Hoofdstuk 1
Doel turnen: een zo groot mogelijke amplitude tijdens het bewegen mogelijk maken.
DLTC-Model:
Invalshoeken bols:
- Docent = belangrijkste invloed op alles
- Taak = uitdaging + oplossing
- persoon/leerling = uniek cognitief, fysiek, sociaal, emotioneel
- context = uniek,
- ruime bew. Context (macroniveau) = onderwijsfaciliteiten, ouders, schoolcultuur,
sociale leefomgeving, bew. Cultuur, vakwerkplan.
- concrete bew. Situatie (mesoniveau)= materialen, leerlingen, accommodatie, kennis
van docent
- bew. Arrangement (microniveau)= opzettelijk ingerichte bewegingssituatie.
Hoofdstuk 2
Bewegingscultuur
Bewegingsdomeinen: bewegen en muziek, atletiek, zwemmen, turnen, spel, zelfverdediging.
Deelgebieden turnen: zwaaien, springen, draaien, balanceren
Ruime bewegingscontext:
- wedstrijd turnen: verdelen in disciplines, reglement: FIG ( federation internationale
de gymnastique) nl: KNGU ( Koninklijke Nederlandse gymnastiek unie)
acrogym, trampoline, ritmische gymnastiek, aerobics, rhonrad.
- recreatie turnen: geen wedstrijden, max er uit halen, grootste groep
- demonstratie turnen: het demonstreren van turnen bijv. opening van evenement
- turnen op school: mix van alle 3. kennis laten maken met bewegingscultuur.
- prestatie turnen/recreatie: er worden doelen gesteld voor aan het eind van het jaar.
- demonstratie turnen: eerst bewegingen leren daarna laten zien.
concrete bewegingssituatie:
- kennis van de docent: op de hoogte van concrete bew. Situaties: accommodatie,
materiaal, schoolsituatie, leerling, werkplan. En ruime beweginscontext: sportcultuur,
ouders, sociale leefomgeving. Meer kennis over de stof weten dan hij heeft moeten
leren.
- Accommodatie: de grootte, onderdelen, lesroosters hebben invloed.
- leerlingen en de school: leerlingen bepalen wat er gaat gebeuren in de les door hun
beoefende sport.
- Vakwerkplan: keuzes gemaakt van opbouwen/leerlijnen. Methodiek, didactiek en
techniek.
- Turnsport in relatie tot de lichamelijk opvoeding: je kan bijna niks het zelfde doen.
Bewegingsarrangement (microniveau)
- Budget: hiermee kan je de materialen onderhouden en vernieuwen
- verdeling van gelden: turn materiaal is duur dus dit wordt niet snel gekocht
- onderhoud van bestaande turnmaterialen: jaarlijkse controle, leerlingen
voorzichtig er mee om laten gaan.
- keuzes in nieuwe turnmaterialen: vervangen, vernieuwen, welke leverancier?
, Profielelementen/bouwstenen
Alleen de kern wordt behandelt, want je kan niet alles uitvoeren.
Softturnen en spaceturnen
Gebruik maken van hulpmiddelen zodat je zo weinig mogelijk hoeft te doen.
- gevarieerd bewegen, creeren van veel situaties, zelfstandig bewegen, uitdagend
bewegen, systematisch maar toch gevarieerd bewegen, intensief bewegen, succesvol
bewegen.
Plofmatje/matrasje
- beveiligen van bewegingen: maakt de landing veiliger als iemand valt( altijd een
gecontroleerde landing
- aanleren van beweging: je kan bijv. met de handstand plat laten vallen, zo leer je ze de
beweging in stappen.
Magic Block
Afmetingen van 30-60-90cm, voor verhogingen, voor alles bruikbaar
Elastieken
- afzetondersteuning
- landingsondersteuning
luchtgeveerde tumblingbaan
oefeningen beter op te oefenen
brugleggertjes
- veel oefenbeurten
- snel wisselen
- eenvoudig te verplaatsen
- eenvoudig in breedte stellen
- op iedere plek bruikbaar
- veilig, dicht bij de grond
- hulpverlenen makkelijk, je staat op de grond
- steun minder belastend.
Yourchenko matje
1cm matje, kan de afstand aangeven vanaf waar de inzet is.
Voltige emmer
Ontstaan bij gebrek aan geld
Paddenstoel
Leren flanken op een makkelijke manier
Klossen
Zorgen voor meer beurten en minder kracht zo gaan de handen niet kapot.
Remmende factoren
- oppervlakkige successen: leerlingen willen snel resultaat, dit is niet mogelijk, want
de technieken moeten zeker goed gaan om het uit te voeren.
- angst voor ongelukken: vinden het gevaarlijk dus de leukste dingen gebeuren niet,
methodische opbouw en technische kennis zorgen voor beste veiligheid.
- Accommodatieprobleem: als er niet veel materialen zijn moet je improviseren
- visie docent: docent moet veel kennis hebben over het turnen om zo veel mogelijk uit
te voeren.
Regelthema’s
- arrangementen: het inrichten is een docententaak. Leerlingen kunnen: klaarzetten, in
stand houden, zelfstandig inrichten, zelfstandig opruimen.
- Hulpverlenen: ze kunnen helpen, vangen is een docenten taak
- Coachen: aanwijzingen geven op de kern