de grondlegger van
de psychoanalyse. Hij stelde dat het menselijk gedrag grotendeels wordt
gestuurd door onbewuste processen en vroegkinderlijke ervaringen. Freud
ontwikkelde theorieën over de structuur van de persoonlijkheid (id, ego en
superego) en ontwikkelingsstadia, zoals de orale, anale en fallische fasen, die
invloed hebben op persoonlijkheidsontwikkeling.
Droomanalyse: Een methode van Freud waarbij dromen worden geanalyseerd
om onbewuste gedachten, verlangens en conflicten te onthullen. Dromen worden
gezien als de ‘koninklijke weg’ naar het onbewuste.
Psychoseksuele ontwikkeling: Een theorie van Freud die stelt dat de
persoonlijkheidsontwikkeling plaatsvindt in verschillende fasen (oraal, anaal,
fallisch, latent en genitaal) waarbij elke fase focust op een ander lichaamsgebied
en een specifieke conflict heeft dat opgelost moet worden.
Verdedigingsmechanisme: Psychologische strategieën die het ego gebruikt om
angst en stress te verminderen door ongewenste gedachten of gevoelens
onbewust te verdringen, zoals ontkenning, projectie en rationalisatie.
Structuur van de geest: Volgens Freud bestaat de geest uit drie delen: het id
(primitieve driften en verlangens), het ego (realiteitsbewustzijn) en het superego
(morele normen en idealen).
Erik Erikson: Een psycholoog die bekend is om zijn theorie van psychosociale
ontwikkeling. Hij breidde Freud’s ideeën uit en legde meer nadruk op sociale
invloeden door het hele leven, van kindertijd tot ouderdom.
Crisis en positieve uitkomsten: Erikson geloofde dat elke fase van
ontwikkeling gepaard gaat met een psychosociale crisis die een individu moet
oplossen om gezond te kunnen ontwikkelen. Positieve uitkomsten leiden tot
kracht en gezonde sociale relaties.
Acht ontwikkelingsfasen: Erikson’s model omvat acht levensfasen, van
vertrouwen versus wantrouwen in de kindertijd tot integriteit versus wanhoop in
de ouderdom, elk met een specifieke uitdaging die het individu moet aangaan.
Interactie tussen individu en omgeving: Erikson benadrukte dat ontwikkeling
het resultaat is van de voortdurende interactie tussen het individu en zijn sociale
omgeving, waarbij deze interacties invloed hebben op iemands persoonlijkheid
en gedrag.